ECLI:NL:RBNNE:2019:1565

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
18/930088-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens ontuchtige handelingen in trein en op perron

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ontuchtige handelingen in de trein en op perrons. De verdachte, geboren in 2000, werd aangeklaagd voor het meermalen aanraken en betasten van verschillende jonge vrouwen en meisjes, vaak in een trein of op een station. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, die allemaal jong en alleen reisden, als consistent en geloofwaardig beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het ongewenst aanraken van slachtoffers, waarbij hij hen vaak onverwachts benaderde en hen in ongemakkelijke situaties bracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waarbij hij gebruik maakte van de kwetsbaarheid van zijn slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht om schadevergoeding te betalen aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de slachtoffers en dat zijn gedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor hun gevoel van veiligheid en welzijn. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak om slachtoffers van dergelijke misdrijven te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930088-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/840058-18
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/930170-18, 18/830244-18, 18/930006-19 en 18/730039-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder
bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te P.I. HvB Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 02 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/930088-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juli 2018 in het arrondissement Noord-Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte - in een nagenoeg lege treincoupé naast die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of - zich (meermalen) aan die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] en hand heeft gegeven en/of - onverwachts een bloot bovenbeen van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of - (daarbij) in zijn eigen kruis heeft gegrepen en/of over zijn penis/kruis heeft gewreven en/of daarin heeft geknepen en/of - toen die [slachtoffer 1] bij verdachte wegliep, onverwachts een bil van die [slachtoffer 1] heeft betast;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2018 te Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande dat verdachte nadat hij die [slachtoffer 2] had aangesproken, die [slachtoffer 2] onverwachts in/bij haar billen heeft
geknepen/gegrepen, althans haar billen heeft betast;
in de zaak met parketnummer 18/930170-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds (stevig) vasthouden/vastpakken van het (boven)lichaam en/of het (dicht) op/tegen het lichaam te staan van [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het meermalen, althans eenmaal, knuffelen/omhelzen van die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, zoenen/kussen op de schouder, althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, hand betasten van en/of wrijven over de billen en/of borsten en/of vagina van die [slachtoffer 3] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het meermalen, althans eenmaal, knuffelen/omhelzen van die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, zoenen/kussen op de schouder, althans het
(boven)lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, hand betasten van en/of wrijven over de billen en/of borsten en/of vagina van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2018 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (achter)volgen en/of voorover buigen en/of onverhoeds (stevig) vastpakken/vasthouden van [slachtoffer 4] bij het (boven)lichaam, die [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het meermalen, althans eenmaal, knuffelen/omhelzen van die [slachtoffer 4] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, zoenen/kussen in de nek, althans op het
(boven)lichaam, en/of op de kleding van die [slachtoffer 4] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 mei 2018 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het meermalen, althans eenmaal, knuffelen/omhelzen van die [slachtoffer 4] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, zoenen/kussen in de nek, althans op het
(boven)lichaam, en/of op de kleding van die [slachtoffer 4] ;
in de zaak met parketnummer 18/830244-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 in de gemeente Groningen, althans in het arrondissement Noord-Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
- in een bijna lege treincoupé/stiltecoupé naast die [slachtoffer 5] is gaan zitten en/of
- ( in het Engels) tegen die [slachtoffer 5] is gaan praten en/of
- aan die [slachtoffer 5] heeft gevraagd of zij zijn (koude) hand(en) wilde vasthouden en/of
- onverwachts een hand op het kruis, althans in de schaamstreek, van die [slachtoffer 5] heeft gelegd en/of
- nadat die [slachtoffer 5] zijn hand had weggeslagen/weggeduwd, onverwachts een van zijn handen naar een bovenbeen van die [slachtoffer 5] heeft bewogen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 in de gemeente Groningen, althans in het
arrondissement Noord-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 5] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen,
- in een bijna lege treincoupé/stiltecoupé naast die [slachtoffer 5] is gaan zitten en/of
- ( in het Engels) tegen die [slachtoffer 5] is gaan praten en/of
- aan die [slachtoffer 5] heeft gevraagd of zij zijn (koude) hand(en) wilde vasthouden en/of
- onverwachts heeft geprobeerd die [slachtoffer 5] in haar kruis/schaamstreek te grijpen, althans haar kruis/schaamstreek te betasten, en/of
- nadat die [slachtoffer 5] zijn hand had weggeslagen/weggeduwd, onverwachts een van zijn handen naar een bovenbeen van die [slachtoffer 5] heeft bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2018 in het arrondissement Noord-Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
- in een bijna lege treincoupé/stiltecoupé naast die [slachtoffer 6] is gaan zitten en/of
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat zij mooi was, dat ze er mooi uitzag, dat ze mooie lippen had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat het in zijn cultuur heel normaal was om elkaar aan te raken, lippen aan te raken en/of
- de door die [slachtoffer 6] gedragen mondbeugel heeft aangeraakt en/of
- meermalen de onderlip van die [slachtoffer 6] heeft aangeraakt en/of
- meermalen de (binnenkant van een) knie van die [slachtoffer 6] heeft aangeraakt en/of
- meermalen de hand van die [slachtoffer 6] heeft geschud
- heeft geprobeerd zijn arm om die [slachtoffer 6] heen te slaan en/of
- die [slachtoffer 6] , die al een vriend had, heeft gevraagd of hij haar vriend mocht zijn;
in de zaak met parketnummer 18/730039-19 dat:
1.
hij op of omstreeks 03 december 2018 te Tilburg en/of Breda, althans in een trein rijdende van Eindhoven naar Breda, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 7] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het betasten van de heup en/of billen van die [slachtoffer 7] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- in de trein naast die [slachtoffer 7] gaan zitten en/of
- onverhoeds strelen van de heup en/of billen van die [slachtoffer 7] en/of
- leggen van zijn hand op de knie van die [slachtoffer 7] en/of knijpen in de knie van die [slachtoffer 7] en/of
- brengen/bewegen van zijn hand en/of vingers naar of in de richting van de vagina van die [slachtoffer 7] ;
2.
hij op of omstreeks 03 december 2018 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 8] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
- zoenen op de wang en/of in de hals/nek en/of
- aanraken en/of betasten van de billen van die [slachtoffer 8] en/of
- ' rijden' met zijn, verdachtes, onderlichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 8] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- aanspreken van die [slachtoffer 8] en/of
- volgen van die [slachtoffer 8] en/of
- meermalen overhoeds omhelzen en/of vastpakken van die [slachtoffer 8] en/of
- ruiken aan het haar van die [slachtoffer 8] en/of
- vragen aan die [slachtoffer 8] of hij, verdachte, met haar mee mocht en/of
- proberen die [slachtoffer 8] op de mond te zoenen;
3.
hij op of omstreeks 03 december 2018 te Breda en/of Rotterdam, althans in de trein rijdende van Tilburg naar Rotterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) meerdere personen, waaronder [slachtoffer 9] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het meermalen
omhelzen en/of vasthouden en/of kussen van de hand en/of voelen aan de billen van die [slachtoffer 9] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- in de trein tegen, althans naast, die [slachtoffer 9] (aan) gaan zitten en/of
- met zijn hand betasten van de billen van die [slachtoffer 9] en/of
- meermalen kussen van de hand van die [slachtoffer 9] en/of
- meermalen aaien en/of strelen van het bovenbeen van die [slachtoffer 9] en/of
- meermalen onverhoeds vastpakken en/of omhelzen van die [slachtoffer 9] en/of (ondanks het feit dat die [slachtoffer 9] verdachte meermalen van zich af heeft
geduwd en/of tegen hem heeft gezegd "niet doen")
- volgen van die [slachtoffer 9] ;
4.
hij op of omstreeks 18 december 2018 en/of [geboortedatum] 2018 te Gouda en/of Rotterdam, althans in een trein rijdende van Utrecht naar Rotterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 10] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het betasten van de/het bovenbe(e)n(en), het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- in de trein naast die [slachtoffer 10] gaan zitten en/of
- met zijn hand betasten van het bovenbeen van die [slachtoffer 10] en/of
- onverhoeds met zijn hand bewegen richting de vagina van die [slachtoffer 10] ;
in de zaak met parketnummer 18/930006-19 dat:
hij op of omstreeks 27 december 2018 in de trein op het traject van Utrecht naar s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door dicht naast [slachtoffer 11] te gaan zitten in een coupe in een trein, terwijl die [slachtoffer 11] tussen verdachte en het raam zat en niet, althans moeilijk weg van/bij hem, verdachte kon komen en/of vervolgens onverhoeds zijn hand op haar, [slachtoffer 11] , been te leggen en/of met zijn vingers over haar been en/of kont te strelen in de richting van haar vagina en/of met zijn hele lichaam
tegen haar aan te leunen en/of zijn hoofd op haar linkerschouder te leggen [slachtoffer 11] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het leggen van zijn, verdachtes hand op haar been en/of het strelen van haar been en/of kont (in de richting van haar vagina) en/of met zijn hele lichaam
tegen haar aan te leunen en/of zijn hoofd op haar linkerschouder te leggen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor al het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/930088-19 onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] en de processen-verbaal van bevindingen over de waarnemingen van de verbalisanten nadat [slachtoffer 2] melding heeft gedaan van het incident. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen enkele reden is om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 2] . Zij verklaart, in tegenstelling tot verdachte, consistent en heeft geen reden om verdachte vals te beschuldigen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op het proces-verbaal over het informatief gesprek met [slachtoffer 10] en het proces-verbaal over de camerabeelden op het Centraal Station Rotterdam. Zij heeft hierbij aangevoerd dat het door [slachtoffer 10] opgegeven signalement overeen komt met verdachte die op de beelden is te zien. Ook de door aangeefster aangegeven handelingen zijn op de camerabeelden te zien.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat verdachte de feiten ontkent en dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is.
Subsidiair heeft de raadsman naar het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ2491) verwezen en daarbij in zijn algemeenheid aangevoerd dat op basis van dat arrest veel van de ten laste gelegde gedragingen niet als ontuchtige handelingen kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 246 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Hij heeft hierbij in het bijzonder de volgende gedragingen genoemd, te weten: het aanraken van de benen, het omhelzen, het kussen van de nek of schouder, het aanraken van de lippen en de beugel, het ruiken van de haren en het leggen van verdachtes hoofd op de schouders van de respectievelijke aangeefsters.
Met betrekking tot het verweten gedrag over het aanraken dan wel betasten van de billen van de vrouwen, heeft de raadsman aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat verdachte de billen van de aangeefster per ongeluk heeft geraakt. Het is mogelijk dat het slachtoffer bij het verlaten van de treincoupé zo dicht bij verdachte is gekomen dat het een en ander per ongeluk is gebeurd.
Daarenboven heeft de raadsman gesteld dat in deze zaak geen sprake is van dwang in de zin van artikel 246 Sr. Allereerst is geen sprake van dwang omdat de verweten gedragingen allemaal plaatsvonden in een openbare ruimte zoals een treincoupé of een stationshal, waarbij de aangeefsters de mogelijkheid hadden om zich aan de situatie te onttrekken door eenvoudigweg op te staan en weg te lopen. Voor dwang moet juist kunnen worden vastgesteld dat het slachtoffer redelijkerwijs niet anders kon doen dan de handelingen te dulden en zij zich niet of alleen heel moeilijk aan de situatie kon onttrekken.
Ten tweede is geen sprake van dwang omdat verdachte de aangeefsters niet opzettelijk heeft gedwongen om de handelingen te ondergaan. Verdachte ging in de trein enkel naast de aangeefsters zitten.
In samenvattende vorm heeft de raadsman per feit het volgende aangevoerd.
In de zaak met parketnummer 18/930170-18
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair:
Het knuffelen en zoenen van de schouder van een persoon zijn geen ontuchtige handelingen. Daarnaast heeft aangeefster aangegeven dat ze niet meer precies weet hoe het is gegaan, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte de billen, borsten en vagina van aangeefster daadwerkelijk heeft geraakt.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair:
De verweten gedragingen zijn niet aan te merken als ontuchtige handelingen.
In de zaak met parketnummer 18/830244-18
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair:
De verweten gedragingen zijn niet aan te merken als ontuchtige handelingen. Bovendien heeft aangeefsters verklaard dat zij de handelingen heeft toegelaten en aan verdachte niet heeft aangegeven dat ze dat niet wilde.
