ECLI:NL:RBNNE:2019:2824

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
18/920038-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens dealen van hasj, hennep, heroïne en cocaïne met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die beschuldigd werd van het dealen van hasj en hennep, en het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 21 mei 2019, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.A.A. Charry, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E. Heus. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich afspeelden tussen 29 maart 2018 en 27 november 2018 in Hoogeveen en elders in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij de verkoop en het bezit van verdovende middelen, waaronder heroïne, cocaïne, hasj en hennep.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waarvoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte in de drugshandel, zijn eerdere strafblad en de impact van zijn daden op de samenleving. De uitspraak benadrukte de ernst van de drugshandel en de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van gebruikers.

De rechtbank verklaarde het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van het overige. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak in overweging namen en de strafmaat bepaalden op basis van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een rol had gespeeld in een omvangrijke drugshandel, wat de ernst van de zaak vergrootte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920038-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 mei 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.A.A. Charry, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Heus.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 29 maart 2018 tot en met 27 november 2018 te Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of aanwezig gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of methadon (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 29 maart 2018 tot en met 27 november 2018 te Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of aanwezig gehad
- een hoeveelheid hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten) en/of
- een hoeveelheid hennep (elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden),
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide ten laste gelegde feiten met uitzondering van de MDMA en methadon zoals onder 1 ten laste gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte aanwezig was in de woning aan de [straatnaam] en daar de telefoon opnam, nog niet bewijst dat verdachte drugs heeft gedeald.
Ook ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gedeald. Het bezit van hasj kan wel bewezen worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 338 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 201902662 d.d. 29 januari 2019, inhoudend als verklaring van verdachte:
[medeverdachte] is mijn zwager. Zijn bijnaam is [naam 1] , [naam 2] . Voordat de politie kwam sliep ik sinds 3 a 4 weken bij hem aan de [straatnaam] in Hoogeveen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 december 2018, opgenomen op pagina 344 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Achterin mijn koffer zat 100 gram hasj. [1] Ik heb het 2 a 2.5 week in mijn koffer gehad.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte inverzekeringstelling en inbewaringstelling d.d. 30 november 2018 van het Kabinet RC van de rechtbank Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik heb gehandeld in heroïne en cocaïne. Ik heb ook hasjiesj en hennep verkocht. [straatnaam] in Hoogeveen, daar werd verkocht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 4 december 2018, opgenomen op pagina 282 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik kocht heroïne en cocaïne bij [naam 2] aan de [straatnaam] te Hoogeveen. Ik kocht daar zeker enkele maanden, 7 of 8 maanden. [verdachte] , een blanke jongen, (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) was ook wel eens aan de [straatnaam] . Ik kocht van hem als [naam 2] er niet was. Bij [verdachte] kocht ik altijd via het nummer van [naam 2] . Ik heb begrepen dat [verdachte] getrouwd is geweest met het zusje van [naam 2] . [naam 2] verkocht heroïne, cocaïne en wiet.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 29 november 2018, opgenomen op pagina 275 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik kocht sinds drie weken heroïne aan de [straatnaam] te Hoogeveen. Ik kocht van twee jongens; een lang haar, dreadlocks en de andere is een Nederlandse jongen. Als ik belde of ik kon komen namen allebei de telefoon op, die [naam 1] en die Nederlandse jongen. Het nummer is [mobielnummer] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2019, opgenomen op pagina 226 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 januari 2019 was ik belast met het uitvoeren van tactisch onderzoek aan een Samsung Galaxy S6 welke onder verdachte [medeverdachte] in beslag genomen is.
Ik zag dat er via Whatsapp communicatie onderhouden werd met [verdachte] . Ik zag dat
[verdachte] hierbij gebruikt maakte van het telefoonnummer [mobielnummer] . Ik zag dat verdachte [medeverdachte] op dinsdag 9 oktober een bericht stuurde naar [verdachte] waarin stond: "Rijger 213 50 neus". Ik zag dat [verdachte] op vrijdag 12 oktober een filmpje stuurde naar verdachte [medeverdachte] waarop [verdachte] te zien is met een blok hasj in zijn handen. Ik zag dat verdachte [medeverdachte] hierop reageerde door te zeggen: "neem maar mee voor me". Ik zag dat [verdachte] hierop stuurde dat hij een tientje hasj mee zou nemen voor verdachte [medeverdachte] waarop laatstgenoemde reageerde door te zeggen dat een tientje te weinig is en hij een brok wil. Ik zag dat verdachte [medeverdachte] op zaterdag 13 oktober 2018 het bericht: "Rijger 213 50 neus [plaats] neus" stuurde. Ik zag dat verdachte [medeverdachte] het bericht: "Rijger 213 50 neus" wederom stuurde op zondag 14 oktober 2018 en maandag 15 oktober 2018. Ik zag dat [verdachte] op maandag 15 oktober 2018 een foto stuurde waarop witte plakken met hierop een witte substantie waarop een logo is gedrukt te zien zijn. Stof is gelijkend op cocaïne en is voorzien van een opdruk van een logo.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal doorzoeking d.d. 28 november 2018, opgenomen op pagina 80 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 27 november 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning, perceel [straatnaam]
Hoogeveen. De aangetroffen en in beslag genomen goederen alsmede de locatie waar deze werden aangetroffen staan vermeld op de lijst die als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd. [2]
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 5 december 2018, opgenomen op pagina 188 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 november 2018 werden door ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de
