ECLI:NL:RBNNE:2019:2899

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
18/830321-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld, gepleegd door meerdere personen met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 oktober 2018, samen met medeverdachten, betrokken was bij een gewapende overval op een restaurant in Marum. Tijdens de overval is het slachtoffer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder gebroken ribben en een gebroken kaak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 319 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige, omdat hij niet zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar wel opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overval. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als onvoldoende gewichtige bijdrage aan de overval gekwalificeerd, maar heeft wel vastgesteld dat zijn gedragingen in de sfeer van medeplichtigheid lagen. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830321-18,
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/840001-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Intermetzo JJI Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2018, te Marum, (in elk geval) in de (toenmalige) gemeente Marum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een restaurant [benadeelde partij] ) heeft weggenomen een kassa (al dan niet) met inhoud (onder meer een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) en/of (een) masker(s), althans (gezichts)bedekking op zijn/hun hoofd(en) en/of gezicht(en) genoemd restaurant is/zijn binnengegaan, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op het hoofd en/of in het gezicht, en/of op overige delen van het lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen,
zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer] , te weten één of meerdere fractu(u)r(en), onder meer (een) gebroken rib(ben) en/of een breuk van de voorwand van de linker kaakholte en/of gebroken oogkas, ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 30 oktober 2018, te Marum, (in elk geval) in de (toenmalige) gemeente Marum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een restaurant [benadeelde partij] ) heeft/hebben weggenomen een kassa (al dan niet) met inhoud (onder meer een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- met (een) bivakmuts(en) en/of (een) masker(s), althans (gezichts)bedekking op zijn/hun hoofd(en) en/of gezicht(en) genoemd restaurant is/zijn binnengegaan, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op het hoofd en/of in het gezicht, en/of op overige delen van het lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen,
zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer] , te weten één of meerdere fractu(u)r(en), onder meer (een) gebroken rib(ben) en/of een breuk van de voorwand van de linker kaakholte en/of gebroken oogkas, ten gevolge heeft gehad
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 oktober 2018, te Marum, (in elk geval) in de (toenmalige) gemeente Marum opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te geven over de aanwezigheid van geld in het restaurant van en/of in het bezit van genoemde [slachtoffer] , en/of
- erop aan te dringen dat ze ergens naar binnen moesten gaan, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een auto naar de (omgeving van de) plaats van het misdrijf te vervoeren, althans met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een auto naar de (omgeving van de) plaats van het misdrijf te rijden, en/of
- zich in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te houden en/of (aldaar) de boel in de gaten te houden, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ervan verzekerd te laten zijn dat hij/zij bij het verlaten van de plaats van het misdrijf in een auto plaats kon(den) nemen, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] na het verlaten van de plaats van het misdrijf in de gelegenheid te stellen in een auto plaats te nemen, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] met de buit van de plaats van het misdrijf naar elders te vervoeren, althans met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] met de buit van de plaats van het misdrijf naar elders te rijden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de drie medeverdachten in de periode voor de overval vaak samen op pad gingen om geld te maken. Op de avond van de overval is het drietal in de auto gestapt en is met name door verdachte aangedrongen om ergens naar binnen te gaan. Vervolgens is het drietal samen naar de pizzeria gereden. Terwijl verdachte de boel buiten zou bewaken en de auto stand-by hield, zijn de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de pizzeria naar binnen gegaan, waarmee zij uitvoering hebben gegeven aan het gezamenlijke plan. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar buiten zijn gekomen met de kassa, is het drietal gezamenlijk weggereden. De bijdrage van verdachte aan de overval is derhalve van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een ontkennende verklaring heeft afgelegd welke wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Het enige bewijs tegen verdachte bestaat uit de bekennende verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] . De overige getuigenverklaringen in het dossier zijn allemaal te herleiden tot die bron. De zendmastgegevens van de telefoons van verdachte kunnen de verklaring van [medeverdachte 2] bovendien niet ondersteunen nu verdachte heeft verklaard vaak in de gebieden te rijden waar de masten zijn aangestraald.
De raadsman heeft tot slot aangevoerd dat, indien de rechtbank wel voldoende bewijs aanwezig acht voor betrokkenheid van verdachte bij de overval, verdachte niet als medepleger maar als medeplichtige aangemerkt dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht bij de overval en dat evenmin kan worden bewezen dat zijn verdere rol daarbij van zodanig gewicht is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de overval, maar deze gedragingen liggen in de sfeer van de medeplichtigheid, zoals hieronder nader zal worden overwogen.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreekt.