Ten aanzien van feit 2:
De verweten gedragingen zijn niet aan te merken als ontuchtige handelingen. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte het kruis van aangeefster heeft willen aanraken.
In de zaak met parketnummer 18/930088-18
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte is niet degene die de billen van het slachtoffer heeft betast.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster droeg een korte broek waardoor verdachte de blote bovenbeen van aangeefster heeft kunnen raken, maar deze gedraging is niet aan te merken als ontuchtige handeling. Voorts valt niet uit te sluiten dat verdachte per ongeluk de billen van aangeefster heeft geraakt toen zij langs verdachte is gelopen. Ten aanzien van het wrijven van verdachte in zijn eigen kruis, stelt de raadsman dat aangeefster daarbij niet is gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
In de zaak met parketnummer 18/730039-18
Ten aanzien van het feiten 1, 2, 3 en 4:
Gelet op de verklaringen van de aangeefster kunnen de ten laste gelegde gedragingen niet worden vastgesteld en/of zijn deze gedragingen niet aan te merken als ontuchtige handelingen.
In de zaak met parketnummer 18/930006-19
De verweten gedragingen zijn geen ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
In de zaak met parketnummer 18/930088-18, feit 2
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/930088-18 onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Nadat aangeefster [slachtoffer 2] op de Werkmanbrug te Groningen door een man in haar billen is geknepen, is ze doorgelopen. De Werkmanbrug ligt op de route van het hoofdstation naar de binnenstad van Groningen. Tegen een politieambtenaar die aangeefster even later is tegenkomen, heeft zij het signalement opgegeven van de bedoelde man. De aangeefster heeft verklaard dat het onder meer om een donkere man gaat, met een oranje T-shirt met een tekst erop, vest of jasje met lange mouwen en een capuchon en een donkere spijkerbroek.
De politie is hierna naar de Werkmanbrug gegaan, waar ze direct na de brug aan de zijde van het station een groep mensen zag staan. In deze groep bevond zich een man die volgens de verbalisanten aan het signalement van de dader voldeed. Van deze persoon heeft de politieambtenaar een foto gemaakt en verstuurd naar een collega die bij aangeefster was. Door aangeefster werd de man op de foto aangewezen als de bedoelde dader.
Bij de rechtbank bestaat twijfel over de betrouwbaarheid van de herkenning, omdat het uiterlijk van verdachte die op de foto staat niet in overwegende mate overeenkomt met het door aangeefster opgegeven signalement. Zo had verdachte geen tekst op zijn shirt, had zijn jas geen capuchon en droeg hij geen donkere spijkerbroek. Voorts is de herkenning gedaan middels een enkelvoudige fotoconfrontatie, die in het algemeen minder betrouwbaar is dan een meervoudige fotoconfrontatie.
Het dossier biedt voor het overige geen ander concreet aanknopingspunt op grond waarvan overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de bedoelde dader is. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 18/830244-18, feit 1 primair
De rechtbank zal verdachte van het in de zaak met parketnummer 18/830244-18, feit 1 primair vrijspreken, nu niet is gebleken dat sprake is van een voltooid delict.
In de zaak met parketnummer 18/730039-19, feit 4
De rechtbank acht ook het in de zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
Naar aanleiding van het informatieve gesprek dat de politie heeft gehad met mevrouw [slachtoffer 10] over de man die haar in de trein heeft aangerand, zijn de camerabeelden bekeken van het treinstation waar [slachtoffer 10] uiteindelijk uit de trein is gestapt. Op de camerabeelden is de door haar bedoelde dader te zien. Door een politieambtenaar is verdachte herkend als de man op de bedoelde beelden. Het is echter onduidelijk gebleven op welke overeenstemmende kenmerken de herkenning is gebaseerd. De conclusie dat verdachte betreft de persoon op de camerabeelden is daarom onvoldoende onderbouwd. Van de camerabeelden bevinden zich stills in het dossier, maar deze zijn van zodanige slechte kwaliteit dat een vergelijking van de daarop afgebeelde man en verdachte door de rechtbank ook niet mogelijk is.
Daarmee is de betrokkenheid van verdachte bij deze zaak niet vast komen te staan. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 18/930170-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor het in de zaak met parketnummer 18/930170-18 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 02 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Hetgeen ik bij de politie heb verklaard is juist. Ik heb in Echt aan een meisje gevraagd waar het station was.
(Feit 1 primair)
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juni 2018, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Limburg met nummer 2018081265 d.d. 23 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2002:
Nou, ik fietste naar huis en toen zei ie zo van: "hé wacht eens." Ik stopte met
fietsen, en hij vroeg waar het treinstation was. Ik zei: "dat is die kant op."
V: Bij de intake heb je ons verteld dat het was gebeurd op woensdag 30 mei 2018.
Weet je nog hoe laat? A: Iets over zessen (18.00 uur). V: Hoe sprak hij tegen jou?
A: In het Engels
Hij knuffelde mij met zijn armen die rond mijn schouders waren. Ik denk dat zijn
borst mijn bovenkant aanraakte, dat denk ik omdat dat logisch is. Hij heeft mij toen
ook een kus met zijn mond op mijn schouder gegeven. Ik weet niet welke schouder. Mijn
handen/armen waren gewoon bij mij. Hij stond links naast mij, ik denk dat hij met zijn rechterhand mijn rechter bil aanraakte. Hij stond naast mij en zijn arm ging achter mij langs naar mijn rechter bil. De hand is een beetje aan de zijkant van mijn rechter bil, het was over mijn kleding, een rokje. Toen hield hij mij stevig vast zodat ik niet weg kon. Dat deed hij met zijn armen rondom mijn schouders en rug dus toen stond hij heel dicht tegen mij aan. Eén arm was rond de schouders en één arm was rond mijn rug.
Hij raakte mijn borsten en vagina aan. Hij raakte mijn borsten niet heel stevig
aan, want dat lukte niet omdat ik terugdeinsde.
Ik bedenk me nu, dat dat aanraken van de borsten nog was vóórdat hij mij stevig
vastpakte. Daarom kon ik ook terug deinzen. Ik denk dat hij mijn borsten echt vast
wilde pakken, maar omdat ik terug deinsde lukte het niet, hij ging er wel met zijn
hand naar toen maar omdat ik achteruit deinsde raakte hij alleen maar met zijn hand
mijn borst aan. Het lukte hem niet om ze vast te pakken. Hij raakte alleen de buitenkant van mijn linkerborst aan over mijn kleding.
V: Je had het ook over aanraken van de vagina. A: Ja, hij hield me dus stevig vast want ik kon niet weg. En toen begon hij mij daar ook te wrijven. Het wrijven van de vagina was ná het aanraken van mijn borst. Hij hield mij dus vast met zijn linkerarm, denk ik. Want hij ging met zijn rechterhand naar mijn vagina, denk ik. Ik voelde dat zijn hand aan de voorkant van mijn schaamstreek deed. Ik voelde dat hij begon te wrijven over mijn kleding. Ik droeg een rokje tot halverwege mijn bovenbenen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen in beslag name kleding slachtoffer en uitslag NFI d.d. 17 augustus 2018, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 30 mei 2018 werd melding gedaan van aanranding op de Houtstraat in Pey gemeente Echt. Forensisch dan wel tactisch onderzoek wees uit dat verdachte het slachtoffer met zijn blote rechterhand de rechter bil heeft aangeraakt. Het was over de kleding (het rokje) toen de dader de bil van het slachtoffer aanraakte. Zowel de rok als het shirt van het slachtoffer lenen zich voor een DNA-onderzoek.
Op dinsdag 12 juni 2018, heb ik, verbalisant de in beslag genomen kleding in
ontvangst genomen. De sporendragers AAKW5340NL (rok), en het T shirt AAKW5343NL werden voor een DNA-onderzoek op 12 juni 2018 verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag. Van de uitslag van het DNA-onderzoek wordt een apart rapport van opgemaakt. Hieruit blijkt dat het DNA van verdachte op de rok van het slachtoffer is aangetroffen.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.06.26.199, d.d. 15 augustus 2018 waarnaar in het onder 3 vermeld proces-verbaal wordt verwezen. In dit rapport wordt vermeld dat bemonstering AAKW5340NL#05 DNA bevat van vier personen, terwijl
circa 130 miljoen keer waarschijnlijker is dat hypothese 1 – de bemonstering bevat DNA van verdachte, [slachtoffer 3] en twee willekeurige bekende personen- waar is, dan dat hypothese 2 –de bemonstering bevat DNA van [slachtoffer 3] en drie willekeurige andere personen- waar is.
(Feit 2 primair)
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2018, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Gisteren rond 17.55 uur ben ik op de fiets naar de volleybal gegaan. De training begon om 18.30 uur. Nog voordat wij aan de training begonnen, kwam de man, die mij later op straat aanraakte en in mijn nek kuste. De man gaf mij een hand. Hij vroeg hoe ik heette. Hij sprak in het Engels, wel met accent. De man leek niet Engels, hij sprak het wel goed. Ik heb hem gezegd dat ik ' [slachtoffer 4] ' heette. Ik denk dat hij van Nigeriaanse afkomst is. Ik denk dat omdat hij zo’n donkere huidskleur had. Ik denk dat hij ongeveer 20 of 21 jaar was.
Wij hebben getraind tot 20.00 uur. Toen hebben we ons omgekleed. Ik ben alleen op
de fiets naar huis gegaan. Daarna ben ik op de fiets naar de [winkel] gegaan. De winkel van [winkel] ligt aan de [straatnaam] in Echt. Het is ongeveer 3 minuten fietsen vanaf mijn huis. Ik denk dat ik daar omstreeks 20.30 uur was. Ik heb daar een ijsje gekocht. Toen ik bij de kassa stond om het ijsje te betalen, zag ik weer diezelfde man de [winkel] in komen lopen, die kort daarvoor bij de sporthal was geweest.
Ik kreeg een beetje kippenvel, ik wilde snel weg bij de [winkel] . Ik zag nog dat
de man ook naar zijn fiets liep.
Ik had het gevoel dat ik achtervolgd werd. Op het moment dat ik nog op de hoek van
de Houtstraat met de Kerkstraat in Pey was, hoorde ik de man achter me praten. De man
zat op zijn fiets, ongeveer 2 meter achter mij. Ik hoorde hem zeggen: 'stop eens, ik
moet je wat vragen'. Ik ben gestopt, ik was toen op de Kerkstraat voor de kerk. Ik
hoorde dat de man vroeg naar het treinstation. Ik heb hem dat gewezen. Hierna vroeg
hij weer mijn naam. Ik zei ' [slachtoffer 4] '. De man zei: "ik, [verdachte] of [verdachte] '. Daarbij wees hij
met zijn hand naar zijn borst. De man stond toen met zijn fiets, rechts schuin achter
mij. Meteen daarop zag ik dat de man voorover boog. Hij gaf mij een knuffel en ook
kusjes in mijn nek. Hij omarmde mij. Hij deed zijn armen om mijn middel, hij raakte mijn rug en schouders aan. Hij ging met zijn handen over mijn schouders heen. Hij kuste mij op mijn T-shirt en in mijn nek, rechts. Dat deed hij 2, 3 keer. Hij vroeg mij of ik naar huis ging. Ik zei: 'ja'. Hij vroeg of hij mee mocht. Ik zei dat ik niemand binnen mocht laten als ik alleen thuis was. Toen gaf hij mij weer een knuffel en weer wat kusjes in mijn nek en toen duwde ik hem weg.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal camerabeelden [winkel] d.d. 22 juni 2018, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Gezien bij supermarkt [winkel] te Echt beveiligingscamera's aanwezig zijn, werden de camerabeelden over de periode donderdag 31 mei 2018 tussen 20:00 uur en 21:00 uur gevorderd. Op de camerabeelden was te zien dat [slachtoffer 4] bij supermarkt [winkel] omstreeks 20:36 uur de supermarkt binnen loopt en 20.42 weer naar buiten loopt. Op de camerabeelden was te zien dat [verdachte] bij supermarkt [winkel] omstreeks 20:38 uur de supermarkt binnen loopt en dat hij weer naar buiten loopt om 20.40 uur en dat hij vervolgens om 20.46 uur langs de supermarkt fietst richting de parkeerplaats.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 5 juni 2018, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op donderdag 31 mei 2018 om 23:00 uur, werd door mij verbalisant als forensisch
onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Limburg een forensisch onderzoek naar
sporen verricht in verband met een aanranding, gepleegd tussen donderdag 31 mei 2018
te 20:15 uur en donderdag 31 mei 2018 te 20:45 uur. Door de leiding van het onderzoeksteam werd ons verzocht om de hals en nek van het
slachtoffer op epitheel te bemonsteren en het T shirt van het slachtoffer in beslag
te nemen voor een vervolg DNA-onderzoek.