vermoedelijk verdovende middelen getest. [3]
Goednummer : PL0100-2018207951-1078039
Netto gewicht : 97,38 gram
Het bovenstaande goed testte positief op de Duquenois test. Tevens herkende ik, verbalisant [verbalisant 1] , de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde Hasjiesj.
Goednummer : PL0100-2018207951-1078047
Netto gewicht : 15,82 gram
Het bovenstaande goed testte positief op de Duquenois test. Tevens herkende ik, verbalisant [verbalisant 1] , de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde Hasjiesj.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal NFiDENT d.d. 10 december 2018, opgenomen op pagina 196 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 6 december 2018 werd door mij, op verzoek van de politie Eenheid Noord- Nederland, een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen. [4] Bij een positieve indicatieve kleur reactietest, werd vervolgonderzoek ter identificatie ingezet via het NFiDENT-proces, met gebruikmaking van de GC-MS. De resultaten van het identificerend onderzoek werden geanalyseerd door de daartoe bevoegde deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut. [5]
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende verricht, bevonden en waargenomen.
Goednummer : PL0100-2018207951-1078046
SIN Monster : AAL00305NL
Netto gewicht : 6,51 gram
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor heroïne
Goednummer : PL0100-2018207951-1078057
A : 2 stukjes plastic met daarin witte brokjes en poeder
Netto gewicht : 37,33 gram
SIN Monster : AAL00331NL
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor cocaïne
C : een stuk plastic met daarin een bruine brok
Netto gewicht : 29,94 gram
SIN Monster : AAL00283NL
Identificerend onderzoek
GC/MS : positief voor heroïne
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] heroïne, cocaïne, hasjiesj en hennep heeft verkocht en aanwezig heeft gehad (met uitzondering van het aanwezig hebben van de hennep). Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden dat verdachte zich daar in ieder geval in de periode vanaf 9 oktober 2018 schuldig aan heeft gemaakt. Voor het overige deel van de tenlastegelegde periode is onvoldoende bewijs voorhanden zodat de rechtbank verdachte daarvan vrij zal spreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 27 november 2018 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en aanwezig gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne telkens middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 27 november 2018 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens heeft verkocht en/of aanwezig gehad,
- een hoeveelheid hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten) en
- een hoeveelheid hennep (elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden),
zijnde hasjiesj en hennep telkens middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake beide tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot:
  • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, te weten 1 dag;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde;
  • een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1, de geringe documentatie en het geringe aandeel van verdachte, gepleit voor een taakstraf van aanzienlijk kortere duur dan geëist door de officier van justitie. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in het door de officier van justitie voorgestelde reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 2 maanden, samen met medeverdachte [medeverdachte] , schuldig gemaakt aan het handelen in heroïne, cocaïne, hasj en hennep. Verdachte verbleef bij [medeverdachte] vanuit wiens woning de drugshandel plaatsvond. In die woning is bovendien een grote hoeveelheid drugs aangetroffen, te weten 38 bolletjes heroïne (6,5 gram), een brok heroïne van 30 gram, ongeveer 50 gram cocaïne en meer dan 100 gram hasj. Voorts is gebleken dat er minimaal 28 keer per dag drugs verkocht werd. Verdachte was dus, zij het gedurende enkele weken, onderdeel van een omvangrijke handel in hard- en softdrugs.
Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkenend. Voorts heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals heroïne en cocaïne zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook de door verdachte verhandelde softdrugs kan bij langdurig gebruik leiden tot schade aan de gezondheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van deze nadelige effecten van de handel in- en het gebruik van drugs en enkel heeft gehandeld uit eigen financieel gewin.
Hoewel op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting het uitgangspunt is dat in een geval als de onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal de rechtbank daartoe in dit geval niet overgaan. De rechtbank neemt in de eerste plaats in aanmerking dat verdachte weliswaar een transactie (in de vorm van een werkstraf) heeft voldaan wegens het aanwezig hebben van softdrugs, maar nog niet eerder is veroordeeld in verband met harddrugs, noch het verkopen van drugs. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een geringere rol in de drugshandel had dan [medeverdachte] die door de rechtbank als de kartrekker van de drugshandel wordt beschouwd. Gelet op de problematiek van verdachte, is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte mogelijk veel baat kan hebben bij toezicht van de reclassering.
Alles afwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie een passende straf, te weten een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met daaraan verbonden reclasseringstoezicht. Rekening houdende met art. 22b van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank tevens 1 dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met aftrek van voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat veroordeelde zich na het onherroepelijk worden van dit vonnis op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland op telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde blijft zich vervolgens melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2019.

Voetnoten

1.Uit het proces-verbaal van doorzoeking (p. 80 e.v.) en de daarbij horende bijlage blijkt dat deze koffer op 27 november 2018 is aangetroffen in de [straatnaam] te Hoogeveen.
2.Zie pagina 82 e.v.
3.Uit de bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking (bewijsmiddel 8 en voetnoot 2) in combinatie met de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 november 2018 opgenomen op pagina 131 e.v. volgt dat de geteste goednummers zoals vermeld in dit proces-verbaal zijn aangetroffen in de achterste kamer van de benedenverdieping van de woning aan de [straatnaam] in Hoogeveen op 27 november 2018.
4.Ten aanzien van deze geteste goednummers geldt hetzelfde als hiervoor opgenomen in voetnoot 3.
5.Bij dit proces-verbaal NFiDENT zijn als bijlage gevoegd 4 rapporten NFiDENT van het NFI. Zie p. 199 e.v.