ECLI:NL:RBNNE:2019:2815

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
18/950070-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens dealen en aanwezig hebben van verschillende soorten drugs met gevangenisstraf

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden. De zaak betreft een veroordeling voor het dealen en in bezit hebben van verschillende soorten drugs, waaronder heroïne, cocaïne, MDMA, methadon, hasjiesj en hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van 29 maart 2018 tot en met 26 november 2018 in Hoogeveen en elders in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in deze verdovende middelen. De verdachte is op 27 november 2018 aangehouden na een doorzoeking van zijn woning, waar aanzienlijke hoeveelheden drugs zijn aangetroffen. Tijdens de zittingen op 13 maart en 21 mei 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij drugs verkocht vanuit zijn woning en dat hij ook betrokken was bij de handel in heroïne en cocaïne. De rechtbank heeft op basis van de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van medeverdachten en getuigen, de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3 jaar geëist, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis overgenomen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak van behandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van zijn verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950070-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 maart 2019 en 21 mei 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Heus.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 29 maart 2018 tot en met 26 november 2018 te Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of methadon (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of methadon (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 29 maart 2018 tot en met 26 november 2018 te Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd
- een hoeveelheid hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten) en/of
- een hoeveelheid hennep (elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden),
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op of omstreeks 27 november 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van ongeveer 113 gram, in ieder geval van meer dan 30 gram, hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten) en/of
zijnde hasjiesj een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten met dien verstande dat onder 1 bewezen verklaard kan worden dat verdachte heroïne en cocaïne heeft verkocht en methadon heeft verstrekt. De verkoop of verstrekking van MDMA kan niet worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 21 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik vanuit mijn woning aan de [straatnaam] heb gehandeld in heroïne en cocaïne. Methadon gaf ik aan gebruikers. Ik heb ook hasjiesj en hennep verkocht. Mijn bijnamen zijn [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Het klopt dat ik eind maart 2018 uit de gevangenis ben gekomen. [medeverdachte] is mijn zwager. Hij heeft maximaal 3 maanden bij mij gewoond aan de [straatnaam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 4 december 2018, opgenomen op pagina 282 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 201902662 d.d. 29 januari 2019, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik kocht heroïne en cocaïne bij [naam 1] aan de [straatnaam] te Hoogeveen. Ik kocht daar zeker enkele maanden, 7 of 8 maanden. [medeverdachte] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ] was ook wel eens aan de [straatnaam] . Ik kocht van hem als [naam 1] er niet was. Bij [medeverdachte] kocht ik altijd via het nummer van [naam 1] . [naam 1] verkocht heroïne, cocaïne en wiet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 29 november 2018, opgenomen op pagina 275 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik kocht sinds drie weken heroïne aan de [straatnaam] te Hoogeveen. Ik kocht van twee jongens; een met lang haar, dreadlocks en de andere is een Nederlandse jongen. Als ik belde of ik kon komen namen allebei de telefoon op, die [naam 3] en die Nederlandse jongen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2019, opgenomen op pagina 226 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 januari 2019 was ik belast met het uitvoeren van tactisch onderzoek aan een Samsung Galaxy S6 welke onder verdachte [verdachte] in beslag genomen is.
Ik zag dat er via Whatsapp communicatie onderhouden werd met [medeverdachte] . Ik zag dat
[medeverdachte] hierbij gebruikt maakte van het telefoonnummer [mobielnummer] . Ik zag dat verdachte [verdachte] op dinsdag 9 oktober een bericht stuurde naar [medeverdachte] waarin stond: "Rijger 213 50 neus". Ik zag dat [medeverdachte] op vrijdag 12 oktober een filmpje stuurde naar verdachte [verdachte] waarop [medeverdachte] te zien is met een blok hasj in zijn handen. Ik zag dat verdachte [verdachte] hierop reageerde door te zeggen: "neem maar mee voor me". Ik zag dat [medeverdachte] hierop stuurde dat hij een tientje hasj mee zou nemen voor verdachte [verdachte] waarop laatstgenoemde reageerde door te zeggen dat een tientje te weinig is en hij een brok wil. Ik zag dat verdachte [verdachte] op zaterdag 13 oktober 2018 het bericht: "Rijger 213 50 neus [plaats] neus" stuurde. Ik zag dat verdachte [verdachte] het bericht: "Rijger 213 50 neus" wederom stuurde op zondag 14 oktober 2018 en maandag 15 oktober 2018. Ik zag dat [medeverdachte] op maandag 15 oktober 2018 een foto stuurde waarop witte plakken met hierop een witte substantie waarop een logo is gedrukt te zien zijn. Stof is gelijkend op cocaïne en is voorzien van een opdruk van een logo.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal doorzoeking d.d. 28 november 2018, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 27 november 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning, perceel [straatnaam]
Hoogeveen. Verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1987 werd in de woning aangehouden. De aangetroffen en in beslag genomen goederen alsmede de locatie waar deze werden aangetroffen staan vermeld op de lijst die als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd. [1]
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 338 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Voordat de politie kwam sliep ik sinds 3 a 4 weken aan de [straatnaam] in Hoogeveen. Op 27 november 2018 was ik net de deur uit en toen ging de politie naar binnen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 5 december 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 november 2018 werden door ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de
vermoedelijk verdovende middelen getest. [2]
Goednummer : PL0100-2018207951-1078039
Netto gewicht : 97,38 gram
Het bovenstaande goed testte positief op de Duquenois test. Tevens herkende ik, verbalisant [verbalisant 1] , de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde Hasjiesj.