De bemonsteringen AALP2148NL (nek en hals slachtoffer) en het T shirt AALP2185NL werden voor een DNA-onderzoek op 8 juni 2018 verzonden naar het NFI te Den Haag. Van de uitslag van het DNA-onderzoek wordt een apart rapport van opgemaakt.
In dit rapport wordt onder meer het volgende vermeld:
Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat het DNA-mengprofiel AALP2184NL#01 van de nek/halsregio van het slachtoffer afkomstig is van aangeefster en verdachte dan dat het afkomstig is van het slachtoffer en een willekeurige onbekende persoon.
In de zaak met parketnummer 18/930088-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het in de zaak met parketnummer 18/930088-18 onder 1 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. De rechtbank betrekt hierbij ook de bewijsmiddelen opgenomen in de zaken met parketnummers 18/830244-18, 18/730039-19 en 18/930006-19.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 juli 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018173440 van 31 juli 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2000):
Ik zat in een lege coupé. Ik ben in Groningen in de trein gestapt, de trein ging
richting Meppel. Ik ben in de trein van 21.48 uur gestapt. Het was vrijdagavond 6 juli. Ik ging zitten en ongeveer tien minuten nadien, kwam er een man in de coupé. Hij vroeg een aantal keer of hij naast mij mocht zitten. Ik vond dat raar want het was een bijna lege coupe. Hij ging naast mij zitten. Hij kwam aan mijn rechterkant zitten. Toen stelde hij zichzelf voor. Toen vroeg hij eerst naar mijn Facebook en andere dingen die ik niet meer weet, legde hij zijn linkerhand tegen mijn rechterbeen. Hij deed verder niks met die hand. Hij ging vervolgens met zijn rechterhand naar zijn kruis. Dat werd steeds heftiger, hij kneep met zijn hand, over zijn broek op zijn kruis. Bij zijn geslachtsdeel. Hij maakte een wrijvende en knijpende beweging met zijn rechterhand op zijn kruis. Dat deed hij ook terwijl hij mij vragen stelde. Zijn linkerhand lag nog steeds tegen mijn been. Terwijl hij zo bezig was, besloot ik om op te staan. Ik sjouwde een tas en een gitaar met mij mee. Ik moest dus voor hem langs. Terwijl ik dat deed ging hij met zijn linkerhand, over mijn kont. Hij streelde één keer over mijn linkerbil. Al die tijd lag die hand tegen mijn blote bovenbeen. Maar terwijl ik wegliep zat hij met zijn linkerhand aan mijn linkerbil. Hij sprak gebrekkig Engels. Het was niet zijn oorspronkelijke taal, kon ik wel horen.
Ik zag op het station in Meppel dat de man die dit bij mij had gedaan, werd
aangesproken door een conducteur. Ik liep de trein uit, het station Meppel op. De man
kwam achter mij aan, tikte mij op de schouder en zei: " He. " Ik ben toen meteen
weggelopen. Ik keek achterom en zag dat hij achter mij aanliep. Ik heb toen een vrouwelijke conducteur aangesproken dat ik zojuist door een man in de trein was betast. Ik wees de man daarbij aan. Hij ging toen ook gauw weg en verdween eigenlijk. Iets later hebben conducteurs hem aangesproken, ze liepen toen met de man terug naar mij en vroegen aan mij of dit de man was. Ik zei toen: "Ja". Toen vroeg de man aan de conducteurs in het Engels wat hij had gedaan en toen is hij weggerend.
Het was een donkere man, hij had kort kroeshaar, hij had een lange witte
kralenketting om, donkere bovenkleding en een blauwe spijkerbroek, witte schoenen,
sneakers. Hij had een rugzak op, grijs.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuigen van 7 juli 2018, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen in de functie van hoofdconducteur. Op 6 juli 2018 had ik dienst Groningen naar Meppel. Omstreeks 22.33 uur kwamen wij aan op het station Meppel. Mijn collega, [getuige 2] , is uit de trein gestapt en stond op het perron. Daar werd zij aangesproken door een meisje. Na ongeveer 3 à 4 minuten kwam ik bij dit meisje en mijn collega [getuige 2] staan. Ik heb gevraagd wat er aan de hand was.
Ik hoorde [getuige 2] zeggen dat het meisje lastig was gevallen in de trein. Zij vertelde
dat het meisje aangeraakt was door een donkere jongen.
[getuige 2] en ik zijn vervolgens naar de achterzijde van de trein gelopen. Wij zagen daar een donkere jongen in gesprek met een bus begeleider. Ik zag deze begeleider samen met deze jongen om het stationsgebouw heenlopen naar de voorzijde van het station.
[getuige 2] had een goed signalement en wist uit het gesprek met het meisje dat dit de
jongen moest zijn.
Ik heb de jongen meegenomen naar de voorzijde van het station en hem in het Engels
uitgelegd dat er een klacht tegen hem was ingediend. Ik heb vervolgens dat meisje erbij geroepen. Zij stond aan de voorzijde van het station te wachten op ons samen met die man. Ik heb haar gevraagd of dit de desbetreffende jongen was die haar in de trein had
lastig gevallen. Ik hoorde dat zij dit bevestigde. Het meisje stond op 2 meter afstand van de jongen en had dus duidelijk zicht op hem. [getuige 2] was hier steeds bij aanwezig.
Wij zijn eerst naar Groningen gereden en daarna weer richting Meppel. Dit was de stoptrein van 23.53 uur. Ik zag in Beilen 2 politieagenten op het station staan. Wij stopten ook in Beilen. Op dat moment werd ik gebeld door de Veiligheidscentrale dat de jongen er in Beilen uit was gezet. [getuige 2] en ik zijn uit de trein gestapt en zijn naar de politie gelopen. Ik zag dat de agenten met een donkere jongen in gesprek waren.
Ik herkende de jongen als de jongen die ik in Meppel heb gesproken en die het meisje
in de trein had lastig gevallen. Ik hoorde [getuige 2] ook zeggen dat dit die jongen was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2018, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 7 juli 2018 omstreeks 00.10 uur kregen we melding om te gaan naar station Beilen omdat daar een verdachte zou staan die zich schuldig gemaakt zou hebben aan aanranding in de trein. Hierop kwamen wij, verbalisanten, omstreeks 00.20 uur ter plaatse op het station in
Beilen. Wij zagen op het perron drie mannen. Wij zagen dat er een (1) man stond en
twee mannen op een bankje zaten. Wij zagen dat een (1) van deze mannen op het bankje
voldeed aan het eerder genoemde signalement. Wij zagen dat hij ons een
vreemdelingendocument toonde met daarop de volgende gegevens:
Naam: [verdachte]
Nationaliteit: Iritrese
Hierop hebben wij verbalisanten, de verdachte om 00.48 uur aangehouden op verdenking van aanranding.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2018, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 6 juli 2018 tussen 22.00 en 22.34 uur vond er een aanranding plaats in de trein
tussen Groningen en Meppel. Er zijn beelden opgevraagd van de trein en van het station Meppel. Deze beelden zijn binnen en worden in dit proces verbaal beschreven.
Er is gekeken naar personen die voldoen aan de beschrijving gegeven door de
aangeefster en getuigen.
22:11:33. Hierop is camerabeeld te zien van een balkon. vanaf de onderste verdieping
van het treinstel komt een man de trap op lopen vanaf de rechter kant van de camera.
Hij kijkt schuin rechts omhoog naar de bovenverdieping. Hij loopt vervolgens links
uit beeld om 22.11.44.
Om 22.14.02 komt dezelfde persoon van links weer in beeld gelopen om vervolgens
rechts de trap op te lopen naar de bovenverdieping.
De persoon op het camerabeeld voldoet aan de beschrijving van de verdachte.
In de zaak met parketnummer 18/830244-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor het in de zaak met parketnummer 18/830244-18 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. De rechtbank betrekt hierbij ook de bewijsmiddelen opgenomen in de zaken met parketnummers 18/930088-18,
18/730039-19 en 18/930006-19.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 juli 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 201827247 van 15 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum] 1998):
Ik zat dus in de trein van Groningen naar Zwolle. Ik zat in de stilte coupe aan de kant van het raam. Op een gegeven moment kwam die jongen bij Haren ergens of Europapark. Hij kwam naast mij zitten. Hij begon te vragen aan mij, nou ja hij begon me complimenten te geven. Wat ben je mooi, wat zie je er mooi uit, wat heb je mooie lippen. Hij heeft meerdere malen mijn knieën aangeraakt hij probeerde zijn armen om mij heen te slaan. Ik maakte een beetje een verwering, dat deed ik met mijn handen. Ik keek hem ook bozig aan en zei dat het raar was. Hij zei dat het in zijn cultuur heel normaal was om elkaar aan te raken. Lippen aanraken was een heel normaal ding. Daardoor begon ik in de war te raken, ik wilde niet racistisch zijn naar zijn cultuur. Vijf minuten voor Hoogeveen zei ik dat ik eruit moest. Hij zei toen opeens ook, heel toevallig ook dat hij er hier uit moest. Hij moest namelijk terug naar Assen. Hij bleef heel dicht achter mij lopen. Ik hield hem in de gaten in de weerspiegeling van het raam. De jongen liep met mij mee door het poortje. Hij checkte niet uit, hij reed dus zwart die dag.
Het kan kloppen dat dit vrijdag 22 juni was met de trein van 19.53 uur.
Hij zei dat ik mooie lippen had en hij begon over mijn tanden en hij raakte uit
zichzelf mijn beugel aan. Hij heeft 1 keer aan mijn beugel gezeten. Hij heeft echt
wel vaak aan mijn onderlip gezeten met zijn wijsvinger Hij zat een keer of 4 aan de binnenkant van mijn knie. Hierna wilde hij zijn arm om mij heen slaan. Ik zei in het Engels tegen hem dat ik dat niet wilde en dat ik dat niet vond kunnen. Ik vond het raar. Toen haalde hij zijn arm wel weer weg. En daarna herhaalden alle handelingen van daarvoor zich weer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2018, opgenomen op pagina 77 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 20 juli 2018, hebben wij verbalisanten de door de LTR.NS aan ons overgedragen beeldmateriaal van het station Hoogeveen bekeken. Dit betrof beeldmateriaal van de dag datum en tijdstip die door aangeefster [slachtoffer 6] tijdens de aangifte was aangegeven. Wij zagen het volgende op het beeld zichtbaar.
Twee toegangspoortjes op het perron en de ingang van de trap naar beneden/boven die
onder het perron door loopt was zichtbaar. Wij zagen dat aangeefster [slachtoffer 6] vanaf de trap omhoog het perron op liep. Wij zagen dat zij door het toegangspoortje liep die het meest links lag. Wij zagen dat er dicht op aangeefster [slachtoffer 6] een manspersoon liep die gelijktijdig met aangeefster door het toegangspoortje liep. Wij verbalisanten zagen dat de manspersoon geen gebruik maakte van de OV-kaart om door het toegangspoortje te kunnen gaan. Wij verbalisanten hadden als verdachte in een zedenzaak gehoord :
[verdachte] . Wij verbalisanten herkenden de manspersoon op het beeld die vlak achter aangeefsters [slachtoffer 6] als zijnde [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 juli 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring die [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft afgelegd op 18 oktober 2018:
Het was vanochtend. Ik heb de trein genomen van 08.48 uur. Het gebeurde al
daarvoor. Ik zat al om 08.30 in de trein. Het was de trein van Groningen naar Den Haag. Ik zat met mijn rug naar de rijrichting. Er kwam een jongeman binnen en die ging naast me zitten. Ik vond dat gek. Er was plaats genoeg. Hij begon tegen mij te praten. Hij praatte Engels. Hij vroeg waar we naar toe gingen in het Engels. Ik zei naar Den Haag, deze trein. Daarna vroeg hij of ik zijn hand wilde vast houden, want hij had koude handen. Ik weet niet meer precies wat ik toen gezegd heb, maar het kwam er op neer van: Nee. Toen deed hij zijn hand tegen mijn hand, zo van mij te laten voelen dat hij een koude hand had. Ik zal even uitleggen hoe ik zat. Bij deze trein heb je een soort verhoging in het midden. Ik zat met een been omhoog, daar zit de leiding of zo. Ik zat dus bij het raam en mijn linkerbeen stond op die verhoging. Toen deed hij zijn hand.