De rechtbank past met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2018, opgenomen op p. 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018286943, d.d. 27 maart 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 30 oktober 2018 hoorde ik de deur. Het was rond 23.00 uur. Ik ging staan en zag iemand in de deuropening staan met een masker. De ogen en mond waren afgeschermd. Hij had een jas met capuchon op zijn hoofd. Ik kan u niet vertellen hoe ik ben geslagen. Alleen waar omdat ik de letsel daar heb, maar verder niet.
2. Een naar wettelijk-voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 13 december 2018, opgenomen op p. 560 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik ben met [medeverdachte 1] naar binnen gegaan en [verdachte] heeft toen gereden. En [verdachte] zei de hele tijd dat we ergens naar binnen moesten. Ik zat achterin en ik merkte het wel. Maar ik wou zelf ook wel graag wat. Ik moest eigenlijk wat. Ze zeiden in de auto een tip dat die man altijd veel geld in zijn kontzak heeft. Maar we zijn het gewoon helemaal vergeten door de adrenaline. Ik heb toen die kassa weggehaald en die hebben we in de sloot gedumpt. Die man die op dat paadje stond daar hebben we de kassa gedumpt.
V: Jullie gingen naar Marum en toen?
A: [medeverdachte 1] liep toen samen met mij naar die deur toe. Toen hebben we 1 minuut gewacht. Toen zei ik tegen [medeverdachte 1] dan ga ik wel als eerste naar binnen. We stonden te wachten bij het raam en [medeverdachte 1] stond achter mij. Maar hij wachtte steeds. Ik ben toen naar binnen gegaan en keek eerst achter mij en zag eerst niemand. Toen ineens stond [medeverdachte 1] naast mij en zag ik dat hij direct uithaalde naar die man. Ik zag toen ook dat [medeverdachte 1] het moeilijk kreeg en daarom ben ik hem gaan helpen. En ben ik ook gaan slaan. Toen keek ik naar [medeverdachte 1] en die was bezig met die kassa. Het duurde mij te lang en daarom ropte ik die kassa er helemaal uit. En toen zijn we naar buiten gerend en gevlucht. We zijn een paadje in gerend. [medeverdachte 1] had toen de kassa van mij overgenomen. Maar we zijn toen bij de school langs gegaan en hebben de kassa bij een boom neer gezet en naar de auto gerend. Toen [verdachte] met de auto aan kwam rijden, zijn we gestopt bij de boom en heb ik de kassa weer opgepakt en op de achterbank gezet waar ik ook zat. We zijn toen naar Drachten gegaan.
V: Wat voor plannen hadden jullie gemaakt van te voren?
A: Het eerste plan was hem opwachten. Hij zou dan schrikken met twee mannen die een masker droegen en hem onder zijn arm hadden gepakt. Het duurde toen te lang en toen zijn we maar naar binnen gegaan.
V: Zijn jullie voor de overval al bij de pizzeria geweest?
A: We reden een beetje door Groningen en we zijn zelfs in Leeuwarden geweest.
A: Als u mij een foto laat zien van [verdachte] , misschien weet ik dan of u de goede [verdachte] hebt.
O: Laat een foto van [verdachte] zien uit de politiesystemen. Bijlage 4.
A: Ja dat is [verdachte] . Maar dat is een foto uit de tijd van [uitgaansgelegenheid] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2018, opgenomen op p. 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op vrijdag 16 november 2018 heb ik verbalisant [verbalisant 1] de beelden onderzocht van [benadeelde partij] . Ik zie op de beelden dat aangever [slachtoffer] achter de toonbank zit vlakbij de ingang. Om 23:17:37 uur komen er twee personen binnen. Dader één loopt als eerst door de toegangsdeur en loopt rechtdoor richting de keuken. Dader twee komt binnen en sluit de deur. Hij ziet daarbij [slachtoffer] zitten achter de toonbank en loopt direct richting [slachtoffer] . [slachtoffer] doet zijn bril op en staat op. [slachtoffer] ziet dat het verkeerde mensen zijn en loopt richting de daders welke inmiddels al achter de toonbank lopen. Dader twee haalt gelijk twee keer uit met zijn rechtervuist richting het gezicht van [slachtoffer] , in totaal maakt hij dertien slaande bewegingen richting het gezicht van [slachtoffer] . Inmiddels komt dader één ook richting [slachtoffer] lopen en haalt ook meteen uit met zijn rechter vuist, deze maakt uiteindelijk ook dertien slaande bewegingen richting het hoofd van [slachtoffer] . Beide daders slaan met hun vuisten in totaal zesentwintig keer op het gezicht van [slachtoffer] . Dader één lijkt dan te willen vluchten richting de uitgang maar ziet dat dader twee richting de kassa loopt. Dader één loopt vervolgens naar [slachtoffer] welke versuft op de grond zit en haalt nogmaals een keer uit met zijn rechtervuist waarna [slachtoffer] knock-out gaat en in elkaar zakt. Dader twee lukt het niet om de kassa te openen. Dader één loopt vervolgens naar de kassa, tilt deze op en wil ermee weglopen. Dit lukt echter niet omdat de stekker nog in het stopcontact zit. Dader twee ziet dit en rukt de stekker uit het stopcontact hierbij zie je een felle lichtflits. Vervolgens gaan de daders er met de kassa vandoor en slaan linksaf als ze naar buiten gaan.
