ECLI:NL:RBNNE:2019:1533

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
18/820058-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met recidive en oplegging ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd in de PI Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van diefstal, waarbij hij op 18 februari 2019 in Groningen twee pakjes shag heeft weggenomen uit een winkel, en op 10 juli 2018 een telefoon (merk Samsung, type S8) uit een andere winkel heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en dat er nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds zijn laatste veroordeling. De officier van justitie heeft de ISD-maatregel gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een andere afdoening. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, omdat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor deze maatregel en er een hoog recidiverisico is vastgesteld. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de oplegging van de ISD-maatregel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820058-19,
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/820281-18,
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/179903-18 en 18/068194-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Leeuwarden, Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Rijser, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/820058-19
hij op of omstreeks 18 februari 2019, te Groningen, in de gemeente Groningen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in of uit of
bij een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam] , (onder meer) twee
pakjes shag (merk Van Nelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf
nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van
verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in
kracht van gewijsde is gegaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 februari 2019, te Groningen, in de gemeente Groningen,
opzettelijk (onder meer) twee pakjes shag (merk Van Nelle), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] (gevestigd
aan of bij de [straatnaam] ), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte
en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had
genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed
te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders
dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren
zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot
gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van
gewijsde is gegaan;
Parketnummer 18/820281-18
hij op of omstreeks 10 juli 2018, te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
winkelpand aan [straatnaam] heeft weggenomen een telefoon, (merk:
Samsung, type S8), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 juli 2018, te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkelpand aan [straatnaam]
weg te nemen een telefoon, merk Samsung, type S8, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, genoemde telefoon uit een schap heeft genomen en/of
(vervolgens) in een door verdachte meegevoerde tas heeft gedaan,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/820058-19 en het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/820281-18 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het onder parketnummer 18/820058-19 primair en het onder parketnummer 18/820281-18 primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummers 18/820058-19 en 18/820821-18 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt inzake parketnummer 18/820058-19 als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 februari 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019042414 d.d. 18 februari 2019, inhoudende als verklaring van [medewerker 1] , namens [benadeelde partij 1] .
Deze opgave luidt inzake parketnummer 18/820821-18 als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2018, op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018176847 d.d. 11 juli 2018, inhoudende als verklaring van [medewerker 2] , namens [benadeelde partij 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/820058-19 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/820281-18 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/820058-19
hij op 18 februari 2019 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel gelegen aan de [straatnaam] , twee pakjes shag (merk Van Nelle), toebehorende aan [benadeelde partij 1] , zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Parketnummer 18/820281-18
hij op 10 juli 2018 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand aan [straatnaam] heeft weggenomen een telefoon, (merk:
Samsung, type S8) toebehorende aan [benadeelde partij 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/820058-19 primair diefstal, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Parketnummer 18/820281-18 primair diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/820058-19 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/820281-18 primair ten laste gelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd gepleit voor een andere afdoening dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bij een bewezenverklaring weliswaar voldoet aan de harde voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, maar niet aan de zachte voorwaarden. Verdachte heeft in het verleden meerdere reclasseringstrajecten opgelegd gekregen, maar deze zijn nooit goed van start gegaan en daarmee zijn nog niet alle wegen in het voorwaardelijke traject bewandeld om verdachte de hulp te bieden die hij nodig heeft. Gelet hierop dient de ISD-maatregel nu nog niet opgelegd te worden. De raadsvrouw heeft betoogd om een straf op te leggen met een voorwaardelijk deel, waar bijzondere voorwaarden aan gekoppeld kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen. Naast dat dit kwalijke feiten zijn, veroorzaken zij ook veel hinder voor de gedupeerden. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie d.d. 13 maart 2019 eerder meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen. Verdachte voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het advies dat op 1 maart 2019 is uitgebracht door reclassering Leger des Heils onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Meerdere trajecten in zowel vrijwillig als justitieel kader hebben bij verdachte niet geleid tot gedragsverandering. Er lijkt sprake te zijn van een procriminele houding, verdachte recidiveert vaak voor een traject gestart kan worden en soms is hij langere tijd onvindbaar voor de hulpverlening en de reclassering. Er is sprake van middelengebruik, een ongemotiveerde houding en een gebrek aan inzet om tot gedragsverandering te komen. Alle mogelijkheden in ambulant kader lijken uitgeput. Over de mogelijkheden tot klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke veroordeling is de reclassering sceptisch. De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De ISD-maatregel lijkt aangewezen om de maatschappij te beschermen tegen de hoeveelheid delicten die verdachte pleegt, nu ambulante reclasseringsinterventies niet toereikend blijken te zijn.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte diverse kansen heeft gehad om zijn leven een positieve wending te geven. Niettemin blijft verdachte vervallen in crimineel gedrag. Gelet op bovenstaande deelt de rechtbank de visie van de officier van justitie en de reclassering dat het niet passend is om aan verdachte een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel niet alleen aangewezen, maar ook passend en geboden. De rechtbank zal de maatregel voor de termijn van twee jaren opleggen.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 18/179903-18
Bij onherroepelijk vonnis van 22 januari 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 februari 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 27 februari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Parketnummer 18/068194-18
Bij onherroepelijk vonnis van 10 augustus 2018 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 augustus 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 27 februari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting van 25 maart 2019 heeft de officier van justitie afwijzing van de vorderingen gevorderd. In het geval dat de rechtbank niet komt tot oplegging van de ISD-maatregel, heeft de officier van justitie tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde straffen.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting van 25 maart 2019 heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering onder parketnummer 18/179903-18 betoogd tot omzetting van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf in een gevangenisstraf. Ten aanzien van de vordering onder parketnummer 18/068194-18 heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen en dat de proeftijd dient te worden verlengd.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat de ISD-maatregel wordt opgelegd, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde straffen niet proportioneel en zinvol. De rechtbank zal daarom de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/820058-19 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/820281-18 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/179903-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 22 januari 2019.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/068194-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 10 augustus 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J.V. Nolta, en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2019.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.