Ik meen dat het zijn linkerhand was, dat zou ook logisch zijn, in een beetje een
wijzende houding. Die legde hij zo op mijn kruis. Ik weet niet meer precies of hij me daar ook aanraakte. Het was in ieder geval zo dichtbij dat hij me daar aan kon raken. Ik heb toen die hand met mijn beide handen weg geduwd. Toen deed hij zijn linkerhand heel subtiel opzij in de richting van mijn linkerbeen. Het leek erop alsof hij me weer wilde aanraken. Ik denk met de rug van zijn hand. Ik zei toen tegen hem heel duidelijk: ‘I would rather have you not touch me!’ Toen hoopte ik dat hij weg zou gaan. Dat deed hij ook.
Ik ben toen in Assen de trein uitgestapt. Ik dacht daar staan conducteurs altijd te
praten, dat was ook zo. Ik heb toen de conducteurs aangesproken. Ik was nog in tranen en ik heb gezegd dat er een man was die probeerde aan me te zitten. Ik moest toen vertellen hoe hij eruitzag. Toen zei de conducteur dat hij die man had gezien en dat hij uitstapte in Groningen. Toen gingen ze meteen bellen met het signalement van die man.
Hij had een heel erg donkere huidskleur. Ik denk een Somalische. Hij had heel kort haar, kroes haar. Hij had een sportbroek aan, die aan de onderkant nauwer is. Het was een blauwe broek. Hij had een rugzak bij zich. Ik meen dat hij een lichte jas aan had. Een licht grijze, korte jas tot op de heup. Ik heb de jas niet goed kunnen bekijken. Hij had geen baard. Hij zag er vrij jong uit, nog geen 30 jaar. Ik denk begin 20.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2018, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 18 oktober 2018 vond er een aanranding plaats in de trein Groningen- Zwolle.
De door de Centrale Regie Ruimte van Prorail veiliggestelde beelden van 18 oktober
2018 tussen 08.35 en 08. 50 uur bekeken.
De beelden laten een op een perron stilstaande trein zien waarvan de deuren geopend zijn. Deze trein betreft volgens de landelijke verkeersregeling van Prorail Intercity rit 730.
Om 08.38.10 uur loopt een man die voldoet aan het opgegeven signalement in de richting van de trein. Door mij verbalisant [verbalisant 1] kan worden bevestigd dat dit de verdachte [verdachte] betreft.
Om 08.44.28 uur zie ik dat bedoel de man de trein uitstapt en naar een bankje loopt waar
hij zijn tas die hij nu in hand heeft op zet. Om 08.47.30 pakt de man zijn tas en
loopt met de tas weer op zijn rug naar het midden van het perron en loopt vervolgens
langs de trein het beeld weer uit.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2018, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 22 oktober 2018 belde ik, verbalisant, met [verbalisant 2] .
[verbalisant 2] is werkzaam als medewerker Veiligheid en Service te Groningen.
[verbalisant 2] was aan het werkt ten tijde van een aanranding in de trein op 18 oktober
2018. [verbalisant 2] verklaarde dat hij met een collega op het perron te Groningen liep.
[verbalisant 2] hoorde via de Veiligheidscentrale dat er in trein 730, de trein die van Groningen naar Zwolle zou afreizen, een jongedame onzedelijk was betast door een jongeman. Deze jongeman zou, voordat de trein vertrok richting Zwolle, zijn uitgestapt op spoor 4B en richting de kluisjes lopen bij spoor 4B.
Naar aanleiding van de informatie die [verbalisant 2] kreeg, is hij samen met zijn
collega uit gaan kijken naar de jongeman met het genoemde signalement. Ter hoogte van
de AH to go zag [verbalisant 2] de jongeman met het opgegeven signalement lopen. [verbalisant 2] hoorde zijn collega zeggen dat hij deze jongeman kende en dat het
een jongeman was die in Meppel ook een zedenfeit had gepleegd. [verbalisant 2] verklaarde dat hij de jongeman staande hield.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 18 oktober 2018, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 18 oktober 2018 omstreeks 10.10 uur werden wij, verbalisanten door de Meldkamer Noord- Nederland gestuurd naar Stationsplein 4 te Groningen. Daar zou een man zijn staande gehouden die een meisje zou hebben aangerand in de trein. Het signalement dat het meisje doorgegeven had kwam overeen met de man die zij staande gehouden hadden. Ik kreeg een pasje aangereikt en daarop stond dat we te maken hadden met [verdachte] geboren op [geboortedatum] 2000. De Eritrese man sprak goed Engels en we hebben in de Engelse taal duidelijk gemaakt dat hij door ons was aangehouden.
Wij verbalisanten hebben een tweetal foto' s gemaakt van de verdachte en deze bij de
aangifte gevoegd.
In de zaak met parketnummer 18/730039-19
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor het in de zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. De rechtbank betrekt hierbij ook de bewijsmiddelen opgenomen in de zaken met parketnummers 18/930088-18, 18/830244-18 en 18/930006-19.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 december 2018, opgenomen in het dossier van Rotterdam met nummer 2018361278 (documentcode 1812041417.A) van 17 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik ben gisteren 3 december 2018 op de trein gestapt richting school. Tussen Tilburg en Breda kwam er een man naast mij zitten. Ik voelde streelbewegingen over mijn heup en kont. Ik voelde deze constant. Hij bleef mijn gezicht in het raam in de gaten houden. Hij zat toen voorovergebogen. Ik keek hem boos aan in de ruit. Hij vroeg aan mij of dit de trein naar Rotterdam was. Hij legde zijn hand op mijn knie en kneep hier zachtjes in. Ik verstond "Rotterdam". Ik draaide door zijn vraag aan mij mijn hoofd richting hem. Ik zei "Yes Rotterdam" en keek boos met een uitdrukking van "Laat me met rust". Ik bleef tot Breda de streelbewegingen voelen. Ik durfde ook niet tegen hem te zeggen dat hij moest stoppen. Opeens voelde ik zijn vingers richting mijn vagina gaan. Hier is hij uiteindelijk niet gekomen, toen hij naar mijn vagina wilde gaan deed hij dit onder mijn been en
billen door. En toen ik dat voelde draaide ik me direct om. Ik vroeg hem waar hij mee bezig was. Hij keek vragend. Ik kon niet verstaan of hij wat vroeg. Ik was heel bang en zei "You are constantly touching me, stop that!"
Toen wij aankwamen op het station in Breda ben ik uitgestapt. Ik was in paniek. Ik liep dus naar die balie en maakte melding van de man die in trein zat naar Den Haag. Ik vertelde dat die man aan mij had gezeten in de trein. Ik gaf ook het signalement.
Het was een zwarte man, niet getint maar echt heel donker van huidskleur. Ongeveer 1,70 groot. Hij droeg donkere kleding en had een grijze rugzak bij zich. Ik weet niet precies meer wat hij aan had. Hij had zwart kroeshaar, kort model. Ik denk dat de
man eind 20 begin 30 jaar oud was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2019, opgenomen in voornoemd dossier (documentcode 1901021624.AMB), inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Ik vorderde van Prorail de beelden van station Eindhoven tussen 06:35 en 06:55 uur en de beelden van station Tilburg tussen 07:00 en 07:20 uur. Deze beelden werden op vrijdag 21 december 2018 ontvangen. Op de beelden van het station Eindhoven, werd door mij het volgende waargenomen: Om 06:35:12 uur, zie ik een man op het perron bij spoor 5 lopen. Volgens de reisplanner van de NS, vertrekt de trein van Eindhoven naar Den Haag vanaf dit spoor. Ik zie dat de man voldoet aan het signalement zoals dit werd opgegeven door [slachtoffer 7] . Voorts herken ik deze man aan diens uiterlijk, kleding, rugzak en plastic tas als de verdachte [verdachte]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier (documentcode 1812050908.A), inhoudend als verklaring van [slachtoffer 9] :
Op 3 december 2018 om 07:09 uur ben ik op Tilburg in de trein gestapt naar
Rotterdam Centraal. Dit was de trein van Eindhoven naar Den Haag Centraal. Toen de trein ongeveer tien minuten later omstreeks 07:19 uur op Breda stopte, zag ik de verdachte even later. Hij maakte duidelijk dat hij naast mij wilde zitten. Toen de verdachte naast mij ging zitten, kwam hij tegen mij aan zitten. Ik voelde ook dat hij zijn linkerhand tussen de rugleuning en mijn billen legde. Die hand is daar de rest van de reis blijven liggen. Ik voelde dat de verdachte mij aantikte. Ik haalde mijn oortjes uit en ik hoorde dat de verdachte mij in gebrekkig Engels vroeg of dit de trein naar Roosendaal was. Ik vond het heel vervelend dat de verdachte dicht op mij zat en zijn hand bij mijn billen had. Ik dacht dat het een foutje van hem was. De verdachte zei vervolgens dat hij koude handen had omdat hij drie dagen buiten sliep. Ik zag en voelde dat de verdachte met de vingertoppen van zijn rechterhand over mijn rechterbovenbeen wreef/aaide. Dat heeft de verdachte eigenlijk wel heel de rit naar Rotterdam gedaan ondanks dat ik tegen hem zei dat hij dat niet moest doen. Ik zag dat de verdachte over mij heen boog en met zijn rechterhand naar mijn linkerschouder bewoog alsof hij mij een knuffel wilde geven. Ik wilde dat niet en duwde de verdachte van mij af. Hiervoor pakte de verdachte mijn rechterhand vast met zijn rechterhand. Ik zag en voelde dat de verdachte met zijn lippen meerdere kussen op mijn rechterhand gaf. Ik deed niks. Ik was verstijfd van schrik. De verdachte stopte uit zichzelf met het kussen en liet mijn hand los.
Ik hoorde de verdachte iets zeggen als "One day, one day". Ik dacht dat hij hiermee
bedoelde dat hij mij kinderen wilde geven in plaats van mijn vriend. Ook zei hij "I'm
unhappy i can't have you." Ik heb toen niet echt iets gezegd.
Ik voelde dat de verdachte zijn linkerhand nog steeds bij mijn billen hield en ik voelde dat hij daar met zijn vingers wiebelde tegen mijn billen. Ook zag en voelde ik dat de verdachte mijn rechterbovenbeen weer streelde / aaide met de vingers van zijn rechterhand.
De trein stopte op Centraal station in Rotterdam. Het was toen ongeveer 07:47 uur. Ik stond op en zei dat ik er uit moest en de verdachte zei dat hij met mij mee zou lopen. Ik vond dat niet leuk want ik was bang dat hij mij zou volgen. Ik heb mijn rugzak in de trein op mijn rug gedaan en verliet de trein. De verdachte liep eerst achter mij en kwam
vervolgens naast mij lopen. Ik zag dat de verdachte mij weer een knuffel wilde geven.
Ik wilde dat niet en duwde hem van mij af.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 18 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier (documentcode 1812151617.AMB), inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Naar aanleiding van de aangifte heb ik camerabeelden van Rotterdam Centraal station bij Prorail gevorderd. Op zaterdag 15 december 2018 keek ik deze beelden uit. Hieronder zijn deze beelden omschreven:
Op foto 1 is de aangeefster samen met een man te zien. Ik herken de aangeefster aan haar gezicht, haardracht en kleding. De man voldoet aan het door de aangeefster opgegeven signalement. Ik herken deze man aan diens uiterlijk, houding, zijn rugtas en de plastic tas die hij bij zich heeft als de verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2000. Dit aangezien zijn uiterlijk overeenkomt met het signalement van de verdachte op de afbeeldingen gevoegd bij het proces-verbaal onder documentnummer 1812041408.AMB (rechtbank: zie bewijsmiddel onder 4).
