ECLI:NL:RBNNE:2019:1666

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
18/830463-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige afpersing door leden van motorclub No Surrender met grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige afpersing van een voormalig lid van de motorclub No Surrender. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer, dat eerder met een 'bad standing' uit de club was gezet, uitgenodigd in de woning van een medeverdachte. Daar werd hij overvallen, mishandeld en gedwongen om geld af te geven. Het slachtoffer werd in een busje meegenomen naar een afgelegen locatie, waar zijn zoon en een kennis geld of hennep moesten afgeven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstige vormverzuimen in het proces, met name door schending van de auditieve registratieplicht van de verhoren van de aangevers. Ondanks deze verzuimen, die de verdediging in haar belangen hebben geschaad, besloot de rechtbank niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie over te gaan, maar sloot wel de verklaringen van de aangevers bij de politie van het bewijs uit. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan afpersing en legde een gevangenisstraf van 68 maanden op, met een vrijheidsbeperkende maatregel van vijf jaar, waarbij contact met de slachtoffers verboden werd. De rechtbank oordeelde dat de ernstige inbreuk op de rechtsorde en de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830463-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum ] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 1 mei 2017, 25 september 2017, 21 maart 2018, en 5, 7, 8 en 12 maart 2019 en 9 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink en mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 en 8 november 2016 te Eelde, in de gemeente Tynaarlo, en/of te Groningen en/of Glimmen, in de gemeente Haren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 5000 euro, althans een geldbedrag en/of een zak met hennep, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn zoon en/of een vriend
van zijn zoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s)
- een strijkijzer heeft verhit en klaargezet en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt (met handschoenen met rubberen noppen erop aan) en/of geschopt (met geschoeide voet) en/of geprobeerd heeft die [slachtoffer 1] in zijn kruis te trappen (met geschoeide voet) en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze zijn vrouw ook nog wel klein zouden krijgen en/of
- het hete strijkijzer heeft getoond en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze de No Surrender tatoeage op zijn buik met het strijkijzer weg zouden branden en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen heeft bedreigd met de dood, als er geen geld zou komen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij geld moest betalen en dat ze wisten waar hij woonde en/of dat ze zijn vingers af zouden knippen en/of
- die [slachtoffer 1] een handdoek in zijn mond heeft gepropt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen mee te rijden in een busje naar een plek nabij de Papiermolen en/of
- die [slachtoffer 1] (aldaar) een mes en/of een pistool heeft getoond, althans zichtbaar voor die [slachtoffer 1] heeft gedragen;
en/of (vervolgens)
hij op of omstreeks 8 november 2016 te Groningen en/of te Glimmen, in de gemeente Haren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (nog meer) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
mededader(s), tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), (nadat die [slachtoffer 1] was mishandeld en onder dwang was meegevoerd in een Volkswagen busje naar een locatie bij de Papiermolen, alwaar die [slachtoffer 1] een bedrag van 5000 euro, althans een geldbedrag en/of een zak hennep had afgegeven)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat er nog meer geld moest komen en/of dat ze de volgende dag bij zijn huis langs zouden komen om het op te halen en/of
- die [slachtoffer 1] (weer) gedwongen heeft in het Volkswagen busje plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) heeft weggereden naar een voor die [slachtoffer 1] onbekende
locatie en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen uit het busje te stappen en (een deel van) zijn kleren uit te doen en/of
- heeft gepost voor het ziekenhuis toen die [slachtoffer 1] eruit kwam en/of
- naar het huis van die [slachtoffer 1] is gegaan en heeft gezegd dat hij nog niet van hun af was en dat ze hem zouden vermoorden en zijn gezin iets zouden aandoen (als hij niet zou betalen), dat hij, verdachte een ‘Bad Standing’ had en dat ze om 20.00 uur terug zouden komen om geld te halen en/of
- naar het huis van die [slachtoffer 1] is gereden en daar (meermalen) naar binnen heeft gekeken en op de ramen geklopt (rond 20.40 uur en 21.15 uur) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien terzake het voorafgaande geen veroordeling mocht volgen dat
hij op of omstreeks de periode van 7 en 8 november 2016 te Eelde, in de gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm en rustig beraad, tezamen en in vereniging met zijn mededaders die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt (met handschoenen met rubberen noppen erop aan) en/of geschopt (met geschoeide voet) en/of geprobeerd heeft die [slachtoffer 1] in zijn kruis te trappen (met geschoeide voet)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 7 en 8 november 2016 te Eelde, in de gemeente
Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft
verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] gedwongen mee te rijden in een busje naar een plek nabij de Papiermolen en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) (weer) gedwongen in het Volkswagen busje plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) weggereden naar een voor die [slachtoffer 1] onbekende locatie en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen uit het busje te stappen en (een deel van) zijn kleren uit te doen (waarna die [slachtoffer 1] wist te ontkomen);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 14 november 2016 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat hij een ‘bad standing’ had, (omdat hij niet op de clubavonden was verschenen van No Surrender. [slachtoffer 2] had eerder gezien dat een ‘bad standing’ onder meer in kan houden dat er een fysieke bestraffing plaatsvindt) en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, op verschillende tijdstippen in die periode, met kracht, heeft geschopt en/of geslagen en/of tegen de auto aan heeft geduwd en/of hem bij de keel heeft vastgegrepen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen heeft bedreigd o.a. met de woorden dat de gevolgen voor die [slachtoffer 2] niet te overzien zouden zijn als hij niet zou betalen en/of dat hij nog meer klappen kon verwachten als hij niet zou betalen en dat ze hem dan thuis zouden komen opzoeken en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat wat er was gebeurd met die jongen in Glimmen met hem ( [slachtoffer 2] ) nog veel erger zou gebeuren als hij ( [slachtoffer 2] ) geen geld zou brengen (in de media waren berichten verschenen dat een jongen in Glimmen door leden van No Surrender was mishandeld en ontvoerd)
- meermalen telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer 2] (o.a. via WhatsApp) en hem duidelijk heeft gemaakt dat hij nog moest betalen.