Goednummer : PL0100-2018207951-1078047
Netto gewicht : 15,82 gram
Het bovenstaande goed testte positief op de Duquenois test. Tevens herkende ik, verbalisant [verbalisant 1] , de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde Hasjiesj.
Goednummer : PL0100-2018207951-1078067
Omschrijving : 8 dichte cellofaan verpakkingen voor tabletten van "Brocaref Ziekenhuisfarmacie" (zogenaamde pillenrollen) met in elke verpakking 2 witte ronde
tabletten respectievelijk 1 tablet met een doorsnede van 12 mm en een diepdruk "40" en 1 tablet met een doorsnede van 13 mm en een diepdruk "50" met op de verpakking vermeld "1 methadon HCL 40 mg, 1 methadon HCL 50 mg.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal NFiDENT d.d. 10 december 2018, opgenomen op pagina 196 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 6 december 2018 werd door mij, op verzoek van de politie Eenheid Noord- Nederland, een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen. [3] Bij een positieve indicatieve kleur reactietest, werd vervolgonderzoek ter identificatie ingezet via het NFiDENT-proces, met gebruikmaking van de GC-MS. De resultaten van het identificerend onderzoek werden geanalyseerd door de daartoe bevoegde deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut. [4]
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende verricht, bevonden en waargenomen.
Goednummer : PL0100-2018207951-1078046
SIN Monster : AAL00305NL
Netto gewicht : 6,51 gram
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2018207951-1078042
SIN Monster : AAL00307NL
Netto gewicht : 3,27 gram
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor MDMA
Goednummer : PL0100-2018207951-1078057
A : 2 stukjes plastic met daarin witte brokjes en poeder
Netto gewicht : 37,33 gram
SIN Monster : AAL00331NL
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor cocaïne
C : een stuk plastic met daarin een bruine brok
Netto gewicht : 29,94 gram
SIN Monster : AAL00283NL
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor heroïne
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode heroïne, cocaïne, hasjiesj en hennep heeft verkocht en methadon heeft verstrekt, alsmede dat in ieder geval gedurende een deel van die periode sprake was van medeplegen. Ook ten aanzien van het aanwezig hebben van hard- en softdrugs op 27 november 2018 acht de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 29 maart 2018 tot en met 26 november 2018 te Hoogeveen en, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk
- heeft verkocht:
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
- heeft verstrekt:
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon,
zijnde heroïne en cocaïne en methadon telkens een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op 27 november 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon,
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA en methadon telkens een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 29 maart 2018 tot en met 26 november 2018 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens heeft verkocht
- een hoeveelheid hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten) en
- een hoeveelheid hennep (elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden),
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op 27 november 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van ongeveer 113 gram, in ieder geval van meer dan 30 gram, hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten)
zijnde hasjiesj een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
3. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
4. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij geen heil meer ziet in een deels voorwaardelijke straf met een klinische opname als bijzondere voorwaarde, omdat verdachte op zitting duidelijk heeft laten blijken niet gemotiveerd te zijn voor een behandeling. Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat hij al eens een ambulante behandeling opgelegd heeft gekregen als bijzondere voorwaarde en dat hij reeds vele malen is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, wat kennelijk allemaal tot nu toe niet heeft mogen baten. De officier van justitie ziet dan ook geen mogelijkheden voor een andere afdoening dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten aanzien van de duur daarvan heeft zij de lange periode waarover de strafbare feiten zijn gepleegd in aanmerking genomen, de grote hoeveelheid drugs die werd verhandeld en voornoemde justitiële documentatie van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarbij een voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Daartoe heeft zij aangevoerd dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf weinig toegevoegde waarde heeft aangezien verdachte nog 24 maanden moet uitzitten in het kader van een eerdere veroordeling. Voorts heeft zij bepleit dat het niet zo is dat verdachte niet gemotiveerd is voor een behandeling. Dat hij op zitting heeft gezegd dat hij niet klinisch wil worden opgenomen is voornamelijk ingegeven door de omstandigheid dat in het reclasseringsrapport als duur van een klinische opname een periode van in totaal 42 maanden wordt genoemd wat bij hem leidt tot het idee dat hij dan beter naar de gevangenis kan omdat hij er dan sneller vanaf is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 17 mei 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 8 maanden, waarvan een deel samen met een ander, schuldig gemaakt aan het handelen in heroïne, cocaïne, hasj en hennep en aan het verstrekken van methadon. Daarnaast had verdachte ten tijde van zijn aanhouding, samen met een ander, 38 bolletjes heroïne (6,5 gram), een brok heroïne van 30 gram, ongeveer 50 gram cocaïne, 36 tabletten methadon en meer dan 100 gram hasj voorhanden. Voorts is gebleken dat gedurende deze periode vanuit zijn woning er minimaal 28 keer per dag drugs verkocht werden. Verdachte had dus een omvangrijke handel in hard- en softdrugs.
Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Voorts heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals heroïne, cocaïne en methadon zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook de door verdachte verhandelde softdrugs kan bij langdurig gebruik leiden tot schade aan de gezondheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van deze nadelige effecten van de handel in- en het gebruik van drugs en enkel heeft gehandeld uit eigen financieel gewin en om in zijn eigen verslaving te kunnen voorzien.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel van justitiële documentatie, meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten waarbij tevens meermaals onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd. In verband met een veroordeling wegens Opiumwetdelicten heeft verdachte tot en met 28 maart 2018 een gevangenisstraf uitgezeten. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij direct daarna zijn criminele handel weer heeft hervat.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijk duur in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het rapport van de reclassering d.d. 17 mei 2019. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen onder de in het rapport geadviseerde voorwaarden. In het rapport wordt beschreven dat bij verdachte reeds vijftien tot twintig jaar sprake is van een verslaving aan cannabis, cocaïne en heroïne en dat aldus sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van die middelen. Aangezien hij de middelen gebruikt om zich goed te voelen is er een reële kans op een terugval, zodra verdachte weer op vrije voeten komt. De kans op recidive neemt daarbij eveneens toe. Dat risico schat de reclassering onverminderd in als hoog op basis van zijn strafblad, zijn sociaal-economische problematiek en zijn verslavingsproblematiek. Voorts komt in het rapport naar voren dat uit psychologisch onderzoek van de Forensische Polikliniek blijkt dat verdachte functioneert op een laag begaafd tot beneden gemiddeld niveau. De reclassering komt tot de conclusie dat een behandeling van zijn verslavingsproblemen bij Trajectum de meeste kans van slagen heeft, omdat Trajectum een verslavingsbehandeling aanbiedt die rekening houdt met het intelligentieniveau van de deelnemers.
De rechtbank constateert dat zowel uit het reclasseringsrapport als uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat het delictgedrag van verdachte nauw verweven is met zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank acht het dan ook van groot belang dat verdachte klinisch behandeld wordt voor die problematiek. Dat verhoudt zich echter niet met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur zoals door de rechtbank in beginsel gerechtvaardigd wordt geacht. Desondanks acht de rechtbank op dit moment het belang van behandeling van de verslavingsproblematiek groter dan het belang van langdurige detentie. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat eerdere detenties verdachte er niet van hebben weerhouden om opnieuw Opiumwetfeiten te plegen. De inschatting is dat ook dit keer geen gedragsverandering valt te verwachten van (langdurige) detentie. Detentie neemt de hardnekkige verslaving en de daaraan ten grondslag liggende problematiek van verdachte niet weg. Daardoor valt hij telkens terug in het gebruik van drugs en de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte nog niet eerder klinisch behandeld is geweest. De rechtbank ziet een klinische behandeling dan ook als de enige mogelijkheid om wel gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen en te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw in de fout gaat, waardoor ook maatschappelijke schade kan worden voorkomen.