Op foto 3 is te zien dat de aangeefster en de verdachte om 07:49:25 uur, door de stationshal lopen, komende vanuit de richting van de trappen vanaf spoor 8-9a en gaande in de richting van de ingang van het centraal station aan het Stationsplein te Rotterdam. De verdachte reikt zijn rechterhand naar de aangeefster. Aangeefster reageert hier niet op. Duidelijk is te zien dat de verdachte zwartkleurige handschoenen zonder vingers draagt.
Op foto 5 is te zien dat de verdachte om 07:50:13 uur een vrouw aanspreekt. Deze vrouw wordt door mij herkend als aangeefster [slachtoffer 9] , geboren [geboortedatum] 2000. Ik herken [slachtoffer 9] aan de hand van de afbeeldingen gevoegd in het proces-verbaal.
Op foto 6 is te zien dat de aangeefster om 07:50:49 uur, door de stationshal in de richting van de toegangspoortjes bij de stationshal aan het Stationsplein te Rotterdam, loopt.
Op foto 7 is te zien dat de verdachte om 07:51:37 uur, aangeefster [slachtoffer 9] omhelst en dat zij vervolgens beiden door de stationshal in de richting van het Proveniersplein lopen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier (documentnummer 1812031340.AANG), inhoudend als verklaring van [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum] 2000:
Op 3 december 2018 nam ik de trein naar Rotterdam Centraal en stapte omstreeks 07:53 uur uit op het perron 8/9. Vanaf het perron ben ik met de trap naar beneden gelopen naar de stationshal. Ik zag een man tegen een van de pilaren in de hal staan. De man viel mij direct op omdat het leek of de man ergens op stond te wachten. Toen de man op mij afstapte had ik het idee dat de man mij iets wilde vragen over de treinen of iets.
Ik kan de man als volgt omschrijven: donker getinte man, vermoedelijk Afrikaans, leeftijd 25/30 jaar, kort zwart afro haar circa 2 centimeter lang, grijze jas tot halverwege zijn bovenbenen, grijs kleurige vingerloze handschoenen, blauwe spijkerbroek, donker gekleurde grote rugzak/reistas op zijn rug, ongeveer 1.80 m lang.
De man liep achter mij aan waardoor ik stopte. De man vroeg in het Engels hoe ik
heette. Ik gaf een nep naam op omdat ik de man niet kende. De man zei dat hij het koud had en begon mij stevig te omhelzen. Hij hield zijn handen op mijn rug en volgens mij rook hij ook aan mijn haar. Hij liet mij hierna los. Ik liep weg van de man in de richting van de uitgang van het centraal station, Proveniers Singel in de richting van de poortjes. De man liep achter mij aan en passeerde ook de poortjes. De man pakte mij na de poortjes vast en zei dat hij mijn nummer wilde en dat hij met mij mee wilde.
Ik zei dat hij niet mee kon en dat ik haast had om naar school te gaan. De man pakte
mij weer vast en omhelsde mij weer, de man begon mij in mijn op mijn rechter wang te
zoenen en aan de rechter zijde van mijn hals. Ik probeerde de man weg te duwen. Ik
hoorde dat de man fluisterde in mijn oor "this is normal, this is normal". Wederom begon de man mij stevig te omhelzen en kuste mij weer aan de rechterzijde van mijn hals en gezicht. De man probeerde mij ook op mijn mond te zoenen, dit lukte niet omdat ik hem met mijn beide handen op afstand kon houden. De man ging wijdbeens staan en begon met zijn onderlichaam tegen mij aan te rijden. De man fluisterde in mijn oor:"wait wait one minute wait wait'. Aan de man heb ik meerdere malen duidelijk gemaakt dat ik mij niet comfortabel voelde bij de situatie en dat hij moest stoppen. De man heeft mij over mijn jas heen mijn billen beet gepakt. Hij wilde nog meer maar dit lukte niet omdat ik mij los maakte. Ik ben toen heel snel huilend weglopen naar mijn school toe.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal camerabeelden van 4 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier (documentcode 1812041408.AMB), inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op woensdag 5 december bekeek ik de door cameratoezicht Rotterdam verstrekte camerabeelden. De camerapaal staat gepositioneerd op het Proveniersplein te Rotterdam. Deze camera heeft zicht op de uitgang van het Rotterdam Centraal zijde Proveniersplein.
Om 07:52:51 uur zie ik dat het slachtoffer vanuit de centrale hal in het centraal station naar de 'ov-poortjes' loopt. Ambtshalve herken ik het slachtoffer als [slachtoffer 8] . Het slachtoffer loopt door de poortjes heen. De verdachte loopt direct achter het slachtoffer aan door de poortjes heen. Deze poortjes bevinden zich in het midden van de uitgang ter hoogte van de gele informatieborden. Ambtshalve herken ik de verdachte als [verdachte] geboren op [geboortedatum] 2000. De verdachte blijft achter het slachtoffer aan lopen. Het slachtoffer loopt achter de gele informatieborden langs in de richting van de taxistandplaatsen. Achter het bord van de taxistandplaats draait het slachtoffer zich om naar de verdachte. De verdachte steekt zijn rechterhand uit naar het slachteroffer en legt zijn rechterhand op de schouder van het slachtoffer en trekt haar naar zich toe. Het slachtoffer legt haar rechterhand op de schouder van de verdachte. De verdachte heeft in zijn linkerhand een witte plasticzak vast, de verdachte legt ook zijn linker hand op de rug van het slachtoffer. De verdachte heeft zijn hoofd aan de linker zijde van het gezicht van het slachtoffer. De verdachte draait zijn hoofd naar het gezicht van het slachtoffer. Het slachtoffer beweegt haar rechter been heen en weer. De omhelzing heeft een duur van 14 seconden. Het slachtoffer draait zich weg van de verdachte. De verdachte houdt zijn rechter hand op de schouder van het slachtoffer. Het slachtoffer steekt haar rechter hand op naar de verdachte en loopt met een versnelde pas weg van de verdachte in de richting van de Provenierssingel. Het slachtoffer heeft in haar rechter hand een voorwerp gelijkend op een mobiele telefoon en loopt vervolgens uit beeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier (1812031630.AMB), inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op maandag 3 december 2018, omstreeks 16:30 uur kregen wij, verbalisanten, het verzoek van medewerkers van Veiligheid en Service van de Nederlandse Spoorwegen om te komen naar de goederentunnel, welke is gelegen naast de Hema in de
Stationshal van Centraal Station Rotterdam. Aldaar werd ik, verbalisant, aangesproken door een van de medewerkers van de Veiligheid en Service. Ik hoorde de medewerker zeggen:"Ik hoorde over het gemeenschappelijke portofoonkanaal van de Politie en Veiligheid en Service dat er een man werd gezocht, welke eerder op de dag een aantal aanrandingen had gepleegd. Een aantal minuten later zag ik een man lopen, welke overeen kwam met het door de Politie opgegeven signalement van de eerder gepleegde aanrandingen. Ik herkende de man aan zijn handschoenen zonder vingertoppen, welke mij opvielen. Bij het eerder opgegeven signalement hoorde ik tevens dat de man een driekwart grijze jas zou dragen. Ik zag dat de man een grijze driekwart jas in zijn tas met zich droeg".
Hierop vorderde ik, verbalisant, dat de man een geldig identiteitsbewijs ter inzage moest aanbieden. Ik hoorde de man, in de Engelse taal, zeggen dat hij zijn identiteitsbewijs in de tram was verloren. Ik zag dat de man mij een papieren document overhandigde, daaruit bleek mij dat de man opgaf te zijn genaamd: [verdachte].
Hierop heb ik [verdachte] om 16:40 uur aangehouden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen kleding van 5 december 2018, opgenomen in voornoemd dossier (documentcode 1812051327.AMB), inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op maandag 3 december 2018, werd de verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum] 2000 aangehouden mede door zijn opvallende signalement. De aan dit proces-verbaal toegevoegde foto's zijn tijdens het verhoor met de verdachte aan hem
getoond. Bij alle aan de verdachte getoonde foto 's bevestigde de verdachte dat deze zijn eigendom zijn en hij die maandag 3 december aanhad of bij zich droeg.
In de zaak met parketnummer 18/930006-19
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor het in de zaak met parketnummer 18/930006-19 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. De rechtbank betrekt hierbij ook de bewijsmiddelen opgenomen in de zaken met parketnummers 18/930088-18,
18/830244-18 en 18/730039-19
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 december 2018, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Den Haag met nummer 2018346721 van 29 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 11] , geboren op [geboortedatum] 2002:
Ik zat vanmiddag in de trein van 17.43 uur vanaf Utrecht CS naar Den Haag CS.
Dit is een intercitytrein die alleen te Gouda stopt. Ik zat in de stilte coupé op een stoel naast het raam. Ik zag toen een man in de coupé vanachter mijn stoel langslopen. Ik zag dat hij een koffer bij zich had en ook een geel tasje met een blauwe touwtje eraan waarmee je die tas kan afsluiten. Die koffer was zwart van kleur. Die man liep mij eerst voorbij, stopte en kwam toen naast mij zitten. Ik vond het apart dat die man naast mij op die stoel ging zitten omdat er op dat moment nog voldoende lege stoelen waren en hij had veel spullen bij zich. Ook kende ik die man niet dus ik snapte niet waarom hij daar naast mij op die stoel ging zitten. Hij begon tegen mij te praten in de Engelse taal. Hij ging zitten op die stoel en ik voelde en zag dat hij zijn rechterhand op mijn been legde. Ik voelde zijn hand tegen de onderzijde van mijn linker bovenbeen. Ik voelde dat hij met zijn hand strelende bewegingen maakte over mijn been. Vanaf het eerste moment dat die man naast mij kwam zitten ging ik een beetje naar het raam leunen met mijn lichaam waardoor mijn linkerbeen wat omhoog en naar rechts schoof. Ik wilde proberen bij die man weg te komen om contact met hem te vermijden. Ik zat dus klem tussen die man en het raam en ik had geen mogelijkheid om verder weg te komen van die man. Hij streelde met zijn vingers over mijn been en kont in de richting van mijn vagina maar hij heeft niet mijn vagina aangeraakt. Hij kwam met zijn hele lichaam tegen mij aan leunen, een soort liggend tegen mij aan, en hij legde zijn hoofd op mijn linkerschouder. Ik gilde toen in het Engels: "Wat doe je?”. Dit was op het moment dat hij tegen mij aan ging liggen. Hij bleef toen nog even tegen mij aanzitten en stopte eerst even met strelen. Er zat een man achter mij, later hoorde ik dat hij [getuige 3] heette. [getuige 3] stond op nadat ik hardop had gezegd: "wat doe je" en bleef staan. Hij keek toen recht tegen die man aan en ik hoorde dat [getuige 3] zei: "Ben je haar aan het aanranden, het lijkt erop dat zij het niet fijn vindt, blijf van haar af en ga weg anders" Dit werd door [getuige 3] in de Engelse taal tegen die man gezegd. De man ging rechtop zitten en zei in de Engelse taal: "Everything is oké, I'll stop, I'll stop. I'm sorry". Na ongeveer 1 minuut begon hij mij weer te strelen met zijn hand over mijn bovenbeen, dus aan de onderzijde hiervan. Ik zei toen tegen hem: "Can you please, don't do that". Daarna stopte hij met strelen, hij reageerde toen heel snel. Hij stond op, pakte zijn spullen en liep de coupé uit.
De man was van buitenlandse afkomst, donkere huidskleur, kort krullend haar, donkere ogen, ik schat zijn lengte op ongeveer 1.75 tot 1.80. slank postuur. Hij had een Afrikaans
uiterlijk. Hij droeg een zwarte broek. Ik zag dat er een gat in zijn broek zat ter hoogte van zijn rechterknie. Zo'n moderne broek. Er zaten vlakken stof op zijn broek met daarin
allemaal ribbeltjes gevouwen. Volgens mij droeg hij een zwart jasje en een zwart
T-shirt. Hij had een zwarte koffer met ritsen en een gele tas met een blauw touwtje
bij zich.