Verweren van de verdediging met betrekking tot het voorbereidend onderzoek

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte nu de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Zelfs indien - strikt genomen - niet wordt voldaan aan de door de Hoge Raad geformuleerde criteria voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, zou de rechtbank niettemin tot niet-ontvankelijkverklaring moeten overgaan, nu sprake is van de aantasting van fundamentele waarborgen voor een eerlijk proces.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De verdediging heeft daartoe samengevat het volgende betoogd.
De verhoren van aangever [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] zijn in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (verder: AVR) niet integraal auditief opgenomen. Gebleken is dat de opnames van de verhoren van [slachtoffer 1] tussentijds meermalen zijn stopgezet. Dit is gebeurd op cruciale momenten tijdens het verhoor, namelijk op juist die momenten dat bewijstechnisch essentiële onderdelen ter sprake kwamen, in het bijzonder bij de vraag welke verdachten op welk moment bij het gebeuren betrokken waren en wat ieders rol daarbij was. Dit wekt het ernstige vermoeden dat de politie sturend is opgetreden tijdens de verhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat in de later opgemaakte processen-verbaal van aangifte belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] terecht zijn gekomen waarop de verhorende verbalisanten beslissende invloed hebben gehad. Omdat een complete auditieve registratie ontbreekt, is de verdediging echter de kans ontnomen om de gang van zaken bij de verhoren te toetsen en kan niet meer worden vastgesteld welke onderdelen van de in de processen-verbaal opgenomen verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit diens eigen herinnering afkomstig zijn en welke niet. Daarmee maakt het niet naleven van de AVR in dit concrete geval ernstig inbreuk op het belang van de verdediging. Het horen van de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris heeft ook verder geen duidelijkheid opgeleverd over de wijze waarop de verhoren hebben plaatsgevonden en compenseert het nadeel voor de verdediging dus niet; verbalisanten konden zich desgevraagd niet alles herinneren en zij hebben daarover, met name ook over de reden waarom op bepaalde momenten afgeweken is van de AVR, inconsistent en onderling tegenstrijdig verklaard.
Daar komt bij dat nader onderzoek door de verdediging heeft uitgewezen dat de woordelijke uitwerking van de auditief geregistreerde verhoren, die op aandringen van de verdediging is vervaardigd, meerdere onjuistheden bevat en op essentiële onderdelen onvolledig is. Ook heeft de verdediging het sterke vermoeden dat de AVR-audiobestanden die zij uiteindelijk heeft mogen beluisteren gemanipuleerd zijn. De bestanden zijn, zo blijkt uit de registratienummers, pas op een (veel) later moment ingespoeld en op een aantal bestanden is duidelijk een ‘knip’ hoorbaar. Dat wekt de suggestie dat er door de politie een selectie is gemaakt wat de verdediging wel en niet mag horen. Voor zover aan dit alles al een legitieme reden ten grondslag zou liggen, dient die kenbaar gemaakt te worden en dat is niet gebeurd. Ten slotte zijn van de niet geregistreerde gesprekken die hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en verbalisanten vrijwel geen aantekeningen gemaakt, terwijl deze aantekeningen volgens het dossier mede de basis zouden hebben gevormd voor de processen-verbaal van aangifte. De verdediging is dus evenmin in haar nadeel gecompenseerd door de mogelijkheid om de AVR-audiobestanden uit te luisteren, de verstrekking van een (naar is gebleken: niet) woordelijke uitwerking daarvan of de verstrekking van een aantal (zeer summiere) aantekeningen. Integendeel, zowel de audiobestanden als de uitwerking roepen alleen maar meer vragen op.
Dit betekent dat de geconstateerde schending van de AVR onherstelbaar is en dat het daaruit voortvloeiende ernstige en fundamentele nadeel voor de verdediging niet is gecompenseerd in het verdere verloop van het strafproces.
De verdediging heeft er voorts op gewezen dat weliswaar in uitzonderlijke gevallen, in opdracht van de officier van justitie, afgeweken kan worden van de AVR. Dit dient dan expliciet in het procesdossier vermeld te worden, zodat de rechter in staat is de uitzondering te toetsen. In dit geval is daarover in het procesdossier – in strijd met het bepaalde in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – aanvankelijk niets vermeld. Pas een week voor de oorspronkelijk geplande inhoudelijke behandeling in maart 2018 is naar aanleiding van vragen van de verdediging een aanvullend proces-verbaal opgemaakt waarin een aantal redenen worden genoemd voor het afwijken van de AVR en in het bijzonder het stopzetten van de opnameapparatuur. Dit betekent, zo stelt de verdediging, dat het openbaar ministerie aanvankelijk het niet naleven van de voorschriften van de AVR doelbewust heeft verzwegen. Dit volgt ook uit het feit dat verbalisant 97006 expliciet geverbaliseerd heeft dat het aangiftegesprek auditief zou zijn geregistreerd, zonder daarbij te melden dat er in overleg met de officier van justitie deels van de AVR werd afgeweken. Dit proces-verbaal is op ambtseed opgemaakt en ondertekend door de betreffende verbalisant, wetende dat er onjuistheden in stonden. De officier van justitie heeft dit proces-verbaal, eveneens wetende dat er onjuistheden in stonden, aan het procesdossier toegevoegd en zo getracht de verdediging en de rechtbank op het verkeerde been te zetten.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met de enkele vaststelling van vormverzuimen door de rechtbank en heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd.
Het niet geheel naleven van de AVR en de daarmee samenhangende schending van de verbaliseringsplicht, leidt - na vaststelling dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim - niet tot enig rechtsgevolg in het kader van artikel 359a Sv. De verdediging is in de gelegenheid gesteld [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de betrokken verbalisanten te horen. Daarmee is het verzuim in voldoende mate gecompenseerd. Uit de daaruit voortvloeiende verklaringen is bovendien gebleken dat geen sprake is geweest van beïnvloeding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de politie en dat zijn verklaringen op eigen wetenschap stoelen en berusten op hetgeen hij zelf heeft waargenomen.
Ook overigens is er geen sprake geweest van onoorbare beïnvloeding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de politie noch zijn hem op zodanige wijze toezeggingen gedaan dat reeds daarom, gelet op het Zwolsman-criterium, de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging in het geding zou kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de strafzaken tegen alle verdachten in het Turgon-onderzoek is door de verdediging kritiek geuit over de wijze waarop de verhoren door de politie van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden. Hoewel de advocaten van de verdachten in hun pleidooien verschillende benaderingen hebben gekozen en verschillende accenten hebben gelegd, komt die kritiek er in alle gevallen in de kern op neer dat er fundamentele gebreken kleven aan de wijze waarop de verhoren zijn afgenomen en (daarmee) aan de inhoud van die verhoren. De rechtbank ziet daarom uit proceseconomisch oogpunt aanleiding om de gevoerde verweren als één geheel te bespreken.
Juridisch kader
Indien binnen de door artikel 359a Sv bepaalde grenzen sprake is van een vormverzuim dat niet meer kan worden hersteld en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Het ‘voorbereidend onderzoek’ genoemd in artikel 359a Sv heeft uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem ten laste gelegde feit.
Bij voornoemde beoordeling dient de rechter rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient’. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv. Opmerking verdient tevens dat indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang, waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
Voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. In uitzonderlijke situaties is niet-ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt.
Verzuim en nadeel ten aanzien van de verhoren van [slachtoffer 1]
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] op 9 november 2016, en aanvullend op latere tijdstippen, aangifte heeft gedaan van onder meer afpersing in vereniging gepleegd. Dit betreft een feit waarop een maximale gevangenisstraf van 12 jaren staat. Om die reden is de AVR, zoals deze in 2016 gold, op onderhavige zaak van toepassing en hadden alle verhoren van verdachten en getuigen integraal auditief vastgelegd dienen te worden. Indien van de AVR wordt afgeweken, dient dit te geschieden met toestemming van de officier van justitie en met redenen omkleed in het proces-verbaal te worden opgenomen.
Uit de inhoud van de AVR blijkt dat de achtergrond van deze aanwijzing vooral gelegen is in het belang van de waarheidsvinding; de auditieve registratie is een hulpmiddel ten behoeve van de toetsbaarheid van de verhoren in een latere fase van het strafproces.
De rechtbank stelt vast dat er in beginsel conform de AVR opnames zijn gemaakt van de verhoren van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt voorts vast dat de opnames van de verhoren van [slachtoffer 1] tussentijds meermalen zijn stopgezet en derhalve niet integraal auditief zijn opgenomen. In zoverre is er afgeweken van de AVR. Dat er is afgeweken van de AVR en waarom dit is gebeurd, is bovendien niet opgenomen in het proces-verbaal van aangifte, noch in de aanvullende processen-verbaal van verhoor van aangever. De redenen voor deze afwijking zijn pas later vastgelegd in een aanvullend proces-verbaal. De rechtbank komt daar hieronder nog nader op terug. In zoverre is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
De rechtbank dient hierbij, zoals hiervoor is overwogen, in ogenschouw te nemen welk nadeel het zojuist geschetste vormverzuim voor verdachte heeft veroorzaakt en of hij daarbij daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
In het licht van de doelstelling van de AVR is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat verdachte nadeel heeft ondervonden van de gang van zaken met betrekking tot de registratie van de verhoren van [slachtoffer 1] . Het is onmogelijk om thans via de auditieve registratie te toetsen hoe de verklaring van [slachtoffer 1] precies tot stand is gekomen nu de opnames op cruciale momenten zijn gestopt.
De rechtbank overweegt verder dat er, zij het vooral op instigatie van de advocaten van verdachte en medeverdachten, meerdere aanvullende onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden om de feitelijke gang van zaken rondom de totstandkoming van de aangifte te verduidelijken. De onduidelijkheid met betrekking tot de gang van zaken rondom het verhoor is evenwel blijven bestaan. De verhorende verbalisanten hebben bij de rechter-commissaris uiteenlopende verklaringen afgelegd over de vraag waarom de auditieve registratie op bepaalde momenten is gepauzeerd en wat er vervolgens in die pauzes is gebeurd. De later opgemaakte woordelijke uitwerking van de verhoren geeft daar evenmin helderheid over, niet in het minst omdat – zoals de verdediging aan de hand van meerdere voorbeelden heeft aangetoond – er de nodige discrepanties zitten tussen deze woordelijke uitwerking en de auditieve registraties waarop deze uitwerking is gebaseerd. Ook de zeer summiere aantekeningen die de verbalisanten van de verhoren hebben gemaakt bieden geen duidelijkheid over de gang van zaken. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat de verdachte als gevolg van het voorgaande daadwerkelijk, en op aanzienlijke wijze, in zijn verdediging is geschaad.
Verzuim en nadeel ten aanzien van de verhoren van [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt vast dat ook de verschillende verhoren van [slachtoffer 2] in beginsel conform de AVR opgenomen zijn, maar dat ook hier de opnames tussentijds meermalen zijn stopgezet en derhalve, in afwijking van de AVR, niet integraal auditief zijn opgenomen. Ook in dit geval geldt dat het feit dat er is afgeweken van de AVR noch waarom dit is gebeurd, is opgenomen in één van de processen-verbaal van verhoor. Eerst op een later moment is daar, nadat de verdediging in de strafzaak van de medeverdachte had opgemerkt dat er hiaten zaten in de geluidsopnames, door de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris een verklaring over afgelegd. In zoverre is er naar het oordeel van de rechtbank ook voor wat betreft de verhoren van [slachtoffer 2] sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank is, met verwijzing naar het eerdere oordeel ten aanzien van de verhoren van [slachtoffer 1] , van oordeel dat de verdediging hierdoor aanzienlijk nadeel heeft opgelopen.
Verbaliseringsplicht
De rechtbank merkt nogmaals op dat het feit dat bij de verhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is afgeweken van de voorschriften van de AVR niet staat vermeld in één van de processen-verbaal van deze verhoren, maar (in het geval van [slachtoffer 1] ) eerst is verantwoord in een aanvullend proces-verbaal dat anderhalf jaar na de aangifte is opgemaakt, overigens pas nadat vanuit de verdediging vraagtekens waren gezet bij de juistheid en compleetheid van de auditieve registraties en niet eerder dan in de aanloop naar de oorspronkelijk geplande behandeling van de strafzaak in maart 2018 aan de verdediging en de rechtbank is verstrekt. In het geval van [slachtoffer 2] is op dit punt eerst helderheid verschaft door de verhoren van de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris. Deze gang van zaken acht de rechtbank in strijd met de verbaliseringsplicht ex artikel 152 Sv, dat voorschrijft dat zo spoedig mogelijk proces-verbaal wordt opgemaakt van hetgeen tot opsporing is verricht of bevonden en waarvan het belang is dat de rechtmatigheid daarvan kan worden getoetst en de rechter zich een oordeel kan vormen over de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan. Die mogelijkheid is zowel de verdediging als de rechtbank in eerste instantie onthouden en het is slechts aan de vasthoudendheid van de verdediging te danken dat er uiteindelijk wel verantwoording over de auditieve registraties is afgelegd.