Ter zitting heeft verdachte zich met betrekking tot een klinische opname ambivalent getoond. Hij heeft enerzijds aangegeven het niet te zien zitten om opgenomen te worden in een kliniek, anderzijds heeft hij ook aangegeven dat hij hulp nodig heeft en bereid is zijn best te doen als hij beter wordt van een klinische opname. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte wel gemotiveerd is voor een behandeling en dat zijn standpunt dat hij niet opgenomen wil worden niet zo letterlijk geïnterpreteerd dient te worden. Voorts schrijft de reclassering in haar rapport dat verdachte een dochter heeft die voor hem een bron van inspiratie is om een serieuze poging te willen doen zijn verslavingsproblemen aan te pakken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname, niet bij voorbaat moet worden uitgesloten omdat het geen kans van slagen zou hebben. Gelet op de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat de motivatie van verdachte om mee te werken aan een behandeling wegvalt op het moment dat hij ook kan kiezen voor een korter durende gevangenisstraf, in onderling verband en samenhang bezien met het hiervoor besproken grote belang dat verdachte behandeld wordt, zal de rechtbank een straf opleggen waarbij het voorwaardelijke strafdeel groter is dan de duur van de klinische opname. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte zal meewerken aan de klinische opname en de overige bijzondere voorwaarden en dat hij gaat inzien dat de hulp die hem geboden wordt zowel in zijn eigen belang is als in het belang van zijn dochtertje.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 2 jaren voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal de weegschaaltjes (nr. 4 op de beslaglijst) en telefoons (nrs. 6, 7, 8 en 10 op de beslaglijst) onttrekken aan het verkeer, zoals gevorderd door de officier van justitie. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank de witte Iphone onder nr. 9 op de beslaglijst niet onttrekken aan het verkeer, maar bevelen dat deze wordt teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [naam 4] , aangezien uit het dossier blijkt dat dit zijn telefoon is, welke hij bij verdachte had achtergelaten.
De rechtbank zal de sleutels en aankoopbonnen (nr. 5 op de beslaglijst) doen teruggeven aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 jaren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde meewerkt aan een observatieplaatsing en een klinische behandeling voor zijn verslavingsproblemen bij Trajectum in Friesland of Twente of een soortgelijke zorginstelling die rekening houdt met zijn beneden gemiddelde intelligentie in een nader door het IFZ te bepalen instelling. De opname duurt maximaal 18 maanden, exclusief 4 maanden observatieplaatsing. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
2. dat veroordeelde aansluitend aan de klinische behandeling meewerkt aan een ambulant nazorgtraject bij de Forensische Polikliniek van de Verslavingszorg nabij de woonplaats waar hij op dat moment verblijft of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering van de verslavingszorg. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. dat veroordeelde tijdens de behandeling in de kliniek meewerkt aan gesprekken met de reclassering. Tijdens het nazorgtraject werkt hij mee aan meldplichtcontacten bij de reclassering van de verslavingszorg die hem op basis van zijn woonplaats wordt toegewezen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering van de verslavingszorg en werkt tevens mee aan huisbezoeken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht goed uit te kunnen voeren;
4. dat veroordeelde tijdens het nazorgtraject, indien nodig, meewerkt aan zelfstandige huisvesting, maatschappelijke opvang, begeleid wonen of een instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering van de verslavingszorg voor hem heeft opgesteld;
5. dat veroordeelde tijdens het nazorgtraject meewerkt aan het aanvragen van een uitkering en het hebben van een passende dagbesteding, zolang de reclassering van de verslavingszorg dat nodig acht;
6. dat veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om zicht te krijgen en houden op zijn abstinentie dan wel zijn gebruik of terugvallen in gebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslag

Onttrekt aan het verkeer:
- 2 weegschalen (nr. 4 op de beslaglijst)
- mobiele telefoon Alcatel (nr. 6 op de beslaglijst)
- mobiele telefoon Samsung (nr. 7 op de beslaglijst)
- mobiele telefoon Apple Iphone (nr. 8 op de beslaglijst)
- mobiele telefoon Alcatel (nr. 10 op de beslaglijst)
Beveelt teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven witte Apple Iphone (nr. 9 op de beslaglijst) aan [naam 4] .
Beveelt teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven sleutels en aankoopbonnen (nr. 5 op de beslaglijst) aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2019.

Voetnoten

1.Zie pagina 82 e.v.
2.Uit de bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking (bewijsmiddel 5 en voetnoot 1) in combinatie met de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 november 2018 opgenomen op pagina 131 e.v. volgt dat de geteste goednummers zoals vermeld in dit proces-verbaal zijn aangetroffen in de achterste kamer van de benedenverdieping van de woning aan de [straatnaam] in Hoogeveen op 27 november 2018.
3.Ten aanzien van deze geteste goednummers geldt hetzelfde als hiervoor opgenomen in voetnoot 2.
4.Bij dit proces-verbaal NFiDENT zijn als bijlage gevoegd 4 rapporten NFiDENT van het NFI. Zie p. 199 e.v.