4. Een geneeskundige verklaring, te weten medische informatie aangaande [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] -1970 te [geboorteplaats] , opgesteld door drs. T. Naujocks, forensisch arts GGD Groningen, d.d. 21 december 2018, opgenomen op p. 54 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van drs. Naujocks:
Op uw verzoek heb ik medische informatie opgevraagd bij het UMCG. Dit in het kader van een incident d. d. 31 oktober 2018. Dit heeft het volgende opgeleverd:
Betrokkene werd in het UMCG n.a.v. bovengenoemd incident onderzocht en bleek de volgende letsels te hebben:
- een licht traumatisch schedelhersenletsel (hersenschudding) en
- een breuk van de voorwand van de linker kaakholte met een kneuzing van de zenuw die onder de oogkas loopt (deze zenuw zorgt voor het gevoel in de bovenlip, het onderooglid en een deel van de huid onder de oogkas).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen medische informatie d.d. 11 februari 2019, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op dinsdag 5 februari 2019 heb ik via de mail medische informatie ontvangen omtrent aangever [slachtoffer] . Samenvattend bevatten de verklaringen het volgende:
Ziekenhuis UMCG te Groningen:
Op 31 oktober 2019 werd [slachtoffer] na de overval met de ambulance naar het UMCG te Groningen gebracht. Hij had een zwelling en pijn aan de linkerzijde van zijn gezicht, nek en lichaam. Hij had zwellingen op zijn kaak/wang en lip. [slachtoffer] is bij de afdeling oogheelkunde gecontroleerd. Hierbij bleek hij zwelling aan zijn ooglid te
hebben. Op 1 november 2019 is [slachtoffer] door een kaakchirurg onderzocht. De kaak was flink gekneusd en opgezwollen.
Ziekenhuis te Nordhorn (Duitsland):
Op 6 november 2019 is [slachtoffer] na aanhoudende pijn naar het ziekenhuis in Nordhorn (Duitsland) gegaan. Bleek [slachtoffer] aan de linkerzijde twee gebroken ribben te hebben.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevinding d.d. 27 december 2018, opgenomen op p. 210 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 30 oktober 2018 werd er een overval gepleegd op [benadeelde partij] aan de [straatnaam] te Marum. Als verdachten werden aangemerkt: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2000, [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1998 en [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2000. Gedurende het onderzoek werden de historische verkeersgegevens van de door hen gebruikte telefoonnummers opgevraagd. Van de provider KPN en Vodafone werden gegevens ontvangen.
Nr.
Gebruiker
Telefoonnr.
Periode
Provider
1.
[medeverdachte 1]
[mobielnummer]
1 oktober 2018 t/m 20 november 2018
KPN
2.
[verdachte]
[mobielnummer]
1 oktober 2018 t/m 16 november 2018
KPN
3.
[medeverdachte 2]
[mobielnummer]
1 oktober 2018 t/m 29 november 2019
Vodafone
Bijgevoegd is een overzicht dat betrekking heeft op de geregistreerde contacten tussen 30 oktober 2018 08.30 uur en 31 oktober 2018 14.00 uur. De geregistreerde contacten van bovengenoemde 3 telefoonnummers in die periode zijn samengevoegd en vervolgens oplopend gesorteerd op datum en tijdstip.
Bijzonderheden
• De telefoonnummers van verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn ondergebracht bij provider KPN. Zij maken gebruik van hetzelfde netwerk.