Hoewel het voorgaande zelfstandig een vormverzuim oplevert, met als gevolg dat er des te meer onduidelijkheid is ontstaan over de gang van zaken rond de verhoren van de beide aangevers, ziet de rechtbank onvoldoende grond om te oordelen dat, zoals de verdediging heeft betoogd, één en ander gebeurd is om zo te verhullen dat er afgeweken was van de voorschriften van de AVR of – nog verstrekkender – om te verhullen dat de politie de verhoren op beslissende wijze heeft beïnvloed. Veeleer lijkt één en ander te zijn voortgekomen uit een combinatie van omstandigheden die een negatieve invloed hebben gehad op de kwaliteit van het politiewerk in deze zaak, zoals het plotselinge overbrengen van [slachtoffer 1] en zijn gezin naar een safe house en de verwevenheid van de onderhavige strafzaak met andere onderzoeken naar mogelijke strafbare feiten binnen de motorclub No Surrender. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zij, anders dan de verdediging, geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat sprake is geweest van manipulatie van de AVR-bestanden. Het enkele feit dat de betreffende bestanden een afwijkende nummering hebben, betekent naar het oordeel van de rechtbank en in het licht van de uitleg van de officieren van justitie ter zitting met betrekking tot het inspoelen op de landelijke databank, niet dat er meer bestanden bestaan die aan de verdediging zijn onthouden.
Geen niet-ontvankelijkheid, wel bewijsuitsluiting
Hoewel, gelet op het voorgaande, niet is komen vast te staan dat doelbewust is getracht de verdediging en de rechtbank te misleiden, is naar het oordeel van de rechtbank wel gehandeld met grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging. De geconstateerde verzuimen raken immers direct aan één van de fundamentele taken van de verdediging, namelijk de mogelijkheid om het optreden van de opsporingsambtenaren op juistheid en volledigheid te kunnen controleren. Zoals al aangegeven, zijn deze verzuimen alleen door het optreden van de verdediging uiteindelijk boven water gekomen. De rechtbank ziet niettemin geen grond om over te gaan tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. De rechtbank neemt daarbij enerzijds in aanmerking dat het in deze zaak gaat om zeer ernstige verdenkingen, zodat het maatschappelijk belang bij vervolging zwaar moet meewegen bij de vaststelling van de rechtsgevolgen van het verzuim. Anderzijds kan aan het (evidente) nadeel dat de verdediging heeft geleden ook op minder verstrekkende wijze worden tegemoetgekomen, namelijk door (gedeeltelijke) bewijsuitsluiting.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dat laatste dat aan de geverbaliseerde aangifte en verdere verhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de opsporingsambtenaren zoveel onduidelijkheden en gebreken kleven, dat niet meer van de betrouwbaarheid en juistheid van de inhoud van die verklaringen kan worden uitgegaan. Hoewel deze verklaringen niet rechtstreeks voortvloeien uit de hiervoor geconstateerde onherstelbare vormverzuimen, hebben deze vormverzuimen wel tot gevolg dat de verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de politie heeft afgelegd niet in volle omvang door de rechtbank kunnen worden getoetst. Om die reden zal de rechtbank de verhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voor zover door de politie afgenomen, van het bewijs uitsluiten. De verklaringen die beide aangevers ten overstaan van de rechter-commissaris hebben afgelegd, in het bijzijn van de verdediging, kunnen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel wel voor het bewijs gebruikt worden. Om tegemoet te komen aan het (terechte) verweer van de verdediging dat de inhoud van ook deze verklaringen gekleurd kan zijn geraakt door de eerdere verhoren door de politie, zal de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegenover de rechter-commissaris alleen voor het bewijs gebruiken voor zover zij de bevestiging vormen van andere, meer objectieve bewijsmiddelen.
Verklaringen van [slachtoffer 3]
De verdediging heeft in aanvulling op het voorgaande bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer 3] ook van het bewijs moeten worden uitgesloten, nu deze op hun beurt weer beïnvloed zouden zijn door hetgeen [slachtoffer 1] (gestuurd en in ieder geval niet verifieerbaar) zou hebben verklaard bij de politie. De rechtbank ziet daarvoor evenwel onvoldoende aanwijzingen. Dat betekent dat de rechtbank geen reden ziet om ook deze verklaringen van het bewijs uit te sluiten. Op de vraag in hoeverre deze verklaringen kunnen bijdragen aan de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, gaat de rechtbank hieronder nog nader in.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot bewezen verklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, te weten tweemaal medeplegen van afpersing.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Naar het oordeel van het openbaar ministerie kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier, in het bijzonder de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf, de verklaringen van zijn zoon [slachtoffer 3] , de bevindingen van de politie met betrekking tot het gebruik van de telefoons van de verdachten, DNA-sporen en OVC-gesprekken, bewezen worden dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zich in de avond en nacht van 7 op 8 november 2016 in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de uitvoering van een gezamenlijk plan om de 'bad standing' die [slachtoffer 1] vanuit motorclub No Surrender had gekregen aan te grijpen om hem onder dreiging en met geweld geld afhandig te maken. Alle verdachten wisten daarbij wat er ging gebeuren, hebben een wezenlijke bijdrage aan het feit geleverd en zijn ook bij de uitvoering en afhandeling daarvan betrokken geweest. Dat geldt deels ook voor de medeverdachte [medeverdachte 5] , bij wie [slachtoffer 1] bij aanvang van het feit in de woning verbleef, zij het dat haar aandeel zich in de visie van het openbaar ministerie beperkt tot het medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 1] in de avond van 7 november 2016.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] komt naar voren dat hij diverse malen gedwongen is geld te betalen aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] en daarbij ook is mishandeld en bedreigd. Het toegepaste geweld wordt tevens bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 1] . Dat [slachtoffer 2] ontoelaatbaar onder druk is gezet en bedreigd blijkt uit de vastgelegde WhatsApp-berichten die ook door de politie zijn beluisterd en door middel van stemherkenning zijn toe te schrijven aan beide verdachten.
Vastgesteld kan worden dat beide verdachten samen zijn opgetrokken en dat sprake is van meermalen medeplegen van afpersing op aangever [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft daartoe in zijn pleidooi allereerst aan de hand van vier in de jurisprudentie ontwikkelde criteria [1] geconcludeerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] (feit 1) niet betrouwbaar zijn. Tevens heeft de verdediging de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] (feit 2) in twijfel getrokken.
De raadsman heeft voor het overige - zakelijk weergegeven - het volgende aangegeven.
In de eerste plaats kan niet bewezen worden dat er in de avond en nacht van 7 op 8 november 2016 enig geldbedrag of goed is afgegeven, nu daarover tegenstrijdig is verklaard door [slachtoffer 1] en zijn zoon [slachtoffer 3] . Dat betekent dat niet vastgesteld kan worden of wel sprake is geweest van een voltooide afpersing. Voor zover de rechtbank daar anders over zou oordelen, is de rol van verdachte bij dit alles van onvoldoende gewicht geweest om hem als medepleger aan te kunnen merken. De stelling van het openbaar ministerie dat sprake is geweest van een vooropgezet plan is niet te bewijzen; het enkele feit dat verdachte en [medeverdachte 5] voorafgaand aan het incident contact met elkaar hebben onderhouden zegt in dit verband niets.
De omstandigheid dat er bloed van [slachtoffer 1] op - en DNA van verdachte in - een handschoen is aangetroffen die in de woning van de medeverdachte [medeverdachte 5] lag, bewijst niet dat verdachte [slachtoffer 1] daarmee geslagen heeft. Het betrof immers een mengprofiel van drie personen, van onder andere verdachte. Bovendien is niet gebleken dat het DNA van verdachte op 7 november 2016 in die handschoen terecht is gekomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde lopen de verklaringen van alle betrokkenen op belangrijke punten uiteen, en spreken zij zichzelf en elkaar tegen. Daardoor is het onmogelijk te reconstrueren wat er zich daadwerkelijk heeft afgespeeld. [getuige 1] is verder een onbetrouwbare getuige. [slachtoffer 2] en [getuige 1] verklaren zo tegenstrijdig aan zichzelf en aan elkaar dat hun verklaringen onmogelijk waar kunnen zijn. Dat betekent dat hun verklaringen als onbetrouwbaar gekwalificeerd moeten worden en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. Deze bewijsmiddelen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank het navolgende buiten redelijke twijfel vast.
Op maandagavond 7 november 2016 is [slachtoffer 1] op uitnodiging van [medeverdachte 5] naar haar woning aan de [adres 1] in Eelde gegaan. Hij heeft daar wat gedronken in de woonkamer. Plotseling stormde een groep mannen de woonkamer binnen [2] . Deze mannen begonnen [slachtoffer 1] fors te mishandelen door hem meermalen tegen het hoofd en het lichaam te stompen en te schoppen. [slachtoffer 1] heeft daarbij een hersenschudding, een gebroken neus, een forse bloeduitstorting in zijn aangezicht, een gescheurde oorschelp, een gekneusde borstkas en een scheur in één van zijn trommelvliezen opgelopen [3] . De mannen eisten dat [slachtoffer 1] hen een bedrag van € 5.000 euro zou betalen, waarop [slachtoffer 1] een kennis van hem, [kennis] , heeft gebeld om dit bedrag (of iets van vergelijkbare waarde) bij elkaar te brengen [4] .
Vervolgens is [slachtoffer 1] door zijn belagers in een Volkswagen Transporter meegevoerd naar een locatie nabij het zwembad De Papiermolen in Groningen [5] . Tijdens de rit naar De Papiermolen heeft [slachtoffer 1] nogmaals gebeld met [kennis] , die hem na negen mislukte pogingen daartoe heeft teruggebeld [6] . [kennis] is vervolgens samen met de zoon van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , naar de Papiermolen gereden. Daar ter plaatse troffen zij [slachtoffer 1] met zijn belagers aan. [slachtoffer 3] heeft vervolgens een zak met inhoud overhandigd aan één van de belagers [7] .
Na deze ontmoeting is [slachtoffer 1] weer meegevoerd in de Volkswagen Transporter en uiteindelijk, enige tijd later, in zijn ondergoed uit de bus gezet in de buurt van Glimmen. Daar heeft hij, even na middernacht, bij een woning aangebeld en is de politie gealarmeerd [8] .
Samengevat komen de gebeurtenissen in de avond en nacht van 7 op 8 november 2016 er op neer dat [slachtoffer 1] eerst in de woning van [medeverdachte 5] in Eelde door een groep belagers is mishandeld en dat hij onder druk van die mishandeling heeft geregeld dat er later, bij De Papiermolen, geld of goederen van waarde zijn afgegeven aan (een deel van) deze belagers. Daarmee staat vast dat er sprake is geweest van afpersing, zoals primair is ten laste gelegd.
De rechtbank acht bewezen dat de hiervoor bedoelde groep belagers in ieder geval heeft bestaan uit de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en overweegt hiertoe als volgt.
Locatie Eelde, in de woning van [medeverdachte 5]
[slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de groep mannen die 's avonds de woonkamer van [medeverdachte 5] binnenstormde en hem heeft mishandeld bestond uit [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Deze verklaring wordt door een combinatie van bewijsmiddelen ondersteund.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 7 november 2016 rond 20.45 uur in de woning van [medeverdachte 5] was en uit de verklaring van [medeverdachte 5] blijkt dat hij daar inderdaad 's avonds op bezoek is geweest. Uit de analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoon van [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] daar in ieder geval gedurende de periode van 20.40 uur tot 22.30 uur heeft verbleven. Immers, om 20.40 uur straalt zijn telefoon een mast aan in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] en om 22.30 uur, als [slachtoffer 1] wordt gebeld door [kennis] , straalt zijn telefoon nog steeds een mast aan in het dekkingsgebied van deze woning [9] .
[medeverdachte 5] bericht vervolgens om 22.49 uur aan [naam 5] dat er ‘dikke drama’ is bij haar en dat ze wat moet lozen, maar dat ze dat niet kan vertellen op Facebook [10] . De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat de mishandeling vermoedelijk heeft plaatsgehad tussen 22.00 uur en 22.37 uur.
Op grond van het volgende is vast te stellen dat de genoemde verdachten zich binnen deze tijdspanne eveneens in (in ieder geval de directe omgeving van) de woning van [medeverdachte 5] hebben bevonden.
Uit de analyse van de historische verkeers- en telecomgegevens is gebleken dat de telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] binnen deze periode masten aan hebben gestraald in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] .
Zo wordt [medeverdachte 1] om 20.17 uur gebeld door [verdachte] , op welk moment het toestel van [medeverdachte 1] nog dekking geeft aan zijn woning in Foxhol [11] . De telefoon van [medeverdachte 1] verplaatst zich vervolgens globaal vanaf het dekkingsgebied van zijn woning in Foxhol richting Eelde en bevindt zich in ieder geval van 22.00 tot 22.15 uur in het dekkingsgebied rond de woning van [medeverdachte 5] [12] . Om 22.39 uur belt het toestel van [medeverdachte 2] uit met het toestel van [medeverdachte 1] , terwijl de telefoon van [medeverdachte 2] zich dan sinds 22.02 uur in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] bevindt en de telefoon van [medeverdachte 1] in het dekkingsgebied Eelde/Paterswolde, op enige afstand van de woning van [medeverdachte 5] [13] .
De telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevinden zich vervolgens in de tijdsspanne van 20.39 uur tot 22.39 uur geheel of gedeeltelijk in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] [14] .
Uit telecomgegevens is verder gebleken dat [verdachte] om 21.03 uur, dus voorafgaand aan het delict, een WhatsAppbericht heeft ingesproken bij [medeverdachte 3] , inhoudende dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] zal ophalen en dat [verdachte] zal doorrijden naar 'Vink', waar hij op hem zal wachten [15] . [medeverdachte 2] bevindt zich dan in Uithuizermeeden [16] . Vervolgens vindt er tussen 21.15 uur en 21.33 uur een WhatsAppgesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dat over het oppikken van [medeverdachte 3] gaat. Dit gesprek wordt afgesloten met de opmerking van [medeverdachte 2] dat hij er is (‘bn er’) [17] .
Uit de combinatie van de omstandigheden dat de telefoon van [medeverdachte 2] rond 22.00 uur het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] binnen gaat, en het feit dat [medeverdachte 2] om 21.33 uur bij [medeverdachte 3] is gearriveerd om hem op te halen, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] het dekkingsgebied mee is ingereden. Dit wordt bovendien bevestigd door de inhoud van de OVC-gesprekken die op 10 november 2016, enkele dagen na het feit, zijn opgenomen in het clubhuis van No Surrender in Emmen. Daarin merkt [medeverdachte 3] onder meer op dat “(…) [bijnaam] (…) die hebben we dinsdag [
