ECLI:NL:RBNNE:2019:20

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2019
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
18/720151-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met luchtdrukwapen

Op 3 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 april 2018 een politieambtenaar heeft bedreigd met een CO2-gasdrukpistool. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd in de PI Leeuwarden, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.M. Terpstra, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. Tijdens de zitting op 20 december 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de rechtbank de verklaringen van de aangever en getuigen in overweging nam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het wapen op de aangever had gericht, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte. Op basis van rapporten van psycholoog D. Breuker en psychiater A.W.M.M. Stevens, die beiden concludeerden dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis, werd vastgesteld dat het handelen van de verdachte niet aan hem kon worden toegerekend. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en werd hij geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de in beslag genomen goederen, waaronder een luchtdrukwapen en een kruisboog, onttrokken worden aan het verkeer, omdat deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters buiten staat waren om het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/720151-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 januari 2019 in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te Leeuwarden in de PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 december 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2018, te Leeuwarden, een politieambtenaar, genaamd, [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door bij het openen van de voordeur, een (CO2)gasdrukpistool ter hand te nemen en/of duidelijk te tonen en/of in de richting van die [slachtoffer] te houden en/of dit wapen (pas) na de derde waarschuwing door die [slachtoffer] te laten vallen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft het wapen niet gericht op aangever en heeft aangever dus niet bedreigd. Aangever en de getuige, een collega van aangever, verklaren bovendien niet eenduidig over de richting waarin verdachte het wapen zou hebben gehouden: aangever heeft verklaard dat verdachte het wapen op zijn benen richtte, de getuige heeft verklaard dat verdachte op het middel van aangever richtte. Verdachte was bij het opendoen van de zware voordeur genoodzaakt het wapen in één hand te houden en heeft daarom niet kunnen richten op aangever. Op het moment dat verdachte de voordeur opende werd hij onder schot gehouden door aangever en de getuige. Verdachte was als versteend, heeft niets gezegd en heeft het wapen, dat bovendien ongeschikt was om mee af te dreigen, weggelegd.
Subsidiair is aangevoerd dat het opzet op bedreiging niet kan worden aangenomen, nu het immers verdachte zelf is geweest die de politie heeft gebeld en een hulpvraag had. Het ligt niet in de rede dat de verdachte vervolgens de politie heeft willen bedreigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 4 april 2018 hoorde ik mensen aan de deur van mijn kamer. Ik vertrouwde het niet en wilde mij verdedigen. Ik had de politie gebeld. De agenten kwamen, ik deed de voordeur open en had het gasdrukpistool in mijn hand. De agent riep: "Laat het wapen los." Dat deed ik niet. Nadat hij dat voor de derde keer had geroepen, heb ik het wapen op de grond gelegd. Ik weet niet meer hoe ik het wapen vasthield.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2010079987 d.d. 14 april 2018 inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Op 4 april 2018 was ik werkzaam als politieambtenaar in Leeuwarden. Ik belde aan bij het woonadres van verdachte. Verdachte opende de deur. In zijn linkerhand had hij een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. Hij hield dit wapen in de richting van mijn benen. Ik heb hierop luidkeels geroepen dat hij zijn wapen moest laten vallen. Dat deed hij niet. Ik schreeuwde vervolgens nogmaals dat verdachte zijn wapen moest laten vallen. Verdachte gaf hieraan geen gehoor en zei dat ik normaal moest doen. Toen ik voor de derde maal schreeuwde dat verdachte zijn vuurwapen moest laten vallen, liet hij het los.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Op 4 april 2018 waren aangever en ik ter plaatse bij [straatnaam] te Leeuwarden. Verdachte kwam tevoorschijn in de deuropening. Hij hield een pistool in zijn linkerhand vast in de richting van aangever. Hij hield het pistool ter hoogte van de middel van aangever. Aangever riep dat verdachte het wapen moest laten vallen. Hieraan voldeed verdachte niet. Aangever riep meerdere malen, op niet mis te verstane wijze, tegen verdachte dat hij het wapen moest laten vallen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 17 april 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het betreft een gasdrukwapen in de vorm van een pistool. Het wapen was voor direct gebruik geschikt. Dit CO2-gasdrukpistool is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie
IV onder 4 van de Wet Wapens en Munitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zijn voordeur geopend, terwijl hij een gasdrukpistool in zijn hand had. Gelet op de aangifte en de getuigenverklaring is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit pistool op het lichaam van aangever gericht hield. Verdachte heeft dit pistool pas bij een derde vordering daartoe op de grond gelegd, en daarmee dus welbewust het pistool enige tijd op aangever gericht gehouden.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling en/of bedreiging tegen het leven gericht, is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen dan wel het leven zou kunnen laten.
Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte tijdens zijn 112-melding een verwarde indruk maakte. Deze informatie was doorgegeven aan verbalisanten [1] . Nadat aangever en zijn collega ter plaatse waren werd na aanbellen niet open gedaan. Er is vervolgens telefonisch contact met aangever gezocht, die zei dat hij naar beneden zou komen. Toen verdachte de deur open deed hield hij het wapen gericht op aangever. Weliswaar vermeldt het wapenrapport [2] dat op grond van de wet wapens en munitie het wapen niet voor afdreiging geschikt is, maar blijkens de foto’s in het dossier vertoonde dit wapen grote gelijkenis met een echt wapen en was dit ook voor de verbalisanten op dat moment niet van echt te onderscheiden. Door bovendien pas bij de derde vordering het wapen op de grond te leggen heeft bij aangever de redelijke vrees kunnen ontstaan dat aangever hem bedreigde met een misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 april 2018 te Leeuwarden een politieambtenaar, genaamd [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door bij het openen van de voordeur een CO2-gasdrukpistool ter hand te nemen en duidelijk te tonen en in de richting van die [slachtoffer] te houden en dit wapen pas na de derde waarschuwing door die [slachtoffer] te laten vallen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beide op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Omdat het bewezenverklaarde in dat geval niet aan hem kan worden toegerekend, is verdachte niet strafbaar. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia-rapporten van 9 augustus 2018, opgemaakt door psycholoog D. Breuker, en van 13 december 2018, opgemaakt door psychiater A.W.M.M. Stevens en (aanvullend) psycholoog D. Breuker.
De conclusie van beide rapporteurs luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte bekend is met psychiatrische problematiek. Psychiater Stevens stelt dat sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis en een verslaving aan opiaten, amfetamines en cannabis. Psycholoog Breuker benoemt de stoornis schizofrenie en stelt dat tevens sprake is van antisociaal gedrag en daarnaast van afhankelijkheid aan verschillende verslavende middelen. Beide rapporteurs concluderen dat het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig werd beïnvloed door zijn op dat moment psychotische toestandsbeeld. Het advies luidt om verdachte het hem ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor afwijzing van de vordering. Gelet op de lange duur van het voorarrest, dat inclusief een schorsing van twee maanden al 8,5 maanden duurt, is de gevorderde maatregel niet gerechtvaardigd. Er blijkt niet dat verdachte een gevaar voor zichzelf of anderen vormt. Uit het reclasseringsrapport van 17 augustus 2018 blijkt niet van een groot recidivegevaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden maatregel in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren
komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en voornoemde rapporten van
psycholoog D. Breuker en psychiater A.W.M.M. Stevens;
- de vordering van de officier van justitie en
- het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt dat in de rapporten wordt geconcludeerd dat verdachte bij oplopende spanningen psychotisch kan decompenseren. Vanuit de psychotische stoornis van verdachte zijn de opspelende wanen en hallucinaties een grote risicofactor. Vanuit die wanen en hallucinaties voelt verdachte zich uitgedaagd tot agressief gedrag, het stellen van een daad en het zich bewapenen. Verdachte gebruikt medicatie om te voorkomen dat hij psychotisch wordt. Op momenten dat verdachte een psychose voelt aankomen gebruikt hij extra medicatie. Het middelengebruik van verdachte werkt echter destabiliserend, omdat hij daardoor niet altijd medicatietrouw is.
Er is een wisselend ziekte-inzicht en probleembesef. Er is zowel emotioneel, als cognitief als gedragsmatig sprake van instabiliteit. Op basis van deze klinische risicofactoren wordt de kans op herhaling beoordeeld als matig (psychiater Stevens) dan wel matig tot hoog (psycholoog Breuker).
Geadviseerd wordt verdachte toe te leiden naar een beschermde woonvorm. Het zal zeer waarschijnlijk niet lukken om verdachte geheel middelenvrij te krijgen, zodat het zinvol is om een beschermde woonvorm te vinden waarbinnen verdachte kan blijven gebruiken. Hieraan voorafgaand zou een klinisch traject zinvol zijn, om het psychiatrisch toestandsbeeld te stabiliseren en het middelengebruik in te perken naast psycho-educatie en het aanleren van adequate coping ten aanzien van stress.
De psycholoog en de psychiater adviseren om verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over. Daaraan voegt de rechtbank toe dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zijn middelengebruik niet zal beëindigen. Daaruit volgt dat het middelengebruik een permanente destabiliserende factor is en structureel bijdraagt aan de kans op herhaling. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het herhalingsgevaar hoog is en verdachte gevaarlijk is voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gedwongen plaatsing en behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar nodig is.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- een luchtdrukwapen (registratienummer 817BOJ528),
- een kruisboog,
- vier pijlen voor een kruisboog,
- een mes (merk: Leatherman),
- een samoeraizwaard en
- een doosje munitie voor een luchtdrukwapen
vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 37, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelastdat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen, te weten:

- een luchtdrukwapen (registratienummer 817BOJ528),
- een kruisboog,
- vier pijlen voor een kruisboog,
- een mes (merk: Leatherman),
- een samoeraizwaard en
- een doosje munitie voor een luchtdrukwapen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2019.
Mrs. Edgar en Van Sloten zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Processen-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2018, p.37/42/43 in politiedossier PL0100-2010079987 d.d. 14 april 2018
2.Proces-verbaal onderzoek wapen d.d.17 april 2018, PL0100-2018079987-21