De politie is die man gaan zoeken en zij troffen hem aan op het station. Er werd
een foto van die man gestuurd naar de politiemensen die bij mij stonden. Dit waren een
man en een vrouw. De foto die de politie mij op de telefoon toonde herkende ik als de man die mij in de trein heeft aangerand.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuigen van 28 december 2018, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] – zakelijk weergegeven - :
Ik ben gisteren opgestapt op Utrecht Centraal in de trein van Utrecht naar Den Haag. Ik liep achter een man. Het was een man met een donkere huidskleur, korte zwarte krulletjes, geschat iets langer dan ik ben. Ik ben1,77 meter. Hij had een koffer bij zich. Hij had een geel sportrugzakje. De man die voor mij ingestapt was ging bij het meisje zitten. Ik ging direct achter hen zitten.
Ik hoorde hem in het Engels aan haar vragen of ze ook Engels sprak. Ze zei 'een
beetje'. Ze zei ook tegen hem dat het een stiltecoupé was. Ik zag, dat ze niet heel erg op haar gemak zat. Ik zag dat aan haar gezicht. Ze wendde haar gezicht af. Ik zag haar gezicht een klein beetje van de zijkant en de achterkant ook. Ik zat schuin achter haar en recht achter de man. Ik kon haar dus tussen de banken toen zien. Ik zag ook dat hij met zijn hoofd op haar schouder ging liggen. Zijn oor op haar schouder met zijn hoofd tegen haar hoofd. Ik vond het toen welletjes en heb er wel wat van gezegd. Hij hield ermee op. Hij zat wel steeds achterom te kijken Het was gebeurd tussen Utrecht en Gouda.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 27 december 2018, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op 27 december 2018 omstreeks 18:38 uur bevond ik mij in uniform gekleed en belast
met surveillance op het Anna van Beurenplein, Centraal Station Den Haag.
[slachtoffer 11] gaf aan dat zij door een jongen in de trein lastig was gevallen. Ik vroeg hierop of zij mij kon vertellen wat er gebeurd was. Ik vroeg hierop of zij de jongen kon omschrijven aangezien zij beiden waren uitgestapt bij centraal station. Het zou nog kunnen zijn dat de jongen zich nog in het station ophield.
Ik heb het NS personeel de signalementen doorgegeven zodat zij naar hem konden uitkijken. Na ongeveer 5 minuten kreeg ik te horen dat het personeel een jongen staande had. Hierop vroeg ik of er een foto van hem gemaakt kon worden om aan de aangeefster te tonen. Ik kreeg vervolgens een foto, zie bijgevoegde bijlage nummer 1. Deze toonde ik aan de aangeefster waarop ik haar hoorde zeggen dat hij het was geweest.
Ik ben hierop richting het NS personeel gelopen die de jongen staande hadden. Aangekomen bij de jongen zag ik tevens dat hij overheen kwam met de genoemde signalementen. Ik vroeg de jongen om een geldige identiteitsbewijs of enige papieren waarop ik zijn identiteit kon vaststellen. Ik zag dat hij mij politiepapieren gaf waarop de naam [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2000 stond.
Bewijsoverweging
Inleidende opmerkingen over artikel 246 Sr
Ontuchtige handeling
Door de raadsman is gewezen op het arrest van 31 mei 2011 van de Hoge Raad waarin het oordeel van het gerechtshof dat bepaalde handelingen niet aan te merken zijn als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 Sr is bevestigd.
De rechtbank overweegt dat artikel 246 beoogt de seksuele integriteit te beschermen. In de parlementaire geschiedenis wordt onder een ontuchtige handeling verstaan seksueel contact dat in strijd is met de sociaal-ethische norm. De Hoge Raad refereert bij de uitleg van het begrip ontuchtige handeling aan deze norm en heeft meermalen geoordeeld dat de gewraakte handelingen dienen te worden bekeken in de gegeven context van de zaak. Dat bepaalde handelingen in de door de raadsman genoemde zaak niet als ontuchtig zijn aangemerkt, betekent dus niet dat die handelingen in zijn algemeenheid niet ontuchtig zouden kunnen zijn. Gekeken dient te worden naar de feiten en omstandigheden van elk geval afzonderlijk. De omstandigheden van het geval en niet alleen de aard van de gedraging zijn van belang voor de beantwoording van de vraag of een gedraging als ontuchtig moet worden aangemerkt.
Dwang
Van dwang kan sprake zijn in een situatie waarin het voor het slachtoffer moeilijk is zich aan bepaalde handelingen te onttrekken. Verzet van het slachtoffer is niet vereist.
Van dwang door een feitelijkheid kan sprake zijn wanneer door het onverhoedse karakter van de handeling(en) enig verzet juist wordt vóórkomen.
De rechtbank zal hierna per feit nader overwegen of er al dan niet voldaan is aan de vereisten van artikel 246 Sr. Om redenen van leesbaarheid en chronologie kiest de rechtbank er voor om de zaken in een andere volgorde te bespreken dan deze aan het begin van het vonnis zijn opgenomen. De rechtbank zal de zaken wel per parketnummer vermelden.

Incidenten in Echt

zaak met parketnummer 18/930170-18, feit 1 primair en 2 primair
Op basis van de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Feit 1 primair
Op 30 mei 2018 te Echt heeft een man achter de toen vijftienjarige [slachtoffer 3] gefietst, nadat zij de man de weg naar het station heeft gewezen. Deze man had een donkere huidskleur en sprak Engels. Op verzoek van de man is [slachtoffer 3] gestopt met fietsen. Tijdens het gesprek dat [slachtoffer 3] hierna met de man heeft gehad, heeft de man aangegeven dat hij met haar naar huis wil gaan en dat hij [slachtoffer 3] leuk vindt. Daarnaast heeft de man haar verschillende keren een omhelzing gegeven en vastgehouden. Tijdens de omhelzing heeft de man [slachtoffer 3] over haar rokje, bij haar rechter bil aangeraakt. Ook heeft de man [slachtoffer 3] een kus gegeven op haar schouder, haar aangeraakt bij haar borsten en aan haar vagina gewreven.
Verdachte heeft verklaard dat hij in Echt een meisje de weg naar het station heeft gevraagd.
Op het rokje van [slachtoffer 3] is een DNA- mengprofiel aangetroffen. Het NFI heeft uit de resultaten van het onderzoek geconcludeerd dat het 130 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van de verdachte, [slachtoffer 3] en twee onwillekeurige onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 3] en drie willekeurige onbekende personen.
Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de man is waarover [slachtoffer 3] heeft verklaard.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het omhelzen, kussen van de schouder, het aanrakken van de bil en wrijven van de vagina van een voor verdachte onbekend minderjarig meisje, handelingen zijn van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Voornoemde handelingen zijn aldus ontuchtig.
Als gevolg van het kort achter elkaar onverhoeds omhelzen en aanraken van de bil en de vagina van [slachtoffer 3] en de impact die deze handelingen op de minderjarige [slachtoffer 3] heeft gehad, heeft [slachtoffer 3] geen weerstand kunnen beiden aan verdachte en aldus is ze gedwongen tot het dulden van verdachtes ontuchtige handelingen.
Feit 2 primair
Op 31 mei 2018 te Echt heeft de dertienjarige [slachtoffer 4] voorafgaand aan haar volleybaltraining met een donkere man gesproken die Engels sprak. [slachtoffer 4] was toen 13 jaar oud. Later op de dag is zij die man in een supermarkt tegengekomen. Bij het verlaten van de winkel, heeft [slachtoffer 4] gezien dat ook de man naar zijn fiets liep. De man is hierna achter [slachtoffer 4] aangefietst. Nadat [slachtoffer 4] op verzoek van de man is gestopt, heeft de man haar de weg naar het treinstation gevraagd. De man heeft [slachtoffer 4] hierna een omhelzing gegeven en heeft haar op haar T-shirt en in haar (blote) nek gekust. De man heeft haar hierna gevraagd of hij met haar naar huis mocht gaan. Na het ontkennende antwoord [slachtoffer 4] heeft de man haar wederom een omhelzing gegeven en haar meerdere kussen gegeven in haar nek. [slachtoffer 4] heeft de man hierna weggeduwd.
Op de camerabeelden van de supermarkt is te zien dat nadat [slachtoffer 4] de winkel is ingelopen, verdachte even later ook die winkel betreedt. Korte tijd later verlaat eerst verdachte en daarna [slachtoffer 4] de winkel. Hierna is te zien dat verdachte op een fiets langs de supermarkt fietst.
Zowel op de T-shirt als de nek [slachtoffer 4] is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarbij door het NFI is geconcludeerd dat het 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat [slachtoffer 4] en verdachte dan dat deze bemonstering DNA zou bevatten [slachtoffer 4] en een willekeurige onbekende persoon.
Op basis van de verklaring [slachtoffer 4] , de camerabeelden en het rapport van het NFI is de rechtbank van oordeel dat verdachte de man is die [slachtoffer 4] bedoelt.
Gelet op de combinatie van het meermalen omhelzen van een voor verdachte onbekende persoon en deze meerdere keren in de blote nek kussen, terwijl verdachte heeft aangegeven met haar naar huis te willen gaan, is de rechtbank van oordeel dat zowel sprake is van handelingen van seksuele strekking als van een schending van de sociaal-ethische norm. Het plotselinge, onverhoedse karakter van de handelingen van verdachte heeft ervoor gezorgd dat [slachtoffer 4] geen kans heet gekregen om zich te verzetten tegen de handelingen van verdachte en dat voornoemde handelingen aldus heeft moeten dulden.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zowel feit 1 primair als 2 primair wettig en overtuigend bewezen.

Incidenten in de trein en/of op het perron en station

zaak met parketnummer 18/930088-18, feit 1
zaak met parketnummer 18/830244-18, feiten 1 subsidiair en 2
zaak met parketnummer 18/730039-19, feiten 1, 2 en 3
zaak met parketnummer 18/930006-19
De rechtbank overweegt als volgt.
Door verschillende aangeefsters is verklaard dat een voor hen onbekende donkere man die (gebrekkig) Engels sprak, ze heeft aangerand in de trein en in een enkel geval op het station. Gelet op de opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat in al de hiervoor genoemde gevallen verdachte de bedoelde man is.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 6 juli 2018 kwam een man naast aangeefster [slachtoffer 1] (toen 19 jaar oud) zitten tijdens de treinrit van Groningen naar Meppel, terwijl de coupé bijna leeg was. Deze man ging in gesprek met [slachtoffer 1] . Op een zeker moment legde deze man zijn linkerhand tegen de rechterbeen van [slachtoffer 1] . Vervolgens bracht hij diens rechterhand naar zijn eigen kruis, waar hij wrijvende en knijpende bewegingen maakte. De man deed dit terwijl hij vragen aan [slachtoffer 1] stelde. Toen [slachtoffer 1] in Meppel opstond om weg te gaan, streelde de man met zijn linkerhand de linkerbil van [slachtoffer 1] .
Nadat [slachtoffer 1] het incident met de man in Meppel had gemeld aan twee conducteurs, werd de man door ze aangesproken en door [slachtoffer 1] aangewezen. De politie werd hierna gebeld. De conducteurs lieten de man op een bepaald gaan omdat hij agressief begon te worden.
De man werd door dezelfde conducteurs later op station Beilen herkend, toen de politie in gesprek was met deze man. Deze man bleek verdachte te zijn. Het door [slachtoffer 1] opgegeven signalement van de man kwam ook overeen met het signalement van verdachte, waarbij met name de witte kralenketting opvallend was.
Dat verdachte ook daadwerkelijk in de trein was tijdens de rit van Groningen naar Meppel, blijkt uit de camerabeelden van de trein.