de rechtbank merkt op: 7 november 2016] heel goed te grazen gehad (…) Zat in huis, had ons nooit verwacht (…) Hij lag te slapen op de bank (…) handschoenen aan [18] .”. De rechtbank merkt in dit verband op dat het verweer van de verdediging in de strafzaak tegen [medeverdachte 3] dat onvoldoende vast staat dat de spreker daadwerkelijk [medeverdachte 3] is, door de rechtbank bij vonnis van heden in die strafzaak is verworpen.
Zoals gezegd blijkt uit het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bij de woning van [medeverdachte 5] waren op het moment dat de mishandeling van [slachtoffer 1] plaatsvond. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat zij bij deze mishandeling en de daarmee samenhangende afpersing betrokken zijn geweest.
De bevindingen met betrekking tot het telefoongebruik bieden geen directe bevestiging voor de verklaring van [slachtoffer 1] over de betrokkenheid van [verdachte] . Diens betrokkenheid staat naar het oordeel van de rechtbank echter buiten redelijke twijfel vast op grond van het onderzoek naar de handschoenen die in de woning van [medeverdachte 5] zijn aangetroffen [19] , in samenhang met de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat [verdachte] handschoenen droeg op het moment dat hij door [verdachte] werd geslagen [20] . Dit laatste wordt immers bevestigd door het feit dat op deze handschoenen aan de buitenkant bloed van [slachtoffer 1] en aan de binnenkant DNA van [verdachte] is aangetroffen [21] .
Locatie De Papiermolen
De verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat hij vervolgens door de verdachten is meegevoerd naar een locatie nabij De Papiermolen [22] vindt in de eerste plaats bevestiging in de omstandigheid dat bloed van [slachtoffer 1] op de achterbank van de Volkswagen Transporter is aangetroffen [23] . Verder heeft ook [slachtoffer 3] verklaard dat hij zijn vader bij De Papiermolen heeft gezien toen hij een zak met inhoud aan de belagers van zijn vader kwam overhandigen [24] . Daarnaast blijkt uit historische verkeersgegevens dat de telefoon van [slachtoffer 1] om 22.30 uur een mast aanstraalt in Eelde op de grens van het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] [25] . Verder blijkt dat zijn telefoon daarna vanuit Eelde beweegt richting De Papiermolen in Groningen, van 22.49 uur tot 23.10 uur straalt zijn telefoon een mast aan die dekking geeft aan de omgeving van de Papiermolen te Groningen [26] .
Dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met [slachtoffer 1] bij de Papiermolen zijn geweest, volgt voor wat betreft de aanwezigheid van [medeverdachte 2] niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer 1] zelf, maar ook uit de verklaring van diens zoon [slachtoffer 3] inhoudende dat hij [medeverdachte 2] als één van de belagers van zijn vader bij De Papiermolen heeft gezien [27] .
Daarnaast geldt voor [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat de verklaring van [slachtoffer 1] opnieuw wordt ondersteund door het onderzoek naar hun telefoongebruik. In en rond de periode dat [slachtoffer 1] in de buurt van De Papiermolen is, waarbij aangenomen mag worden dat op dat moment de overdracht van de zak met inhoud plaatsvindt, stralen hun telefoons masten aan die dekking geven aan de directe omgeving van De Papiermolen. Zo maakt het toestel van [medeverdachte 2] om 23.19 uur contact met een mast in het dekkingsgebied van De Papiermolen, terwijl wordt uitgebeld naar de telefoon van [medeverdachte 1] [28] . [verdachte] wordt, terwijl zijn toestel aanstraalt bij masten in het dekkingsgebied bij de Papiermolen, om 23.01 uur en 23.07 uur gebeld door de telefoon van [medeverdachte 5] [29] . Voor [medeverdachte 1] geldt dat zijn telefoon om 23.19 uur een mast aanstraalt op het [adres 19] in Groningen, op het moment dat hij door [medeverdachte 2] wordt gebeld. Deze mast biedt theoretisch dekking aan De Papiermolen.
De verklaring van [slachtoffer 1] dat hij geld (of iets anders van waarde) moest afstaan aan zijn belagers, dat hij hiervoor contact heeft gezocht met [kennis] en dat [kennis] en zijn zoon [slachtoffer 3] vervolgens naar een locatie bij De Papiermolen zijn gekomen om dit af te staan aan de verdachten, wordt eveneens ondersteund door het onderzoek naar de historische verkeersgegevens, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] om 22.13 en 22.30 uur contact heeft gezocht met het nummer van [kennis] en dat [kennis] vervolgens tussen 22.49 en 23.09 uur negen keer belt met het nummer van [slachtoffer 1] , waarbij er om 23.00 uur sprake is van daadwerkelijk contact, op een moment dat het toestel van [slachtoffer 1] een mast aanstraalt in het dekkingsgebied van De Papiermolen [30] . Ook de verklaring van [slachtoffer 3] bevestigt deze gang van zaken. Hij heeft verklaard dat [kennis] rond 22.35 uur contact met hem opnam omdat zijn vader in de problemen zat en dat [slachtoffer 3] en [kennis] vervolgens samen naar De Papiermolen zijn gegaan om geld of iets van waarde voor zijn vader af te geven. [slachtoffer 3] beschrijft bovendien dat zijn vader bij De Papiermolen bloedde aan de zijkant van zijn hoofd, dat zijn gezicht enorm was opgezwollen en dat hij amper op zijn benen kon staan. Hij heeft tevens verklaard dat zijn vraag om zijn vader van medische hulp te voorzien door onder andere [medeverdachte 2] werd afgewezen, omdat ze nog niet klaar waren met [slachtoffer 1] , hetgeen te maken zou hebben met diens ‘bad standing’. Volgens [slachtoffer 3] werd zijn vader vervolgens, nadat hij een zak met inhoud aan één van hen had afgegeven, weer door zijn belagers meegenomen [31] .
Medeplegen
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de avond van 7 november 2016 in de woning van [medeverdachte 5] zijn geweest, waar [slachtoffer 1] is mishandeld en onder druk van die mishandeling heeft geregeld dat er door [kennis] en [slachtoffer 3] geld of een ander voorwerp van waarde naar De Papiermolen is gebracht, waar zich in ieder geval [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] bevonden. Zoals al eerder opgemerkt kan hetgeen is voorgevallen gekwalificeerd worden als afpersing.
De feitelijke gang van zaken duidt er reeds op dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , waarbij ieder een aandeel heeft gehad in de uitvoering van de afpersing van [slachtoffer 1] . Dat er van een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest, en dat ook [medeverdachte 5] daarbij betrokken is geweest, volgt daarnaast nog uit het volgende.
Dat sprake is geweest van een vooropgezet plan blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van [getuige 2] dat zij op 6 november 2016 ‘s avonds bij [medeverdachte 5] op bezoek is geweest en [medeverdachte 5] haar over dit plan heeft verteld en daarbij 'No Surrender' heeft genoemd [32] . In de eerste plaats wordt het feit dat [getuige 2] op 6 november 2016 bij [medeverdachte 5] langs is geweest ondersteund door het feit dat de telefoon van [getuige 2] op 6 november 2016 rond 18.40 uur, met het wachtwoord van [medeverdachte 5] , contact heeft gemaakt met de modem in de woning van [medeverdachte 5] [33] . Dat er contact is geweest tussen [getuige 2] en [medeverdachte 5] wordt tevens ondersteund door het WhatsAppgesprek tussen [getuige 2] en [getuige 3] , waar overigens zelfs uit kan worden afgeleid dat het plan aanvankelijk was om [slachtoffer 1] op 6 november 2016 al te grazen te nemen [34] . Dit volgt ook uit het WhatsAppgesprek met [getuige 4] waarin zij op 7 november 2016 om 14.34 uur aan [getuige 2] vraagt: "Nog iets gehoord over gisteren?" Waarop [getuige 2] antwoordt: "Ja vanavond nu, want hij was in slaap gevallen ofzo." [35] . Dit bericht sluit weer aan bij het bericht van [medeverdachte 5] aan [verdachte] op 6 november 2016 om 01.11 uur dat hij in slaap was gevallen en morgen komt [36] als ook bij de verklaringen van [slachtoffer 1] dat hij aanvankelijk op 6 november 2016 bij [medeverdachte 5] zou komen maar niet is geweest [37] .
Dit betekent dat [getuige 2] op 7 november 2016 om 14.34 uur over informatie beschikte, waarvan de juistheid wordt bevestigd door het bericht dat [medeverdachte 5] op 6 november 2016 om 01.11 uur aan [verdachte] heeft gestuurd. Nu daarnaast de verklaring van [getuige 2] dat zij op 6 november 2016 ‘s avonds bij [medeverdachte 5] is langs geweest wordt ondersteund door de inloggegevens van haar telefoon, heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de juistheid van haar verklaring.
De rechtbank ziet voorts bewijs van een vooropgezet plan in de historische verkeersgegevens waaruit blijkt dat [medeverdachte 5] en [verdachte] kort voor de mishandeling veelvuldig telefonisch contact hebben [38] , terwijl [verdachte] op zijn beurt weer contact heeft met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] [39] , en [medeverdachte 1] met verdachte [40] .
Als laatste acht de rechtbank de OVC-gesprekken van 10 november 2016 in het clubhuis van No Surrender een relevante bevestiging van de uitvoering van het vooropgezette plan. Daarin wordt gesproken over hetgeen [slachtoffer 1] in deze zaak is overkomen, waarbij wordt gezegd dat [slachtoffer 1] 'die [bijnaam] ' een 'bad standing' (BS) heeft gekregen [41] .
De rechtbank is gelet op dit vooropgezette plan in combinatie met de lijfelijke aanwezigheid van verdachte, [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] in de woning van [medeverdachte 5] ten tijde van de geweldpleging richting [slachtoffer 1] , van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Bespreking specifieke bewijsverweren ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Ofschoon onduidelijk is gebleven wat zich in de zak heeft bevonden die [slachtoffer 3] bij De Papiermolen aan één van de verdachten heeft overhandigd, staat op grond van die verklaring vast dat er enig goed is afgegeven. De rechtbank acht daarmee, anders dan de verdediging, bewezen dat sprake is van een voltooide afpersing. Immers, er is geweld toegepast waarna onder dwang iets moest worden afgegeven. De combinatie van deze handelingen acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheid en ongeacht de waarde van hetgeen is afgegeven, als zodanig te kwalificeren. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de al besproken bewijsmiddelen volgt dat verdachte degene is geweest die voorafgaand aan het feit een regisserende rol heeft gespeeld door contact te onderhouden met [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Hij is ook degene geweest die met handschoenen aan heeft geslagen en heeft aldus een aanzienlijk aandeel gehad in het gepleegde geweld, dat in samenhang stond met de afpersing. Daarmee kan de rol van verdachte, nog afgezien van hetgeen de rechtbank hierboven over de nauwe en bewuste samenwerking heeft overwogen, zonder meer als die van medepleger worden aangemerkt.
Beoordeling van de onderdelen van de tenlastelegging met betrekking tot feit 1
Een aantal feitelijke onderdelen van hetgeen primair cumulatief aan verdachte is ten laste gelegd berusten enkel op de verklaringen van [slachtoffer 1] , zonder dat zij (voldoende) steun vinden in andere bewijsmiddelen. In lijn met haar eerdere overwegingen over het gebruik van de verklaringen van [slachtoffer 1] , acht de rechtbank deze onderdelen niet bewezen. Het gaat om de onderdelen in het primair cumulatief ten laste gelegde, inhoudende dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders:
- een strijkijzer heeft verhit en klaargezet en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze zijn vrouw ook nog wel klein zouden krijgen en/of
- het hete strijkijzer heeft getoond en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze de No Surrender tatoeage op zijn buik met het strijkijzer weg zouden branden en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen heeft bedreigd met de dood, als er geen geld zou komen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij geld moest betalen en dat ze wisten waar hij woonde en/of dat ze zijn vingers af zouden knippen en/of
- die [slachtoffer 1] een handdoek in zijn mond heeft gepropt en/of
- die [slachtoffer 1] (aldaar) een mes en/of een pistool heeft getoond, althans zichtbaar voor die [slachtoffer 1] heeft gedragen.
De rechtbank acht het onder 1 primair cumulatief ten laste gelegde evenmin bewezen voor zover dit de gebeurtenissen betreft die zich hebben afgespeeld nadat [slachtoffer 1] , na overhandiging van de zak met inhoud door zijn zoon [slachtoffer 3] , weer in het busje plaats moest nemen. Hoewel vast staat dat [slachtoffer 1] 's nachts in zijn ondergoed bij getuige [getuige 3] in Glimmen heeft aangebeld, berust het enige bewijs voor hetgeen zich in de tussenliggende periode heeft afgespeeld en wie daarvoor verantwoordelijk zou moeten worden gehouden enkel op de verklaringen van [slachtoffer 1] , zonder verdere ondersteuning daarvan in andere bewijsmiddelen. Ook hiervoor geldt dat, zoals de rechtbank al eerder heeft overwogen, een bewezenverklaring niet slechts op de verklaringen van [slachtoffer 1] kan berusten.
Verder acht de rechtbank de onder 1 primair cumulatief ten laste gelegde poging tot afpersing (later) op 8 november 2016 evenmin bewezen. Opnieuw geldt dat het bewijs voor hetgeen op die dag is gebeurd – dat tijdens de rit naar Glimmen gezegd zou zijn dat [slachtoffer 1] de volgende dag meer geld zou moeten betalen, dat één van de verdachten op 8 november 2016 voor het ziekenhuis stond te posten toen hij daaruit ontslagen werd en dat een deel van de verdachten later bij hem aan de deur of in de omgeving van zijn woning zouden zijn geweest – in overwegende mate op enkel de verklaringen van [slachtoffer 1] berust en onvoldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De rechtbank wijst er daarbij op dat de omstandigheid dat een observatieteam van de politie verdachte [medeverdachte 4] die avond bij de woning van [slachtoffer 1] heeft zien aanbellen, en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet lang daarna in de omgeving zijn staande gehouden, onvoldoende ondersteuning biedt aan de verklaring van [slachtoffer 1] . Hoewel de toevalligheid van hun aanwezigheid natuurlijk vraagtekens oproept in het licht van hetgeen de rechtbank wel bewezen heeft verklaard, moet ook worden vastgesteld dat [medeverdachte 4] heeft ontkend dat zijn bezoek te maken had met de gebeurtenissen van de avond daarvoor. Dat is een stelling die in het licht van het oordeel van de rechtbank in diens strafzaak – namelijk dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij bij die gebeurtenissen betrokken was – niet weerlegd kan worden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn niet bij de woning van [slachtoffer 1] gezien en hadden – evenals [medeverdachte 4] – bovendien naar eigen zeggen een reden om in de omgeving van de woning te zijn, omdat zij een clubavond hadden in het nabijgelegen ‘Hof van Beijum’.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt allereerst dat zij - anders dan de verdediging - geen reden heeft om aan de juistheid van de door getuige [getuige 1] afgelegde verklaringen te twijfelen zodat zij deze zal bezigen voor het bewijs.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft afgeperst, hem éénmaal met kracht heeft geslagen en meermalen telefonisch contact met hem heeft gezocht waarbij hij hem duidelijk heeft gemaakt dat hij nog moest betalen.
