Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 maart 2019;
- de bij brief van 19 april 2019 door mr. Van der Heide-Brink toegezonden productie;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 mei 2019.
2.De feiten
de overboekingen). (De advocaten van) partijen hebben hierover nader gecorrespondeerd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hierin onder meer toegelicht dat de overboekingen zien op schenkingen aan [gedaagde 1] en boodschappen en aankopen ten behoeve van vader, zoals een bril, kleding en schoeisel. Er is geen overeenstemming over deze geschilpunten c.q. over de verdeling van de nalatenschap bereikt.
3.De vordering
flat-screen tv en foto's;
4.Het standpunt van [eiser]
5.Het standpunt van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
6.De beoordeling
gebleken is dat u niet in staat bent om zelf de regie over uw huishouden te voeren" zodat de hulp vanaf toen "
voorzieningen voor het doen van boodschappen en wassen" behelsde. Uit de motivering van dit besluit blijkt echter niet dat er enig verband bestaat tussen het afgeven van deze indicatie en de geestelijke vermogens van vader. Het indicatiebesluit van 9 maart 2016 (de ZZP 5-indicatie) is niet in het geding gebracht, maar partijen zijn het er kennelijk over eens dat deze indicatie normaliter wordt afgegeven wegens "dementie en ouderdom". Uit het feit dat vader een ZZP 5-indicatie heeft gekregen, kan hooguit worden afgeleid dat hij geestelijk achteruit aan het gaan was. Bij gebrek aan nadere informatie daarover kan echter niet vastgesteld worden in welke mate daar sprake van was. Aangezien er volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een andere reden was om de ZZP 5-indicatie aan te vragen, lag het op de weg van [eiser] om nadere feiten en omstandigheden aan te dragen teneinde de gevolgtrekking te kunnen maken dat vader niet langer wilsbekwaam zou zijn. Het door [eiser] beschreven voorval van 19 november 2015 waarbij volgens hem vader in verwarde toestand naar de woning van [eiser] is gelopen, wat daar verder ook van zij, beschouwt de rechtbank daartoe onvoldoende. Voor het overige heeft [eiser] niets concreets aangevoerd. Daarmee is niet vast komen te staan dat vader in de betreffende periode niet meer in staat was om zijn wil te bepalen.
schenking" is vermeld. Weliswaar is bij twee andere helemaal niets vermeld en staat er bij de vijfde een zinloze omschrijving, maar [gedaagde 1] en in het bijzonder [gedaagde 2] (die de overboekingen heeft uitgevoerd) hebben verklaard dat ook dit schenkingen betreft en dat deze deels zijn verricht om de aanschaf van een auto voor [gedaagde 1] mogelijk te maken. [eiser] heeft vervolgens volhard in zijn betwisting, met als enige toelichting dat hem ter ore is gekomen dat [gedaagde 1] mogelijk de erfenis buiten de afwikkeling van diens echtscheiding heeft willen houden. De rechtbank acht deze stelling van [eiser] dermate speculatief, dat daaraan geen enkele waarde kan worden gehecht. Bij de verdere beoordeling zal daarom ervan uitgegaan worden dat de overboekingen aan [gedaagde 1] ten titel van schenking hebben plaatsgevonden.