Op 22 juni 2018 nam aangeefster [slachtoffer 6] (toen 20 jaar oud) de trein van Groningen naar Zwolle. Tijdens de reis kwam een man naast haar zitten en begon haar complimenten te geven over haar uiterlijk en haar lippen. De man raakte daarna meerdere malen de binnenkant van haar knieën. Kort daarna begon de man haar lippen aan te raken. Ze wilde dit eerst niet, maar omdat de man zei dat het normaal was in zijn cultuur en zei niet racistisch wilde overkomen, liet zij het aanvankelijk toe. De man probeerde hierna zijn armen om haar heen te slaan. Zij kon dit voorkomen door zich te verweren. Ze zei toen tegen de man dat hij dat niet moest doen. Daarna deed de man alle eerdergenoemde handelingen weer.
Toen [slachtoffer 6] de trein in Hoogeveen verliet, liep de man achter haar aan via de poortjes.
Op de camerabeelden is de door haar bedoelde man te zien. De verbalisanten herkenden deze man als verdachte, omdat ze hem eerder hadden gehoord in verband met een zedenzaak.
Op 18 oktober 2018 zat aangeefster [slachtoffer 5] (toen 21 jaar oud) om 8.30 uur in een stilstaande trein op station Groningen. Deze trein ging naar Den Haag. Voordat de trein vertrok, kwam een man naast Moest zitten terwijl er genoeg plaats was in de coupé. De man begon met haar te praten en vroeg of zij zijn handen wilde vasthouden omdat hij het koud had. Nadat [slachtoffer 5] daarop ontkennend antwoordde, zette de man zijn hand tegen de hand van [slachtoffer 5] aan. De man probeerde hierna zijn hand op het kruis van [slachtoffer 5] te leggen. Zij kon dit voorkomen door de hand van de man weg te duwen. De man probeerde haar hierna weer aan te raken, waarop ze de man duidelijk aangaf dat hij dat niet moest doen.
In Assen meldde [slachtoffer 5] het incident bij de beveiliging en gaf het signalement van de man door.
Op de camerabeelden van station Groningen werd gezien dat een man die aan het opgegeven signalement voldeed om 8.38 in de richting van de trein liep. De man verliet de trein om 8.44 uur, dat was voordat de trein ging rijden.
Naar aanleiding van de melding van [slachtoffer 5] en de omstandigheid dat de man nog op station Groningen zou zijn, werd het signalement van de man aan de Veiligheidscentrale doorgegeven. Op het station werd een man die aan voornoemd signalement voldeed door twee medewerkers van de Veiligheidscentrale staande gehouden. De man werd door een van de medewerkers herkend als de man die verdacht werd van het plegen van een zedenfeit in Meppel. De man is later door de politie aangehouden en bleek verdachte te zijn. Ook de man op camerabeelden werd door een verbalisant als verdachte herkend.
[slachtoffer 7] (toen 20 jaar oud) heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 3 december 2018 in Eindhoven de trein van 6:44 uur heeft gepakt die naar Den Haag gaat. Tussen Tilburg en Breda kwam een man naast haar zitten. Ze voelde hierna constant streelbewegingen over haar heup en billen. De man bleef haar gezicht in het raam van de trein in de gaten houden. Nadat de man haar vroeg of de trein naar Rotterdam ging, voelde ze dat de vingers van de man richting haar vagina gingen. Hij sprak de man daarop aan, waarna de man ophield. In Breda stapte [slachtoffer 7] de trein uit en ze deed daar melding van het incident. Ook gaf ze het signalement van de man op.
Op de camerabeelden van station Eindhoven werd waargenomen dat verdachte op 3 december 2018 om 6.35 op het perron stond waar volgens de reisplanner de trein naar Den Haag zou vertrekken. Volgens de verbalisant kwam de uiterlijk van verdachte overeen met de door [slachtoffer 7] opgegeven beschrijving van de man.
[slachtoffer 9] (toen 20 jaar) heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 3 december 2018 om 7.09 uur in Tilburg op de trein is gestapt naar Rotterdam Centraal. Dit was de trein van Eindhoven naar Den Haag Centraal. Toen de trein in Breda stopte, kwam een man bij haar staan die duidelijk maakte dat hij naast haar wilde zitten. De man ging naast haar zitten. Ze voelde hierna dat de man met zijn linkerhand tussen de rugleuning en haar billen legde. Op een zeker moment vroeg de man haar of de trein naar Roosendaal ging. [slachtoffer 9] vond de hand van de man daar heel vervelend, maar dacht dat het een fout van de man was. De rechtbank begrijpt dit aldus dat ze dacht dat de man zich hiervan niet bewust was.
Vervolgens zei de man dat hij koude handen had, waarna [slachtoffer 9] voelde dat de man met zijn vingertoppen over haar rechterbovenbeen wreef dan wel aaide. De man bleef dat doen gedurende de hele rit ondanks dat ze hem had verteld om daarmee op te houden. Op een bepaald moment probeerde de man haar te omhelzen waarop zij verdachte een duw gaf. De man pakte hierna haar hand vast en gaf haar meerdere kussen op haar hand. [slachtoffer 9] schrok hierdoor en was verstijfd van schrik. De man zei hierop dat hij [slachtoffer 9] kinderen wilde geven in plaats van haar vriend. Ook zei hij dat hij ongelukkig was omdat hij haar niet kon hebben.
Om 7.47 kwam de trein in Rotterdam aan, waarna [slachtoffer 9] de trein verliet. De man zei toen dat hij met haar wilde meelopen en verliet de trein met haar. Tijdens het lopen probeerde de man haar te omhelzen, waarop zei de man een duw gaf. Door [slachtoffer 9] werd hierna melding gedaan van het incident en zij gaf het signalement van de dader op.
Naar aanleiding van de melding werden de camerabeelden van station Rotterdam Centraal bekeken. Door de verbalisant werd waargenomen dat op de bewuste dag om 7.49 uur [slachtoffer 9] samen met de man die voldeed aan de omschrijving die [slachtoffer 9] had doorgegeven, door het stationshal liep. De man reikte daarbij zijn rechterhand naar [slachtoffer 9] , waarop zij niet reageerde. De man werd door de verbalisant als verdachte herkend.
Op de beelden werd ook gezien dat die man een om 7.50 uur een vrouw aansprak die verbalisant herkende als [slachtoffer 8] (toen 18 jaar oud) die ook aangifte had gedaan ter zake aanranding. Door [slachtoffer 8] werd verklaard dat terwijl ze op het station liep, ze door een man werd aangesproken.
De man zei dat hij het koud had en begon haar stevig te omhelzen. De man hield zijn hand op haar rug en rook aan haar haren. De man liep met haar mee richting de uitgang aan de Provenierssingel. Na het passeren van de poortjes hield de man haar weer vast en zei tegen haar dat hij haar nummer wilde hebben. De man pakte haar daarna weer vast en zoende haar op haar wang en in haar hals. Ook fluisterde de man daarbij in haar oor dat dit normaal was. De man probeerde haar ook op de mond te zoenen, maar dat lukte niet omdat zij bleef zich verweren.
De door [slachtoffer 8] omschreven handelingen zijn door de verbalisanten ook op de beelden te zien. De man werd herkend als verdachte en is later op het station aangehouden.
Op 27 december 2018 deed [slachtoffer 11] (toen 16 jaar oud) aangifte van een incident dat die dag was gebeurd in de trein die tussen Utrecht en Den Haag reed. [slachtoffer 11] verklaarde dat ze om 17.43 uur in Utrecht in de trein was gestapt en in de stilte coupé ging zitten op een stoel naast het raam. Op een zeker moment liep een man haar voorbij, maar kwam daarna naast haar zitten. De man had daarbij onder meer een tas en een koffer bij zich. Zij vond het apart dat de man naast haar kwam zitten, omdat er voldoende andere lege stoelen waren waar de man zijn spullen kon zetten. De man begon met haar te praten en legde zijn rechterhand op haar linker bovenbeen. De man maakte hierna strelende bewegingen over haar been. De man streelde vervolgens over haar billen in de richting van haar vagina. Ook kwam de man met zijn hele lichaam tegen haar aanleunen en legde zijn hoofd op haar linkerschouder. [slachtoffer 11] sprak de man hierop aan, maar de man bleef eerst tegen haar zitten en stopte niet met het strelen.
De man werd hierna door getuige [getuige 3] die achter de man en [slachtoffer 11] zat op zijn gedrag aangesproken. Vonk had daarvoor gezien dat de man zijn hoofd op de schouder [slachtoffer 11] had gelegd en dat [slachtoffer 11] dat niet wilde. Aanvankelijk stopte de man met zijn gedrag, maar begon daarna weer de bovenbeen [slachtoffer 11] te strelen. [slachtoffer 11] sprak de man hierop weer aan, waarna de man daarmee ophield. De man pakte hierna zijn spullen en verliet de coupé.
Eenmaal op Centraal Station Den Haag maakte [slachtoffer 11] samen met haar moeder melding van het incident en gaf daarbij een persoonsbeschrijving van de man. Het signalement werd hierna aan het personeel van de NS op het station doorgegeven. Enkele minuten later werd een man door het personeel staande gehouden die voldeed aan de beschrijving. Naast de uiterlijke persoonskenmerken was de man ook in het bezit van een rugzak en een koffer, zoals [slachtoffer 11] had doorgegeven. Door het personeel is een foto van de man gemaakt en deze doorgestuurd naar de verbalisant die bij [slachtoffer 11] stond. [slachtoffer 11] herkende deze man als degene die haar in de trein had aangeraakt. De man bleek verdachte te zijn en werd aangehouden.
Dader
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van aangeefsters, zoals in het vorenstaande weergegeven, blijkt dat deze op essentiële punten overeenkomen. Alle feiten hebben plaats gevonden in (de omgeving van) een trein, waarbij de aangeefsters steeds jonge vrouwen waren die op de bewuste momenten alleen, en niet in gezelschap, waren. Aangeefsters verklaren verder dat verdachte direct naast hen ging zitten, ook al waren er nog voldoende plaatsen vrij. De aanraking begon meestal subtiel, maar verdachte probeerde steeds verder te gaan. Als verdachte op zijn gedrag werd aangesproken stopte hij meestal heel even om zijn gedraging daarna voort te zetten. Pas als hij een tweede keer hard werd aangesproken, staakte hij zijn handelingen en verliet hij de coupé.
Bovendien is in al deze gevallen gebleken dat verdachte zich in dezelfde trein(coupé) bevond als de aangeefsters, dan wel zich vlakbij aangeefster op het perron bevond.
Met betrekking tot de feiten die in de trein zijn gepleegd is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een modus operandi die bij alle aangeefsters nagenoeg gelijk is. De aangiftes van aangeefsters vinden steun in de verklaringen van de andere aangeefsters.
Tot het bewijs van de zaken met parketnummers18/930088-18 t.a.v. feit 1, 18/830244-18 t.a.v. feiten 1 subsidiair en 2, 18/730039-19 t.a.v. feiten 1 en 3 en 18/930006-19 zal de rechtbank derhalve naast de verklaring van de aangeefster en de herkenning van verdachte op de beelden, tevens de verklaringen van de andere aangeefsters tot het bewijs bezigen.
In de zaak met parketnummer 18/830244-18 ten aanzien van feit 1 subsidiair is het tot een poging gebleven, doordat aangeefster [slachtoffer 5] daadkrachtig heeft opgetreden tegen verdachte en hem heeft belet haar vagina aan te raken.
De zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 2, de aangifte van [slachtoffer 8] , is in zoverre anders dat zij op het station door verdachte werd aangesproken en aangeraakt en niet in de trein. Zoals reeds bij dat feit is overwogen staat ook hier voldoende vast dat verdachte de bedoelde dader is.
Ontuchtige handeling
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de aangeefsters heeft aangeraakt en/of betast, dient de rechtbank te beoordelen of deze aanrakingen ook gekwalificeerd kunnen worden als ontuchtige handelingen.
Uit de verklaringen van de aangeefsters volgt dat verdachte zich bewust in hun directe nabijheid bevond en hen doelbewust en vaak meerdere malen aanraakte op billen, benen, armen, rug, borsten en vagina. Daarnaast blijkt uit een aantal verklaringen van de aangeefsters dat zij het niet op prijs stelden wanneer verdachte hen aanraakte en dit aan hem kenbaar hebben gemaakt, maar dat verdachte bleef doorgaan met het aanraken. De rechtbank is van oordeel dat het op dergelijke wijze aanraken van aangeefsters door een volkomen vreemde in een trein, op straat of in het station, waarbij verdachte soms aangaf dat hij ze leuk vond, maakt, dat deze handelingen van verdachte, ook gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, als ontuchtig zijn aan te merken.