[slachtoffer 2] heeft dit verklaard bij de rechter-commissaris [42] . Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] [43] . Verder wordt zijn verklaring ondersteund door de op zijn telefoon aangetroffen WhatsApp-voiceberichten van verdachte, verstuurd in de periode van 14 tot en met 16 november 2016, die zeer intimiderend van karakter zijn [44] . Verdachte heeft ter erechtzitting erkend dat hij deze berichten heeft ingesproken [45] . Gelet op de eerdere mishandeling van [slachtoffer 2] door verdachte, kunnen deze berichten niet anders worden gelezen dan samenhangend met de afpersing.
Geen medeplegen
De rechtbank heeft de medeverdachte [medeverdachte 6] bij vonnis van heden vrijgesproken van het medeplegen van de afpersing van [slachtoffer 2] , nu zij niet bewezen acht dat hij daarbij een rol heeft gehad. Nu er geen aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van anderen dan verdachte, zal verdachte van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Beoordeling van de onderdelen van de tenlastelegging met betrekking tot feit 2
Een aantal feitelijke onderdelen van hetgeen primair cumulatief aan verdachte is ten laste gelegd berusten enkel op de verklaringen van [slachtoffer 2] , zonder dat zij (voldoende) steun vinden in andere bewijsmiddelen. In lijn met haar eerdere overwegingen over het gebruik van de verklaringen van [slachtoffer 2] , acht de rechtbank deze onderdelen niet bewezen. Het gaat om de onderdelen, inhoudende dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders:
- die [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat hij een ‘bad standing’ had, (omdat hij niet op de clubavonden was verschenen van No Surrender. [slachtoffer 2] had eerder gezien dat een ‘bad standing’ onder meer in kan houden dat er een fysieke bestraffing plaatsvindt) en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen en heeft geschopt en/of tegen de auto aan heeft geduwd en/of hem bij de keel heeft vastgegrepen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen heeft bedreigd o.a. met de woorden dat de gevolgen voor die [slachtoffer 2] niet te overzien zouden zijn als hij niet zou betalen en/of dat hij nog meer klappen kon verwachten als hij niet zou betalen en dat ze hem dan thuis zouden komen opzoeken en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat wat er was gebeurd met die jongen in Glimmen met hem ( [slachtoffer 2] ) nog veel erger zou gebeuren als hij ( [slachtoffer 2] ) geen geld zou brengen (in de media waren berichten verschenen dat een jongen in Glimmen door leden van No Surrender was mishandeld en ontvoerd)
- meermalen telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer 2] (o.a. via WhatsApp) en hem duidelijk heeft gemaakt dat hij nog moest betalen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 7 en 8 november 2016 te Eelde, in de gemeente Tynaarlo, en te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn zoon en/of een vriend van zijn zoon, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft gestompt met handschoenen met rubberen noppen erop aan en geschopt met geschoeide voet en
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen mee te rijden in een busje naar een plek nabij de Papiermolen;
2.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 14 november 2016 te Groningen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte,
- die [slachtoffer 2] met kracht heeft geslagen en
- meermalen telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer 2] (o.a. via WhatsApp) en hem duidelijk heeft gemaakt dat hij nog moest betalen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, primair Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2. Afpersing
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het volgende gevorderd:
- dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest;
- dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren, waarbij hij op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
- dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren, waarbij hij op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
- dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan één van beide maatregelen wordt voldaan, en dat de duur van deze vervangende hechtenis wordt bepaald op 1 maand voor de eerste keer dat niet aan één van beide maatregelen wordt voldaan, en voor elke volgende keer op 2 maanden;
- dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens genoemde personen (artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht);
- opheffing van de schorsing voorlopige hechtenis van verdachte op datum uitspraak, gelet op de 12-jaarsgrond en de geschokte rechtsorde.
Bij de strafeis ten aanzien van feit 1 primair heeft het openbaar ministerie onder meer gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS die gelden bij een woningoverval. Naar de mening van het openbaar ministerie is er geen sprake van overtreding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - gepleit voor matiging van een op te leggen straf. De raadsman heeft daartoe verwezen naar uitspraken in vergelijkbare gevallen en heeft verder het volgende betoogd. Het openbaar ministerie heeft feit 1 primair ten onrechte vergeleken met een woningoverval, nu het feit niet in de woning van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. Verder gaat het openbaar ministerie er ten onrechte vanuit dat verdachte een leidende rol in de uitvoering van de feiten heeft vervuld. Verdachte is voorts niet betrokken geweest bij het uit de auto zetten van een half ontklede [slachtoffer 1] in het bos. Verder is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn zodat een strafvermindering van 5 % dient te worden toegepast.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapporten en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit 1 primair
Aard, ernst en omstandigheden van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met een viertal medeverdachten schuldig gemaakt aan een gewelddadige en zeer bedreigende afpersing van een voormalig lid van motorclub No Surrender, die een aantal maanden eerder met een zogenoemde ‘bad standing’ uit de club was gezet. De verdachten, die op verdachte [medeverdachte 5] na, allemaal op dat moment zelf lid waren van No Surrender, hebben deze ‘bad standing’ aangegrepen om het slachtoffer geld dan wel een aanzienlijke hoeveelheid hennep met een behoorlijke straatwaarde, afhandig te maken. Daarbij is het slachtoffer met een vooropgezet plan uitgenodigd in de woning van [medeverdachte 5] , met wie hij bevriend was, waar hij kort na zijn aankomst door de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] is overvallen en dusdanig fors mishandeld dat hij daardoor een hersenschudding, een gebroken neus, een forse bloeduitstorting in zijn aangezicht, een gescheurde oorschelp, een gekneusde borstkas en een scheur in het trommelvlies van zijn rechter oor heeft opgelopen. Na deze mishandeling is het slachtoffer in gewonde toestand in het busje van [medeverdachte 2] meegevoerd naar een afgelegen locatie bij zwembad De Papiermolen in Groningen, waar zijn inmiddels gewaarschuwde zoon en een kennis het geld of de hennep hebben moeten afstaan. Vervolgens is het slachtoffer opnieuw meegevoerd en uiteindelijk midden in de nacht in zijn ondergoed in een bosje bij Glimmen vrijgelaten. Hoewel niet alle verdachten bij alle gebeurtenissen die nacht betrokken zijn geweest, is wat er is gebeurd zo verweven met het plan dat alle verdachten samen hebben gemaakt dat zij door de rechtbank allemaal, voor zover het de strafoplegging betreft, voor het geheel aansprakelijk worden gehouden.
Het slachtoffer heeft, zo is gebleken uit de slachtofferverklaring die ter zitting is afgespeeld, door het handelen van verdachten veel pijn geleden en hij heeft doodsangsten uitgestaan. Op meerdere momenten, zowel tijdens de ritten naar De Papiermolen en naar Glimmen, als ter plekke, heeft het slachtoffer serieus voor zijn leven gevreesd, zich realiserend dat hij naar een afgelegen plek was gebracht en wetende wat zijn belagers hem eerder hadden aangedaan. De verdachten hebben hierdoor de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Voor het slachtoffer zijn de gevolgen groot, temeer nu hij sindsdien met zijn gezin uit angst voor represailles op een voor verdachten geheime plaats verblijft en zijn leven volledig op zijn kop is gezet.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan afpersing van een ander medelid van 'No Surrender'. Ook dit slachtoffer was kennelijk bij de club in ongenade geraakt en diende zijn hesje in te leveren en geld af te geven aan verdachte. Het slachtoffer is daarbij éénmaal hard door verdachte geslagen en heeft daarna van hem, verspreid over meerdere dagen, via WhatsApp zeer intimiderende berichten gekregen waaruit bleek dat hij nog (meer) geld moest betalen. Gelet op de mishandeling die al had plaatsgevonden heeft het slachtoffer deze berichten als zeer bedreigend ervaren en heeft hij langere tijd in angst gezeten. Ook voor dit slachtoffer geldt dat verdachte diens geestelijke en lichamelijke integriteit ernstig heeft geschonden. Ook dit slachtoffer leeft nog steeds in angst voor represailles van de kant van verdachte.
Uitgangspunten voor de straftoemeting
Niet alleen het leed dat de slachtoffers is aangedaan, maar ook de ernstige inbreuk die dergelijk gewelddadig crimineel gedrag in het algemeen op de rechtsorde maakt, rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Omdat de gewelddadigheden in de avond van 7 november 2016 hebben plaatsgevonden in de woning van een – naar het slachtoffer dacht – goede vriendin van hem, een plaats waar hij zich veilig mocht voelen, heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat voor dat feit aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS die zien op een overval op een woning waarbij meer dan licht geweld is gebruikt. Hoewel het in dit geval niet gaat om een willekeurig slachtoffer en het feit sterk samenhangt met het (voormalige) lidmaatschap van de meeste verdachten van No Surrender, hetgeen wellicht aanleiding zou kunnen zijn voor een lager uitgangspunt, staat daar tegenover dat in dit geval sprake is geweest van vooropgezet handelen in groepsverband, en heeft de bewezenverklaarde afpersing zich ook middels een ontvoering buiten de woning voortgezet. Als uitgangspunt voor de straftoemeting voor dit feit neemt de rechtbank dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Voor de afpersing van het andere slachtoffer, die langere tijd geduurd heeft, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar een passend uitgangspunt.
Dat betekent dat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat in deze zaak uit zal gaan van een gevangenisstraf voor duur van zes jaren.
Strafverminderende en –verhogende omstandigheden
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het vonnis van heden meer dan twee jaar wordt gewezen na de aanvang van de behandeling van de strafzaak op 1 december 2016, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De vertraging in de afdoening van de zaak hangt met name samen met de alleszins gerechtvaardigde onderzoekswensen die de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, hetgeen tot strafmatiging moet leiden. Uitgaande van een overschrijding van ruim vijf maanden, zal de rechtbank de op te leggen straf verminderen met 5%.
Andere omstandigheden die voor de strafbepaling relevant zijn, acht de rechtbank niet aanwezig. Verdachte heeft een strafblad, maar is niet eerder veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten. De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die door hem ter zitting naar voren zijn gebracht, maar is van oordeel dat deze ten opzichte van de ernst van het feit van onvoldoende gewicht zijn om invloed te hebben op de strafmaat.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van (in het voordeel van verdachte afgerond) 68 maanden.
De rechtbank zal daarbij niet overgaan tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, zoals door het openbaar ministerie is gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe dat als uitgangspunt dient te gelden dat verdachte in beginsel het recht heeft zijn volledige berechting in vrijheid af te wachten.
De rechtbank stelt vast dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 23 mei 2018 onder voorwaarden is geschorst. Niet is gebleken dat verdachte schorsingsvoorwaarden heeft geschonden. Evenmin is thans sprake van een wezenlijke verandering in de omstandigheden ten opzichte van de situatie op 23 mei 2018 die opheffing van de schorsing rechtvaardigt.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sv op te leggen, inhoudende een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 1] en slachtoffer [slachtoffer 2] , teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1] dat - gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting waaruit naar voren is gekomen dat in groepsverband op ernstige wijze inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer naar aanleiding van het bewezenverklaarde in het stelsel bewaken en beveiligen is geplaatst en daar thans nog onder valt – ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom – direct of indirect – contact op zal nemen met het slachtoffer en wederom jegens het slachtoffer een misdrijf zal plegen.
Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat uit het dossier volgt dat het bewezen verklaarde zich gedurende een lang tijdsbestek heeft afgespeeld en dat sprake is geweest van een veelvoud aan incidenten, waardoor sprake is van een reële dreiging van verdere aantasting van zijn persoon end derhalve ook hier ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom – direct of indirect – contact op zal nemen met het slachtoffer en wederom jegens het slachtoffer een misdrijf zal plegen of zich belastend jegens [slachtoffer 2] zal gedragen.
Om deze redenen beveelt de rechtbank de oplegging van de maatregel ten aanzien van beide slachtoffers voor de duur van vijf jaar met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan en bepaalt zij de vervangende hechtenis voor de duur van 1 maand voor de eerste keer dat de maatregel wordt overtreden en 2 maanden voor iedere volgende keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt.

Inbeslaggenomen goederen

Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een auto, merk/type: Renault Megane, kenteken [kenteken 1] , heeft het openbaar ministerie verbeurdverklaring gevorderd.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een auto, merk/type: Renault Megane, kenteken [kenteken 1] , vatbaar voor verbeurdverklaring nu het feit met behulp van het voorwerp is begaan.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 65.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 4.700,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vaststelling dat verdachte de betreffende strafbare feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat verdachte van de feiten, waaruit de gestelde schade uit zou zijn ontstaan, moet worden vrijgesproken.
De vordering van [slachtoffer 1] dient subsidiair te worden gematigd dan wel deels te worden afgewezen. De gedifferentieerde vordering is gebaseerd op afpersing, mishandeling en grotendeels op opname van [slachtoffer 1] in een getuigen beschermingsprogramma. Van opname in een beschermingsprogramma is volgens het openbaar ministerie geen sprake, zodat de vordering om die reden al fors gematigd te dient te worden. Mishandeling maakt verder deel uit van afpersing zodat daarvoor niet een apart bedrag gevorderd kan worden.
Verder wordt een dergelijk hoog bedrag hoogstens toegewezen in zaken met zwaar en blijvend lichamelijk letsel, waar in dit geval geen sprake van is.
De vordering van [slachtoffer 2] dient subsidiair niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat de vordering voor wat betreft de hoogte van de gestelde schade onvoldoende met stukken is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde schade tot een bedrag van € 10.000,00 redelijk en billijk. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de gevolgen voor het slachtoffer, voor wie de feiten een grove schending van zijn persoonlijke integriteit hebben betekend, waar hij twee en een half jaar later nog altijd de gevolgen van ondervindt. Ten aanzien van het overige deel van de vordering beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 100,00, zijnde het bedrag dat bij de sportvelden in Vinkhuizen door verdachte is afgeperst. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] op meerdere momenten in de bewezenverklaarde periode door verdachte op bedreigende wijze is benaderd om geld af te dragen. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet voldoende duidelijk welke bedragen de benadeelde partij daadwerkelijk heeft afgedragen aan verdachte. De benadeelde partij heeft hier bij haar vordering ook geen duidelijkheid over kunnen verschaffen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het vaststellen van de precieze omvang van de materiële schade nader onderzoek vergt, dat - mede in het licht van de belangen van de samenleving en verdachte bij een voortvarende procedure - een zodanige onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, dat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel van haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 68 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1].
Beveelt dat dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis wordt bepaald op 1 maand voor de eerste keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, en voor elke volgende keer op 2 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 2].
Beveelt dat dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis wordt bepaald op 1 maand voor de eerste keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, en voor elke volgende keer op 2 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen een auto, merk/type: Renault Megane, kenteken [kenteken 1] .
Ten aanzien van 18/830463-16, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 10.000,00(zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is betaald, verdachte in zoverre is bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 10.000,00 aan immateriële schade.
Ten aanzien van 18/830463-16, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]gedeeltelijk toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
100,--(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2016.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 100,-- (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 100,-- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2019.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde

1. Verklaringen aangever

11. De verklaring van [slachtoffer 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 14 december 2017:
(p. 3) U vraagt naar de gebeurtenissen op 7 november 2016. [medeverdachte 5] vroeg dus of ik bij haar langs wilde komen. Ik was daar maandagavond rond 20.45 uur. U vraagt wie er bij “de meute” hoorde die daar toen op een bepaald moment binnenkwam.
(p. 4) Dat ging om [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] .
Ik ben in elkaar getrapt. Ik zat op een bank bij [medeverdachte 5] in een hoekje. (..) en toen
stormden die jongens naar binnen. Ik zei nog: “hé [verdachte] ”. Voordat ik het wist had ik de eerste klap al te pakken van [medeverdachte 3] . Ze hebben mij allemaal geslagen. [medeverdachte 3] vanaf rechts en [verdachte] vanaf links. [medeverdachte 1] stopte op een bepaald moment. [verdachte] bleef maar doorgaan. Hij trapte tegen mijn hoofd. Bloed liep uit mijn oren, neus en mond. Hij zei “ik maak je dood”. Ze bleven maar doorgaan alsof ik een stuiterbal was of zo. Ik werd door iedereen geslagen, behalve [medeverdachte 5] . [verdachte] bleef doorgaan toen de anderen stopten. [verdachte] ging 5 minuten zitten en daarna stond hij op en ging mij weer slaan met die handschoen aan. Hij probeerde mijn kop kapot te trappen. Dat is wel drie à vier keer gebeurd. Bloed van mij spatte op de muur.
Ik moest geld regelen. Ik zei dat ik dat niet had. Ik moest 5.000 euro regelen. Dat zeiden [medeverdachte 3] en [verdachte] tegen mij. Ze schreeuwden dat. Ik ben toen gaan bellen met [getuige 5] . Hij is later aan komen rijden met mijn zoon. Ik werd uit de woning geleid naar een VW-transport bus van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] was de bestuurder. [verdachte] en de mij onbekende security man zijn volgens mij achter de bus aangereden. Er zaten inclusief mijzelf vijf personen in de bus. U vraagt in welke auto [verdachte] en die andere man zaten. Het was een Renault, zo’n “hoedjes” model. U vraagt hoe ik weet dat die auto achter de bus is aangereden. Toen ik de bus inging zag ik die auto staan en diezelfde auto stond daarna ook bij de Papiermolen. [verdachte] en de man van de security stapten daar uit die groenachtige Renault en liepen richting de bus. Ik ben toen het eerste stukje met de hele groep naar de Papiermolen gelopen. [verdachte] zei dat ik daar verder naar toe moest lopen met [medeverdachte 2] en hen op moest wachten. Wij hebben daar toen op de parkeerplaats bij de Papiermolen gewacht. [getuige 5] kwam aanrijden met mijn zoon in een auto. Mijn zoon gaf mij een zak.
(p. 6) Ik werd weer in de bus geduwd. Toen zijn we weer gaan rijden. Ze zijn
doorgereden naar Glimmermade, waar ik eruit ben gezet. Ik heb mijn T-shirt, boxershort en sokken aangehouden. Mijn jas, trui en schoenen moest ik uit doen. Ik ben gaan lopen. Ik kwam een huis tegen. Ik heb aangebeld.
U vraagt wat [medeverdachte 5] verder heeft gedaan. Zij heeft ze binnen gelaten in haar woning. Toen ik werd geslagen, zat zij op een stoel bij de eettafel. [medeverdachte 5] heeft de hele tijd aan de tafel gezeten, ook toen ik in de bus ging.
12. De verklaring van [slachtoffer 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 maart 2018:
(p. 5) Ik zag die handschoenen van heel dichtbij toen ik klappen van [verdachte] kreeg.
(p. 6) U vraagt of ik wist waar ik heen ging toen ik in de bus zat. We zouden naar de Papiermolen gaan. Dat hoorde ik van [medeverdachte 3] en van [verdachte] toen we richting de bus liepen.
(p. 15) U vraagt mij of ik meer kan vertellen, wat ik weet van de rol van [medeverdachte 3] bij de Papiermolen. Hij was erbij in het huis, hij heeft mij daar geslagen. U vraagt of ik iets kan vertellen over de rol van [medeverdachte 3] in het huis van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 3] is naar binnen gekomen, heeft mij geslagen.
U vraagt hoe vaak ik door [medeverdachte 3] ben geslagen. Het was wel meer dan één keer. Ze zijn met z’n allen 30 seconden bezig geweest te rossen.
(p.17) [medeverdachte 5] nodigde mij uit om te komen op 6 november.