Dwang
Ten slotte dient de rechtbank te beoordelen of aangeefsters op een van de in de tenlastelegging genoemde manier zijn gedwongen tot het – in dit geval - dulden van de hiervoor weergegeven ontuchtige handelingen.
Voor alle aangeefsters geldt dat de verdachte hen onverhoeds benaderde, door hen onverwacht en zonder toestemming aan te raken of te betasten dan wel te strelen.
In de zaak met parketnummer 18/830244-18 onder feit 2 heeft aangeefster Maat het aanraken van haar lippen aanvankelijk toegestaan, maar heeft verdachte daarna aangegeven dat zij daarvan niet gediend was.
Door het plotselinge, onverhoedse karakter van verdachtes aanraking hebben de aangeefsters geen kans gekregen om zich te verzetten tegen de handelingen van verdachte dan wel heeft hun verzet geen effect gesorteerd omdat verdachte is doorgegaan met het aanraken van de aangeefster. Op basis hiervan is sprake van een feitelijkheid waarmee verdachte de aangeefsters heeft gedwongen de ontuchtige handelingen te ondergaan.
Conclusie
De voorgaande overwegingen in combinatie bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte bovengenoemde aangeefsters heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen en in een enkel geval heeft gepoogd een aangeefster te dwingen tot het ondergaan van een ontuchtige handeling. De zaak met parketnummer 18/930088-18, feit 1; zaak met parketnummer 18/830244-18, feiten 1 subsidiair en 2; zaak met parketnummer 18/730039-19, feiten 1, 2 en 3; zaak met parketnummer 18/930006-19, zijn wettig en overtuigend te bewijzen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de zaak met parketnummer
18/930088-18 onder 1;
18/930170-18 onder 1 primair en 2 primair;
18/830244-18 onder 1 subsidiair en 2;
18/730039-19 onder 1, 2 en 3;
18/930006-19,
ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/930088-18 dat:
1.
hij op 06 juli 2018 in het arrondissement Noord-Nederland, door een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
- in een nagenoeg lege treincoupé naast die [slachtoffer 1] is gaan zitten en
- zich meermalen aan die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld en daarbij die [slachtoffer 1] een hand heeft gegeven en
- onverwachts een bloot bovenbeen van die [slachtoffer 1] heeft betast en
- daarbij in zijn eigen kruis heeft gegrepen en over zijn kruis heeft gewreven en daarin heeft geknepen en
- toen die [slachtoffer 1] bij verdachte wegliep, onverwachts een bil van die [slachtoffer 1] heeft betast;
in de zaak met parketnummer 18/930170-18 dat:
1.
hij op 30 mei 2018 te Echt, door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds stevig vasthouden/vastpakken van het bovenlichaam en het dicht op/tegen het lichaam te staan van [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het meermalen, knuffelen/omhelzen van die [slachtoffer 3] en
- het kussen op de schouder van die [slachtoffer 3] en
- het meermalen met zijn, verdachtes, hand betasten van en/of wrijven over de billen en borsten en vagina van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op 31 mei 2018 te Echt, door feitelijkheid, te weten het achtervolgen en voorover buigen of onverhoeds (stevig) vastpakken/vasthouden van [slachtoffer 4] bij het (boven)lichaam, die [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het meermalen knuffelen/omhelzen van die [slachtoffer 4] en
- het meermalen kussen in de nek en op de kleding van die [slachtoffer 4] ;
in de zaak met parketnummer 18/830244-18 dat:
1. subsidiair
hij op 18 oktober 2018 in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheid [slachtoffer 5] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
- in een bijna lege treincoupé/stiltecoupé naast die [slachtoffer 5] is gaan zitten en
- ( in het Engels) tegen die [slachtoffer 5] is gaan praten en
- aan die [slachtoffer 5] heeft gevraagd of zij zijn koude) hand(en) wilde vasthouden en
- onverwachts heeft geprobeerd die [slachtoffer 5] in haar kruis/schaamstreek te betasten en
- zijn handen naar een bovenbeen van die [slachtoffer 5] heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 juni 2018 in het arrondissement Noord-Nederland, door feitelijkheid [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte
- in een bijna lege treincoupé/stiltecoupé naast die [slachtoffer 6] is gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat zij mooi was, dat ze er mooi uitzag, dat ze mooie lippen had en/of
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat het in zijn cultuur heel normaal was om elkaar aan te raken, lippen aan te raken en/of
- de door die [slachtoffer 6] gedragen mondbeugel heeft aangeraakt en
- meermalen de onderlip van die [slachtoffer 6] heeft aangeraakt en
- meermalen de (binnenkant van een) knie van die [slachtoffer 6] heeft aangeraakt e
- meermalen de hand van die [slachtoffer 6] heeft geschud
- heeft geprobeerd zijn arm om die [slachtoffer 6] heen te slaan;
in de zaak met parketnummer 18/730039-19 dat:
1.
hij op 03 december 2018 in een trein rijdende van Eindhoven naar Breda, door feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer 7] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het betasten van de heup en billen van die [slachtoffer 7] , de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- in de trein naast die [slachtoffer 7] gaan zitten en
- onverhoeds strelen van de heup en/of billen van die [slachtoffer 7] en
- leggen van zijn hand op de knie van die [slachtoffer 7] en/of knijpen in de knie van die [slachtoffer 7] en
- brengen/bewegen van zijn hand en/of vingers naar of in de richting van de vagina van die [slachtoffer 7] ;
2.
hij op 03 december 2018 te Rotterdam door feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer 8] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het
- zoenen op de wang en in de hals/nek en
- aanraken en/of betasten van de billen van die [slachtoffer 8] en
- ' rijden' met zijn, verdachtes, onderlichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer 8] ,
de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- aanspreken van die [slachtoffer 8] en
- volgen van die [slachtoffer 8] en
- meermalen overhoeds omhelzen en/of vastpakken van die [slachtoffer 8] en
- ruiken aan het haar van die [slachtoffer 8] en
- proberen die [slachtoffer 8] op de mond te zoenen;
3.
hij op 03 december 2018 in de trein rijdende van Tilburg naar Rotterdam, door feitelijkheden [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het meermalen omhelzen en/of vasthouden en kussen van de hand en voelen aan de billen van die [slachtoffer 9] , de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- in de trein tegen, althans naast, die [slachtoffer 9] (aan) gaan zitten en
- meermalen onverhoeds vastpakken en/of omhelzen van die [slachtoffer 9] en ondanks het feit dat die [slachtoffer 9] verdachte meermalen van zich af heeft geduwd en/of tegen hem heeft gezegd "niet doen";
- volgen van die [slachtoffer 9] ;
in de zaak met parketnummer 18/930006-19 dat:
hij op 27 december 2018 in de trein op het traject van Utrecht naar ‘s-Gravenhage, door feitelijkheid, te weten door dicht naast [slachtoffer 11] te gaan zitten in een coupe in een trein, terwijl die [slachtoffer 11] tussen verdachte en het raam zat en moeilijk weg van verdachte kon komen en vervolgens onverhoeds zijn hand op haar, [slachtoffer 11] , been te leggen en zijn hele lichaam tegen haar aan te leunen, [slachtoffer 11] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het leggen van zijn, verdachtes hand op haar been en het strelen van haar been en kont in de richting van haar vagina en zijn hoofd op haar linkerschouder te leggen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/930088-18, feit 1; zaak met parket nummer 18/930170-18, feit 1 primair en 2 primair; zaak met parketnummer 18/830244-18, feit 2; zaak met parketnummer 18/730039-19, feiten 1, 2 en 3; zaak met parketnummer 18/930006-19:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
In de zaak met parketnummer 18/830244-18, feit 1 subsidiair:
Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de periode doorgebracht in voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar de Pro Justitia rapportages verwezen en verzocht het bewezenverklaarde verdachte in verminderde of sterk verminderde mate toe te rekenen. Volgens de rapportages moet verdachte in een kliniek worden geplaatst om behandeld te worden. Eventueel kan ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages te weten: het psychiatrisch rapport van 30 maart 2019, het psychologisch rapport van 25 maart 2019 en het reclasseringsadvies van 12 januari 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 maart 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte wordt veroordeeld voor aanranding van meisjes en jonge vrouwen, het gaat om acht aanrandingen en een poging tot aanranding. In twee van die gevallen gaat het om aanranding van meisjes beneden de zestien, in één geval was het meisje pas dertien jaar oud. Alle aanrandingen vonden plaats binnen een periode van zeven maanden.
Het merendeel van de aanrandingen gebeurde onderweg in de trein of op het perron van een treinstation. Verdachte heeft, zo blijkt uit de aangiftes en een slachtofferverklaring, zijn slachtoffers angst aangejaagd en veroorzaakt dat zij zich gedurende langere tijd niet meer veilig voelden om met het openbaar vervoer te reizen. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de vrouwen en meisjes die slachtoffer werden van zijn gedrag en een ernstige inbreuk gemaakt op hun psychische en fysieke integriteit. Verdachte is in de loop van de betreffende periode verschillende malen aangehouden en heeft daarna een aantal malen een periode in voorlopige hechtenis doorgebracht. Zodra hij in vrijheid werd gesteld ging hij onverdroten door met zijn gedrag, ondanks dat het hem door de aanhoudingen en de confrontaties met de aangiftes in zijn verhoren, toch duidelijk geworden moet zijn dat zijn gedrag volstrekt onacceptabel was en grote schade toebracht aan zijn slachtoffers.
Verdachte is gezien door een psychiater en een psycholoog. De psycholoog acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, doch is niet met verdachte in gesprek kunnen gaan over de strafbare feiten, omdat verdachte ten stelligste bleef ontkennen het ten laste gelegde te hebben begaan. De psychiater heeft gesteld dat op grond van dezelfde omstandigheid niet kan worden beargumenteerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verweten gedragingen niet aan verdachte zijn toe te rekenen. Uit de verhoren van verdachte is bovendien duidelijk naar voren gekomen dat verdachte zich wel bewust is van het feit dat het niet geoorloofd is meisjes en vrouwen ongevraagd aan te raken of te kussen.
De aanrandingen van verdachte vonden niet plaats met gebruikmaking van daadwerkelijk fysiek geweld, maar bestonden voornamelijk uit het onverwachts betasten en aanraken van de slachtoffers en het daarmee doorgaan ondanks tegenwerpingen.
Niettemin is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte vele malen de grenzen van het toelaatbare fors heeft overschreden en daarbij zijn slachtoffers veel leed heeft berokkend. Een gevangenisstraf is daarom op zijn plaats. De rechtbank komt daarbij tot een iets lagere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 18 maanden, mede omdat de rechtbank twee van de ten laste gelegde aanrandingen niet bewezen acht. De rechtbank zal daarbij een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen als waarschuwing naar verdachte dat hij na ommekomst van zijn straf niet weer opnieuw strafbare feiten pleegt en weer in hetzelfde gedrag vervalt. De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van bijzondere voorwaarden. In de afgelopen periode is gebleken dat verdachte zich niet aan voorwaarden houdt en niet begeleidbaar is, zodat het opleggen van bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde heeft.

Benadeelde partij

[slachtoffer 9] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding over het in de zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 3 bewezen verklaarde. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.001,57 bestaande uit € 1,57 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 3 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op € 500,-. Ook de gestelde materiële schade acht de rechtbank aannemelijk en zal deze toewijzen. De rechtbank zal de vordering tot het totaalbedrag van € 501,57 toewijzen.
De benadeelde partij zal in het overige deel niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/930088-18 onder 2, in de zaak met parketnummer 18/830244-18 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 18/730039-19 onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder
18/930088-18 onder 1;
18/930170-18 onder 1 primair en 2 primair;
18/830244-18 onder 1 subsidiair en 2;
18/730039-19 onder 1, 2 en 3;
18/930006-19,
ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat (van) deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730039-19, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
501,57(zegge: vijfhonderdenéén euro en zevenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] te betalen een bedrag van € 501,57 (zegge: vijfhonderdenéén euro en zevenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1,57 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr H.H.A. Fransen en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2019.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.