2. Forensische bewijsmiddelen

21. Een geneeskundige verklaring, op 8 november 2016 opgemaakt door drs. A. Weening, aios, mede namens dr. P. Vroomen, neuroloog, opgenomen op pagina 156 e.v. van procesdossier onderzoek Turgon d.d. 30 maart 2017 van Politie Noord-Nederland, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Betreft [slachtoffer 1]
Bezoekdatum: 8 november 2016
Conclusie: [slachtoffer 1] heeft een hersenschudding (LTSH), een gebroken neus, een forse bloeduitstorting in zijn aangezicht, een gescheurde oorschelp en gekneusde borstkas. Tevens is sprake van een scheur in het trommelvlies (rechts).
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 december 2016, opgenomen op pagina 746 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
In een woning aan de [adres 1] te Eelde zijn op 10 november 2016 een paar zwarte handschoenen aangetroffen en veiliggesteld. Op de handschoenen werden bloedsporen aangetroffen die zijn voorzien van SIN: AAJP4706NL.
23. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.11.25.158, d.d. 10 januari 2017 opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 785 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
SIN AAJP4706NL#01 een bemonstering van bloed op de buitenzijde van de rugzijde van de linkerhandschoen
SIN AAJP4706NL#02 een bemonstering van bloed op de buitenzijde van de palmzijde van de rechterhandschoen
SIN AAJP4706NL#03 een bemonstering met bloed van de binnenzijde van de linkerhandschoen
SIN AAJP4706NL#04 een bemonstering met bloed van de binnenzijde van de rechterhandschoen
SIN AAJP4706NL#01 en SIN AAJP4706NL#02
DNA-profiel van een man – slachtoffer [slachtoffer 1] . Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
SIN AAJP4706NL#03.
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen.
Afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man - verdachte [verdachte] . Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
SIN AAJP4706NL#04.
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen, waarvan minimaal één man.
Afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man - verdachte [verdachte] . Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 december 2016, opgenomen op pagina 754 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb een sporenonderzoek verricht. Chemische onderzoeken VW transporter met kenteken [kenteken 2] .
AAJP4713NL#01: een bemonstering met bloed (op zitting achterbank van VW transporter).
25. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.11.25.158, d.d. 10 januari 2017, opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
SIN AAJP4713NL#01. DNA-meng profiel van minimaal vijf personen, waarvan minimaal één man slachtoffer [slachtoffer 1] en minimaal vier andere personen.

3. Verklaringen medeverdachten

31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 november 2016, opgenomen op pagina 1119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
(p. 1123) Ik heb een blauwe Volkswagen Transporter op mijn naam staan.
(p. 1124) Ik heb de bus nu drie weken.
32. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 november 2016, opgenomen op pagina 1067 e.v. van het dossier "Turgon" d.d. 30 maart 2017, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] :
Op 7 november 2016 kwam [slachtoffer 1] ergens tussen 20:30 uur en 21:00 uur bij mij. We zaten in de woonkamer. In 1 keer staan er 5 mannen in mijn kamer.

4. Verklaringen getuigen

41. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 november 2016, opgenomen op pagina 630 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
(p. 631) Ik heb gevraagd of ik mijn vader (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) mee mocht nemen omdat ik dacht dat hij medische hulp nodig had. Ik kreeg hem niet mee omdat ze nog niet klaar waren met hem. Dingen die ze bij hem hadden gedaan dat was nodig, dat zeiden ze. Dat zeiden de twee mannen van die club. Ze zeiden ook dat het ging om het geld wat hij moest betalen vanwege de "bad stand", ze deden het uit naam van de club. Die jongens zeiden dat ze weg moesten en ze namen mijn vader mee.
(p. 632) Mijn vader had aan [getuige 6] gevraagd of hij wat kon regelen, geld.
(p. 633) Toen ik bij de papiermolen aankwam zag ik twee mannen en mijn vader voor de hekken staan.
(p. 635) Ik heb de zak overhandigd aan de twee personen. Persoon twee is tussen de 1,80 m en 1,90 m lang en heeft een fors postuur. Hij is kaal. Zijn naam is [medeverdachte 2] .
(p. 637) Dit alles gebeurde tussen 11:00 uur en 11:30 uur 's avonds.
42. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 december 2016, opgenomen op pagina 644 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
(p. 645) Jullie laten mij een foto van subject een zien. Dit is [medeverdachte 2] .
43. De verklaring van [slachtoffer 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 19 december 2017:
Bij de Papiermolen heb ik gesproken met [medeverdachte 2] .
44. De verklaring van [getuige 2] , afgelegd op 19 december 2017 ten overstaan van de rechter-commissaris:
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) was de toenmalige vriend van [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5] ). [medeverdachte 5] heeft tegen mij gezegd dat [slachtoffer 1] daar zou komen en dat hij mishandeld zou worden. Dit heeft zij mij verteld op 6 november 2016. [medeverdachte 5] noemde geen namen van personen die de mishandeling zouden uitvoeren. Wel heeft zij No Surrender genoemd.
45. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 november 2016, opgenomen op pagina 606 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 607) De dingen die ik weet van de situatie van 7 november 2016 heb ik op zondag 6 november 2016 gehoord van [medeverdachte 5] in haar eigen huis.

5. Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens

51. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens d.d. 19 december 2016, opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 279) De volgende historische verkeersgegevens zijn opgevraagd en betrokken bij deze analyse:
[telefoonnummer 5] (hierna te noemen [telefoonnummer 5] ) in gebruik bij verdachte [verdachte]
[telefoonnummer 6] (hierna te noemen [telefoonnummer 6] ) in gebruik bij verdachte [verdachte]
[telefoonnummer 7] (hierna te noemen [telefoonnummer 7] ) in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2]
[telefoonnummer 8] (hierna te noemen [telefoonnummer 8] ) in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2]
[telefoonnummer 9] (hierna te noemen [telefoonnummer 9] ) in gebruik bij verdachte [medeverdachte 5]
[telefoonnummer 10] (hierna te noemen [telefoonnummer 10] ) in gebruik bij verdachte [medeverdachte 5]
Tevens zijn de historische verkeersgegevens van de aangever [slachtoffer 1] bij deze analyse betrokken. Hij maakte ten tijde van het gepleegde strafbare feit gebruik van het telefoonnummer: [telefoonnummer 1] (hierna te noemen [telefoonnummer 1] )
(p. 279) ANALYSE ten aanzien van [telefoonnummer 1]
- Uit analyse van de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 1] blijkt dat dit telefoonnummer op 7 november 2016 om 20.40.38 uur gebeld wordt door het
telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [telefoonnummer 3] ) van [naam 7]
(Op basis van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2017, opgenomen op pagina 294 van voornoemd dossier begrijpt de rechtbank dat bedoeld wordt [telefoonnummer 4] , het telefoonnummer van [naam 1] ). [telefoonnummer 1] straalt dan aan, een Cell-id aan [adres 4] te Eelde. Deze Cell-id geeft dekking aan de woning van verdachte [medeverdachte 5] .
- Op diezelfde datum om 22.13.30 uur belt [telefoonnummer 1] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [telefoonnummer 2] ). Dit telefoonnummer is in gebruik bij [kennis] . Dit gesprek duurt 110 seconden. [telefoonnummer 1] straalt dan een Cell-id aan, die weliswaar op dezelfde locatie is gevestigd ( [adres 2] te Eelde), maar ligt op de grens van het dekkingsgebied van de woning van verdachte [medeverdachte 5] .
- Om 22.15.43 uur heeft [telefoonnummer 1] nog een DATA-contact. Hierbij wordt een Cell-id aangestraald aan [adres 3] te Eelde.
- Om 22.30.03 uur belt [telefoonnummer 2] terug naar [telefoonnummer 1] . Dit gesprek duurt 101 seconden. De Cell-id aan [adres 4] te Eelde wordt wederom aangestraald.
(p. 280) Om 22.48.41 uur wordt er door [telefoonnummer 3]
(Op basis van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2017, opgenomen op pagina 294 van voornoemd dossier begrijpt de rechtbank dat bedoeld wordt [telefoonnummer 4] , het telefoonnummer van [naam 1] )ingebeld op [telefoonnummer 1] . Er vindt geen gesprek plaats. [telefoonnummer 1] straalt aan, een Cell-id aan [adres 5] te Groningen, in de directe omgeving van [adres 6] te Groningen.
- Tussen 22.49.24 en 23.09.49 uur heeft [telefoonnummer 2] 9 keer contact proberen te krijgen met
[telefoonnummer 1] . Om 23.00.02 is er een contact van 55 seconden. [telefoonnummer 1] straalt dan aan, een Cell-id aan [adres 7] te Groningen, die dekking geeft aan [adres 6] te Groningen.
ANALYSE ten aanzien van [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6]
- Uit de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] blijkt dat deze beide
telefoonnummers naast elkaar gebruikt worden. Op nagenoeg dezelfde tijdstippen stralen
deze telefoonnummers dezelfde masten aan.
- Op 7 november 2016 te 20.39.06 uur wordt [telefoonnummer 6] gebeld door [telefoonnummer 10] . [telefoonnummer 6] straalt dan een Cell-id aan in Bedum.
- Op 20.42.24 uur belt [telefoonnummer 6] uit naar [telefoonnummer 10] . Dit gesprek duurt 68 seconden. [telefoonnummer 6] straalt dan aan Cell-id aan [adres 8] te Uithuizermeeden. [telefoonnummer 6] straalt tot 20.56.19 uur Cell-id's aan in Uithuizermeeden.
(p. 281) Het eerstvolgende contact is om 21.24.21 uur. [telefoonnummer 6] belt met [telefoonnummer 10] . Dit gesprek duurt 42 seconden. Hij straalt dan aan, een Cell-id aan [adres 9] te Groningen.
- Op 21.43.14 uur ontvangt [telefoonnummer 6] een sms bericht van [telefoonnummer 10] . [telefoonnummer 6] straalt dan nog steeds dezelfde Cell-id aan ( [adres 9] te Groningen)
- Om 23.01.06 wordt [telefoonnummer 6] gebeld door [telefoonnummer 10] . Het gesprek duurt 28 seconden.
[telefoonnummer 6] straalt dan aan, een Cell-id aan de [adres 10] te Groningen.
(p. 282) - Om 23.07.36 uur wordt [telefoonnummer 6] wederom gebeld door [telefoonnummer 10] . Het gesprek duurt 59 seconden. [telefoonnummer 6] straalt aan, een Cell-id aan de [adres 11] te Groningen.
- Om 23.31.14 uur wordt [telefoonnummer 6] gebeld door [telefoonnummer 11] . Hij straalt dan een mast
aan, gevestigd aan de [adres 11] te Groningen.
- Op 8 november 2016 te 00.00.01 uur belt [telefoonnummer 11] nogmaals. [telefoonnummer 6] straalt dan aan, een Cell-id aan de [adres 10] te Groningen.
(p. 283) - Op 8 november 2016 te 00.00.54 uur en 00.01.08 belt [telefoonnummer 6] twee maal uit naar
[telefoonnummer 12] . Dit nummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] . [telefoonnummer 6] straalt dan
nog steeds de [adres 10] te Groningen aan.
- Op 8 november 2016 te 00.14.21 uur belt [telefoonnummer 6] uit naar [telefoonnummer 3] . [telefoonnummer 6] straalt dan een Cell-id aan in Stedum.
- Om 00.34.19 uur belt [telefoonnummer 6] nogmaals met [telefoonnummer 13] . Hij straalt dan nog steeds een Cell-id aan in Stedum.
- Op 8 november zijn er vanaf 10.00.50 uur nog diverse telefonische contacten tussen
[telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 13] en [telefoonnummer 7] .
(p. 284) ANALYSE ten aanzien van [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8]
- Op 7 november 2016 te 20.45.30 uur straalt [telefoonnummer 7] aan, een Cell-id aan de [adres 12] te Uithuizermeeden. Op dat tijdstip straalt [telefoonnummer 6] ook Cell-id's aan in Uithuizermeeden.
- Om 22.02.59 heeft [telefoonnummer 7] Dataverkeer. Hierbij wordt een Cell-id aangestraald aan de [adres 4] te Eelde. Deze Cell-id geeft dekking aan de woning van verdachte [medeverdachte 5] .
(p. 285) - Tot en met 22.39.49 uur blijft [telefoonnummer 7] Cell-id 's aanstralen die dekking geven aan de woning van verdachte [medeverdachte 5] . - Om 22.39.49 belt [telefoonnummer 7] uit naar [telefoonnummer 13] . Dit gesprek duurt 19 seconden. [telefoonnummer 7]
straalt dan een Cell-id aan, gevestigd aan de [adres 4] te Eelde.
- Om 23.19.38 belt [telefoonnummer 7] nogmaals uit naar [telefoonnummer 13] . Dit gesprek duurt 90 seconden.
[telefoonnummer 7] straalt dan een Cell-id aan, gevestigd aan de [adres 13] te Groningen. Deze Cell-id geeft dekking aan [adres 6] te Groningen.
- Om 23.28.41 en 23.48.28 belt [telefoonnummer 7] nog twee keer uit naar [telefoonnummer 13] . Er worden dan
respectievelijk Cell-id's aan de [adres 14] en [adres 15] te Groningen
aangestraald. [telefoonnummer 7] bevindt zich dan in hetzelfde dekkingsgebied als [telefoonnummer 6] .
(p. 286) ANALYSE ten aanzien van [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 10]
Van 7 november 2016, om 18.12 uur, tot 8 november 2016, om 23.07 uur, zijn er in totaal 45 telefonische contacten tussen [medeverdachte 5] ( [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 10] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 6] ).
(p. 287) - Op 7 november 2016 te 18.12.03 uur wordt [telefoonnummer 10] gebeld door [telefoonnummer 6] . Het gesprek duur 1018 seconden.
- Om 20.12.14 wordt [telefoonnummer 10] nogmaals gebeld door [telefoonnummer 6] . Dit gesprek duurt 238
seconden.
- Tot 23.07.36 is er zeer veelvuldig telefoon en sms verkeer tussen [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 6] .
52. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens [medeverdachte 1] d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 288 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit bevraagde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] , welke ten tijde van de gepleegde afpersing, gijzeling en zware mishandeling van aangever [slachtoffer 1] , in gebruik was bij de verdachte G. [medeverdachte 1] , blijkt het volgende:
In verband met de leesbaarheid van dit proces-verbaal zal naar bovenstaand telefoonnummer
gerefereerd worden als [telefoonnummer 13] .
In dit proces-verbaal wordt tevens verwezen naar de volgende telefoonnummers:
- [telefoonnummer 6] ( hierna te noemen [telefoonnummer 6] ) in gebruik bij verdachte [verdachte]
- [telefoonnummer 7] ( hierna te noemen [telefoonnummer 7] ) in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2]
(p. 289) Op zondag 7 november 2016 om 20.17.01 uur straalt [telefoonnummer 13] aan, een Cell-id, aan de [adres 16] te Hoogezand. Dit betreft een spraakcontact tussen [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 13] . Het initiatief van het gesprek ligt bij [telefoonnummer 6] .
(p. 290) Op zondag 7 november 2016 om 22.39.47 uur straalt [telefoonnummer 13] aan, een Cell-id aan de [adres 4] te Eelde/Paterswolde. Dit betreft een spraakcontact tussen [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 13] . Het gesprek duurt 17 seconden.
[telefoonnummer 7] straalt dan aan, een Cell-id aan de [adres 4] te Eelde/Paterswolde. Vastgesteld kan worden dat de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] beiden in Eelde zijn, maar niet in hetzelfde dekkingsgebied zitten.
(p. 291) Op zondag 7 november 2016 om 23.19.37 uur straalt [telefoonnummer 13] aan, een Cell-id aan het [adres 17] te Groningen. Dit betreft een spraakcontact tussen [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 13] . Het gesprek duurt 90 seconden. Deze straalt aan, een Cell-id aan de [adres 13] te Groningen. Beide Cell-id's geven dekking aan de plek van de overdracht van het losgeld, bij de Papiermolen in Groningen.
(p. 292) Op zondag 7 november 2016 om 23.28.40 uur straalt [telefoonnummer 13] aan, een Cell-id aan [adres 9] -551 te Groningen. Er vindt dan een gesprek plaats, wederom tussen [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 13] . Dit gesprek duurt 16 seconden. Deze straalt dan aan, een Cell-id aan de [adres 14] 3-145 te Groningen. Beiden bevinden zich in hetzelfde dekkingsgebied. Ook verdachte [verdachte] straalt om 23.31 uur een Cell-id dat dekking geeft aan hetzelfde gebied.
(p. 293) Op maandag 8 november 2016 om 01.03.27 uur straalt [telefoonnummer 13] aan, een Cell-id aan de de [adres 18] te Stedum. Dit betreft een datacontact. [telefoonnummer 6] straalt reeds sinds 00.14 uur een Cell-id aan in Stedum. Om 00.34 uur is er spraakcontact tussen [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 13] . Dit gesprek duurt 16 seconden. [telefoonnummer 6] straalt dan wederom een Cell-id aan in Stedum.
53. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2017 met bijlagen, opgenomen op pagina 1852 e.v. (3e aanvullende relaasproces-verbaal) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 1854) Van 20.39 uur tot 22.30 uur straalt de telefoon van [slachtoffer 1] een mast aan in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] .
Van 22.07 uur tot 22.39 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 2] een mast aan in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] . Om 22:39 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 1] eveneens een mast aan in het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] .
Om 23.31 uur straalt de telefoon van [verdachte] een mast aan die dekking geeft aan het gebied bij de Papiermolen. Van 23.19 uur tot 23.21 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 2] ook een mast aan die dekking geeft aan het gebied bij de Papiermolen. Van 23:19 tot 23:21 straalt de telefoon van [medeverdachte 1] de mast aan het [adres 19] in Groningen aan, welke mast theoretische dekking biedt aan het gebied rondom de Papiermolen.
54. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2017, opgenomen op pagina 1881 e.v. (3e aanvullende relaasproces-verbaal) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 1885-1887) De Samsung Galaxy die in gebruik was bij [medeverdachte 1] verplaatst zich van Foxhol naar het dekkingsgebied van de woning van [medeverdachte 5] in Eelde, waar het zich van 22.00 uur tot 22.15 uur bevindt.

6. Bevindingen onderzoek telecomgegevens

61. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gsm van Politie Noord-Nederland d.d. 12 januari 2017, opgenomen op pagina 299 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Eerst relateert de politie waarom de inbeslaggenomen telefoon (goednummer 808694) van [medeverdachte 1] moet zijn; er staan allemaal foto's/selfies van hem in de telefoon.
Pagina 302: Op 7 november 2016 en 8 november 2016 heeft deze telefoon veel contacten gehad met [verdachte] en [medeverdachte 2] Sec. [verdachte] is vermoedelijk [verdachte] . Het telefoonnumer dat bij ' [medeverdachte 2] Sec' hoort geeft de vriendin van [medeverdachte 2] in haar verklaring op als het telefoonnummer van [medeverdachte 2] .
62. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van d.d. 7 maart 2017, opgenomen op pagina 467 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 2] is er van hem een mobiele telefoon in beslag genomen. De gegevens van de mobiele telefoon zijn veiliggesteld en uitgelezen. Uit de telefoongegevens blijkt dat hieraan een Whats-app account is gekoppeld met de naam " [telefoonnummer 7] @s.whatsapp.net [medeverdachte 2] ". In de contacten van de mobiele telefoon staat onder de naam " [medeverdachte 3] " het mobiele nummer "+ [telefoonnummer 14] ."
63. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen onderzoek gegevensdragers d.d. 12 september 2017, opgenomen op pagina 1881 e.v. (3e aanvullend relaasproces-verbaal), inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 1882) Op 7 november 2016 te 21:03:16 wordt er een ingesproken Whatsapp-bericht ontvangen vanaf het Whatsapp-account [telefoonnummer 5] .whatsapp.net. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 5] in gebruik is / is geweest bij [verdachte] . Ik, verbalisant, hoorde dat de volgende tekst werd ingesproken:
“Yo [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ), euh.. [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) komt je zo ophalen ja dan rij ik door naar Vink. Ik wacht op jou in Vink”
(p. 1883) Op 7 november 2016 te 21:13:20 uur wordt er wederom een ingesproken Whatsapp-bericht verstuurd vanaf het Whatsapp-account [telefoonnummer 5] .whatsapp.net van [verdachte] naar [medeverdachte 3] . Ik, verbalisant, hoorde dat de volgende tekst werd ingesproken:
“Hij wacht op ons hè mâ”
Hierop wordt vervolgens op 7 november 2016 te 21:13:48 uur middels een ingesproken tekst
gereageerd van het account [telefoonnummer 14] @s.whatsapp.net van [medeverdachte 3] naar het Whatsapp-account [telefoonnummer 5] @s.whatsapp.net van [verdachte] . Ik, verbalisant, hoorde dat de volgende tekst wordt ingesproken:
“Dikke vette check”
Vervolgens zet [medeverdachte 3] de communicatie voort met zijn Whatsapp-account
[telefoonnummer 14] @s.whatsapp.net. Er wordt vervolgens als volgt gecommuniceerd met het Whatsapp-account [telefoonnummer 7] @s.whatsapp.net in gebruik bij [medeverdachte 2] :
7-11-2016 21:15:49 [medeverdachte 3] : Jij pikt mij op?
7-11-2016 21:16:11 [medeverdachte 2] : Yes
7-11-2016 21:22:35 [medeverdachte 3] : Hoever bin jij dan of rijd je net weg
7-11-2016 21:29:21 [medeverdachte 2] : 5min bij je
7-11-2016 21:29:34 [medeverdachte 3] : Check
7-11-2016 21:33:26 [medeverdachte 2] : Bn er
(p. 1887) In figuur 10 is te zien dat de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] uiteindelijk uit komt in Eelde en hier van 7 november 2016 te 22:00 tot en met 22:15 is. Het dekkingsgebied betreft tevens de woning van de verdachte [medeverdachte 5]
64. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 5 juli 2018, opgenomen op pagina 2084 e.v. (5e aanvulling einddossier) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 2087 en 2088) Vervolgens heb ik, verbalisant, onderzoek gedaan in de mobiele telefoon van [getuige 2] omtrent 6 november 2016. Hieronder is in tabelvorm weergegeven de data waaraan een tijdstempel hing op 6 november 2016 van 18:33 tot 22:43 uur.
Type: Wireless Network: Location
Time: 6-11-2016 18:40:30 (UTC+1)
Description: SSId: FRITZ!Box Fon WLAN 7360 BSSId: 08:96:D7:E8:27:06
(p. 2093 en 2094)
Uit bovenstaande tabel blijkt dat op 6 november 2016 te 18:40 verbinding met een modem werd gemaakt. Van deze modem zijn de volgende gegevens bekend:
SSId: FRITZ!Box Fon WLAN 7360
BSSId: 08:96:D7:E8:27:06
Ik, verbalisant, heb vervolgens onderzoek gedaan naar deze Fritz!Box. De Fritz!Box is een modem die onder andere wordt verstrekt door de provider XS4All. XS4All verstrekte de volgende gegevens:
Accountgegevens: [medeverdachte 5] [adres 1] [postcode] Eelde
Type fritzbox 7360 & 7460
Hieruit blijkt dat [medeverdachte 5] ook gebruik heeft gemaakt van een Fritz!Box type 7360.
Een dergelijke verbinding zoals hierboven vermeld kan alleen plaatsvinden wanneer op het toestel tevens het wachtwoord voor dit modem aanwezig is. Hierop heb ik, verbalisant, gezocht in de telefoon van [getuige 2] op “Fritz!Box Fon WLAN 7360”. Ik zag vervolgens dat er in de telefoon een wachtwoord stond opgeslagen: [dochter] . Ik zag dat [medeverdachte 5] inderdaad een dochter heeft met de naam “ [dochter] ” die het geboortejaar 2010 heeft.
Vervolgens heb ik, verbalisant, gezocht in de telefoon van [verdachte] , de vriend van [medeverdachte 5] , op “Fritz!Box Fon WLAN 7360”. Ik zag dat er in de telefoon hetzelfde wachtwoord stond opgeslagen bij een account met dezelfde naam.
Gelet op deze feiten is het aannemelijk dat [getuige 2] op 6 november 2016 te 18:40 uur verbinding heeft gehad met het modem bij [medeverdachte 5] in de woning.
65. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gsm [medeverdachte 5] d.d. 17 november 2016 met bijlagen, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 200) In de telefoon werd het volgende sms-bericht aangetroffen van 6 november 2016, gericht aan “ [naam 1] ” ( [telefoonnummer 15] ): "hij is er nog niet schatje" "Hij bericht me hij was in slaap gevallen hij komt morgen die kk mongool dan weet je dat lief xx.
(p. 201) Tevens werd het volgende sms-bericht aangetroffen van 6 november 2016, gericht aan [naam 2] : "Ja hij moet weg bah echt morgen komt ie weer dan is klaar dat moet j zien".
66. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gsm [getuige 2] d.d. 22 november 2016 met bijlagen, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
In de telefoon werd het volgende WhatsAppgesprek met [getuige 3] op 12 november 2016 aangetroffen waarbij [getuige 2] de volgende berichten heeft verzonden:
(p. 220) Zo heftig in je hemd en boxer. Achtergelaten in bos. Dat was hier in glimmen. Ja ik wist het. Zondag al.
(p. 221) Omdat ik het wist zondag. En het uiteindelijk pas maandag is gedaan. Want het zou zondag al.
67. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gsm [medeverdachte 5] d.d. 17 november 2016 met bijlagen, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit een onderzoek naar de "Facebook messenger" gegevens van de Samsung tablet van [medeverdachte 5] kwam naar voren dat er op 7 november 2016 contact is geweest met " [naam 5] ". Om 22:49:26 stuurt zij hem het volgende bericht:
"Ik moet wat lozen maar kan niet dikke drama hier maar kan niet vertellen op fbbook"
68. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2018, opgenomen op pagina 2079 e.v. (5e aanvulling einddossier) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
(p. 2095) Op 7 november 2016 vindt het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen [getuige 4] en [getuige 2] :
14.34
uur, [getuige 4] : "Nog iets gehoord over gisteren?".
14.36
uur, [getuige 2] : "Ja vanavond nu want hij was in slaap gevallen of zo".
7. OVC-gesprekken
71. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen OVC d.d. 31 januari 2017, opgenomen op pagina 348 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 13 januari 2017 vindt in de PI de Marwei te Leeuwarden het volgende gesprek plaats tussen [verdachte] (aangeduid als A) en [naam 3] (aangeduid als F):
(p. 355) F: Nee.. dat is gewoon kloten. (Onverstaanbare zin). (Lacht). Dus alleen [naam 3] en [medeverdachte 2] moeten doen. Dat ga ik dan regelen.
A: (Onverstaanbaar woordje) advocaat. [naam 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten in die bus.
F: [medeverdachte 1] moet ook...
A: Ze moeten slikken broer, ze moeten...
F: Om de rest vrijuit te krijgen.
A: Ja, ze moeten slikken.
F: lk ga kijken of dat kan.
A: Ja.
F: Ik zal kijken of dat mogelijk is ...... ...ik snap het wel.
A: Want dat zei ik toen gelijk al, ik zeg jullie hebben deze fout gemaakt dus jullie moeten zoek het maar uit
72. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen OVC (betreft onderzoek Akepa) d.d. 15 december 2016, opgenomen op pagina 388 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Gesprek van 10 november 2016:
(p. 395) NN: Die [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ), die heb een BS (de rechtbank begrijpt: een Bad Standing) gekregen, die heeft hem gehad, nu. Die hebben we eindelijk te pakken gehad. Die was heel lang onderweg. Die hebben we afgelopen dinsdag, hebben we die heel goed te grazen gehad.
[medeverdachte 3] : Die ligt helemaal in diggelen, die is helemaal in z'n nakie bij 't flikkerbos d'r uit gegooid. Naar huis laten lopen.
[naam 6] : Hef klap'n had
NN: Ja, heel, heel, heel veel klappen heeft hij gehad. Die is helemaal total..., die is echt heel erg (ntv). We zouden dus, z'n rug gaan doen, maar Ferry is een paar keer heen geweest, maar zelfs z'n vrouw en kinderen zijn nou uit/in huis.
H: Mooi laten zitten.
NN: deze was perfect ook, dinsdag. Zat in een huis, had ons nooit verwacht. (ntv) huissleutel. (ntv)
Hij lag te slapen op de bank, (ntv) handschoenen aan
-NN2: Wakker worden
-NN: Hallo, wakker worden (ntv) achter in de bus gegooid. Ja, was mooi.
73. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van stemherkenning d.d. 24 februari 2017, opgenomen op pagina 348 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Uit het onderzoek AKEPA, komt naar voren dat men in het clubhuis van de motorclub No Surrender vertrouwelijke informatie heeft opgenomen. Uit een opgenomen gesprek d.d. 10 november 2016 komt naar voren dat onder anderen [naam 4] in gesprek is met 2 onbekende personen, die in de schriftelijke verslaglegging van dit gesprek worden aangeduid met NN en NN2.
Naar aanleiding van het afluisteren van bovengenoemde geluidsopname, hoorden wij verbalisanten, dat de stem welke in dit uitgewerkte gesprek van 10-11-2016 werd aangeduid als NN herkenden als zijnde de stem van [medeverdachte 3] .
74. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van vergelijkend spraakonderzoek inzake [deskundige] van 16 maart 2018, opgenomen op pagina 2018 e.v. (5e aanvulling einddossier) van voornoemd dossier, inhoudende:
De bevindingen van het vergelijkend spraakonderzoek dat heeft plaatsgevonden tussen aan verdachte toegekende delen uit het OVC-gesprek, onder meer de zin: “
Die heb ee die die heb een b die heb een B.S. gekregen”. (opmerking rechtbank: zoals dat hiervoor onder bewijsmiddel 72 is opgenomen) en verhoren van verdachte door de politie.
Conclusie:
De bevindingen van het onderzoek ten aanzien van het overgelegde onderzoeksmateriaal zijn waarschijnlijker onder de hypothese dat het betwiste materiaal is geproduceerd door verdacht [deskundige] dan onder de hypothese dat het betwiste materiaal is geproduceerd door een andere mannelijke spreker met een vergelijkbare taalachtergrond dan verdachte [deskundige] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. De verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op
19 september 2017, inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt naar de keer dat ik mijn hesje moest inleveren waarover ik bij de politie heb verklaard. Ik moest toen naar het terrein van het sportcomplex in Vinkhuizen komen. Ik was hierover gebeld door [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Dit was de avond daarvoor. Hij zei toen: “Je hebt iets van ons en dat willen we terug”. [medeverdachte 6] heeft het hesje toen uit mijn auto gepakt en op het dak van hun auto gelegd. Ik weet zeker dat het vuistslagen waren die ik van [verdachte] kreeg. Het waren twee of drie vuistslagen. Ik werd de volgende dag gebeld door [verdachte] . Ik had het geld aan hem moeten geven. Ik werd regelmatig gebeld door [verdachte] . Hij begon steeds over geld. Het klopt dat ik een aantal malen geld aan hem heb betaald.
2. De door verdachte ter zitting van 7 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was er bij toen het hesje bij [slachtoffer 2] werd opgehaald. Als uit onderzoek van de telefoon van [slachtoffer 2] blijkt dat ik tot in november 2016 berichten naar hem heb gestuurd, dan is dat zo. Het is mijn stem die herkend is in de spraakberichten van 14, 15 en 16 november 2016.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 19 december 2016, opgenomen op pagina 1178 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(p. 1180) Ik moet zeggen dat alleen [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) [slachtoffer 2] meerdere keren heeft geslagen. lk was erbij en zat in een auto achter het stuur en zag het gebeuren. Dat was ongeveer 4 tot 5 maanden geleden bij de sportvelden in Vinkhuizen. [verdachte] vroeg mij toen of ik [verdachte] en [medeverdachte 1] ergens heen wilde brengen. Ik zag toen dat [slachtoffer 2] met zijn auto ook bij de sportvelden kwam. Ik zag toen vanuit mijn auto dat [verdachte] met zijn vuist tegen de hoofd van [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag het hesje en hoorde dat [verdachte] zei dat hij ook nog geld van [slachtoffer 2] had afgepakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 december 2016, opgenomen op pagina 1183 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(p. 1184) [verdachte] vertelde toen op de parkeerplaats dat [slachtoffer 2] zou komen om zijn supporthesje van No Surrender in te leveren Ik zag dat [verdachte] direct met zijn vuist op het gezicht van [slachtoffer 2] sloeg. In de auto liet [verdachte] geld zien. Ik schat € 100,-. [verdachte] zei dat hij dit van [slachtoffer 2] had afgepakt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen uitlezen GSM d.d. 6 december 2016 met bijlagen, opgenomen op pagina 233 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Tijdens de aangifte is de telefoon (Samsung) met goednummer 802516 van [slachtoffer 2] inbeslaggenomen. lk, verbalisant 97005, heb een onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen gegevensdrager.
Uit de contactenlijst van de telefoon van [slachtoffer 2] trof ik de volgende relevante contactnummers.
[verdachte] [telefoonnummer 16]
[verdachte] 2 [telefoonnummer 17]
In de contacten lijst stond [verdachte] vermeld met telefoonnummer + [telefoonnummer 5] .
Middels "whatsapp" zijn er diverse berichten, met genoemde telefoonnummer, en voiceberichten verzonden naar de telefoon van [slachtoffer 2] .
Door verbalisanten 97028 en 97008 zijn de voiceberichten beluisterd. Beide verbalisanten herkenden de stem als de stem van de verdachte genaamd [verdachte] .
De genoemde voiceberichten, verzonden door " [verdachte] " , zijn hieronder letterlijk uitgewerkt:
1) 14-11-2016 13:54:01 (UTC+1)
Kerel Dat ben weer afspraken van niks he zo op deze manier he?
Kunnen we niks mee, toch? Of wel? (Einde)
2) 14-11-2016 13:55:25 (UTC+1)
Zijn dit allemaal grapjes ofzo uhhhh [slachtoffer 2] ? Zo werkt het toch allemaal weer es niet man! (Einde)
3) 14-11-2016 16:29:11 (UTC+1)
He kerel, ik bel jou de, al nu al drie keer, jonguh. Ken je niet es gewoon opnemen ofzo, he [slachtoffer 2] ? Dit begint me nu echt de strot uit te komen ennuh begint heel uh irritant te worden [slachtoffer 2] , sorry dat ik het zeg, maar uh niet uh correct van je. (Einde)
4) 15-11-2016 09:14:48 (UTC+1)
[slachtoffer 2] mien jonguh. Zou je niet eens ff opnemen ofzo he of uh ff reageren? (Einde)
5) 15-11-2016 10:32:06 (UTC+1)
HE [slachtoffer 2] , wat ben je ook een domme gans he. He PANNEKOEK, he kerel. Godverdorie, slimme vogel dat je bent. Hahaha (beller lacht) Lachwekkend figuurtje. he pik. Nou doe je de groeten aan die wouten van je. Vuile hond dat je bent. We spreken mekaar! Yes sir. (Einde)
6) 15-11-2016 10:35:06 (UTC+1)
Niet in je broek poepen he [slachtoffer 2] ! He jonguh. He [slachtoffer 2] !
VUILE HOERENKIND, VIEZE VUILE KANKER KERMIS klant dat je bent. Haha
Kerel. Het gaat je goed mien jonguh, he. Komt ook wel goed, toch?
He pik omhoog he? Doe de groetjes aan die politie van je politievriend van, vieze hond dat je bent.
7) 16-11-2016 11:55:22 (UTC+1)
Heee schijtbakkie, [slachtoffer 2] . VIEZE VUILE HOERENJONG. Hee.... Wat denk je jonguh? Groningen is maar een dorp hoor he. He piepert, jankert of gaan we nu al verstopperyje spelen?
Vuile KANKER Kermisklant, Vieze hoerenzoon dat je bent, SCHIJTBAK.
We zien mekaar sowieso wel ja. En heb je al de groeten aan die wouten van je gedaan? He?
VUILE KANKER Jankbek. VIEZE VUILE Misbaksel dat je bent. Kankerhond. Je gaat zien jonguh, vuile zwerver. (Einde)

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 7 juli 2011, LJN:BR0686.
2.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 11) en verklaring van [medeverdachte 5] (bewijsmiddel 33).
3.De medische verklaring over [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 21).
4.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 11) en bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
5.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 11).
6.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
7.Verklaring [slachtoffer 3] (bewijsmiddel 41).
8.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 11).
9.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
10.Bevindingen telecomgegevens (bewijsmiddel 67).
11.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 52).
12.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 54).
13.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 52).
14.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 53).
15.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 63).
16.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
17.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 63).
18.OVC-gesprek (bewijsmiddel 72), proces-verbaal stemherkenning (bewijsmiddel 73) en NFI rapport vergelijkend spraakonderzoek (74).
19.Bevindingen sporenonderzoek en DNA-onderzoek (bewijsmiddelen 22 en 23).
20.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 11).
21.Bevindingen sporenonderzoek en DNA-onderzoek (bewijsmiddelen 22 en 23).
22.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 11).
23.Bevindingen sporenonderzoek (bewijsmiddelen 24 en 25).
24.Verklaring van [slachtoffer 3] (bewijsmiddel 41).
25.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
26.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
27.Verklaringen van [slachtoffer 3] (bewijsmiddelen 41, 42 en 43).
28.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
29.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
30.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
31.Verklaring van [slachtoffer 3] (bewijsmiddel 41).
32.Verklaringen van [getuige 2] (bewijsmiddelen 44 en 45).
33.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 64).
34.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 66).
35.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 68).
36.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 65).
37.Verklaring van [slachtoffer 1] (bewijsmiddel 12).
38.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51).
39.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 51) en Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 63).
40.Bevindingen onderzoek historische verkeersgegevens (bewijsmiddel 52).
41.OVC-gesprek (bewijsmiddel 72).
42.Verklaring van [slachtoffer 2] (bewijsmiddel 1, met betrekking tot feit 2).
43.Verklaringen van [getuige 1] (bewijsmiddelen 3 en 4, met betrekking tot feit 2).
44.Bevindingen onderzoek telecomgegevens (bewijsmiddel 5, met betrekking tot feit 2).
45.Verklaring verdachte (bewijsmiddel 2).