• Gezien de tijdstippen en de masten die in de periode van het overzicht werden geregistreerd lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] samen zijn geweest. Zo werden kennelijk samen plaatsen bezocht zoals bijvoorbeeld Drachten, Leeuwarden, Roden, Marum, Tolbert en Groningen.
• Verdachte [medeverdachte 2] verklaarde op 13 december 2018 tijdens zijn verhoor: "We zijn zelfs nog in Leeuwarden geweest." Hij had het over het feit dat hij samen was met verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] . (verhoor [medeverdachte 2] d.d. 13-12-18 13.45 uur, pagina 5, 11e vraag). De telefoons die in gebruik zijn bij [medeverdachte 1] en [verdachte] bevonden zich kennelijk op onderstaand tijdstip in Leeuwarden.
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
19:37:01
10381
[mobielnummer]
[medeverdachte 1]
[straatnaam]
Leeuwarden
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
19:44:15
6405
[mobielnummer]
[verdachte]
[straatnaam]
Leeuwarden
Ongeveer een uur voor de overval op 30 oktober 2018 zijn de telefoons die in gebruik zijn bij
verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] kennelijk in Roden.
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
21:59:08
3
[mobielnummer]
[medeverdachte 1]
[straatnaam]
Roden
uitgaand
gesprek
30-10-2018
21:59:22
3
[mobielnummer]
[verdachte]
[straatnaam] Z
Roden
uitgaand
onbekend
30-10-2018
21:59:22
[mobielnummer]
[verdachte]
uitgaand
gesprek
30-10-2018
21:59:41
47
[mobielnummer]
[medeverdachte 2]
[straatnaam]
Roden
• Via de telefoon die in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2] werden op de avond van 30 oktober 2018 tussen 22.01.27 uren 23.14.22 uur geen contacten geregistreerd. Ongeveer een half uur vóór de overval zijn de telefoons die in gebruik zijn bij verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] kennelijk dicht bij elkaar.
uitgaand
gesprek
30-10-2018
22:27:19
261
[mobielnummer]
[verdachte]
[straatnaam]
Tolbert
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
22:30:02
4
[mobielnummer]
[medeverdachte 1]
[straatnaam]
Zevenhuizen
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
22:30:02
112
[mobielnummer]
[medeverdachte 1]
[straatnaam]
Zevenhuizen
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
22:31:54
4848
[mobielnummer]
[medeverdachte 1]
[straatnaam]
Zevenhuizen
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
22:31:55
4847
[mobielnummer]
[medeverdachte 1]
[straatnaam]
Tolbert
• Via de telefoon die in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 1] werden op de avond van 30 oktober 2018 tussen 22.31.55 uur en 23.52.42 uur geen contacten geregistreerd. Het laatste contact vóór de overval werd geregistreerd bij het nummer van verdachte [verdachte] . Na de overval werd de kassa gedumpt in een sloot / weiland nabij de [straatnaam] te Zevenhuizen. De masten aan de [straatnaam] en [straatnaam] zijn geplaatst in de omgeving van de vindplaats van de kassa.
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
22:55:56
1430
[mobielnummer]
[verdachte]
[straatnaam]
Marum
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
23:14:22
24
[mobielnummer]
[medeverdachte 2]
[straatnaam]
Leek
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
23:14:46
[mobielnummer]
[medeverdachte 2]
[straatnaam]
Zevenhuizen
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
23:19:46
40
[mobielnummer]
[verdachte]
[straatnaam]
Zevenhuizen
uitgaand
data-verkeer
30-10-2018
23:20:26
959
[mobielnummer]
[verdachte]
[straatnaam]
Marum
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2018 inclusief bijlage, opgenomen op p. 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Verdachte [medeverdachte 2] was bij zijn aanhouding in het bezit van een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone 6. De telefoon werd in beslag genomen. De inhoud van de telefoon werd conform de daarvoor geldende richtlijnen veilig gesteld door personeel van de afdeling digitale expertise van de politie Noord-Nederland. De inhoud werd onderzocht met toestemming van de zaaksofficier van justitie mr. T.H. Pitstra.
Bijgevoegd wordt een tijdlijn van 30 oktober 2018.
Bijzonderheden 30 oktober 2018
De gegevens zijn digitaal opgeslagen. Voor de analyse wordt gebruik gemaakt van de
applicatie UFED Reader. Bijgevoegd wordt een tijdlijn van 30 oktober 2018, de dag van
de overval. [Bijlage 1]
Bijlage 1:
#
Type
Direction
Date
Time
Party
Description
12
Wireless Network: Location (2)
Unknown
30-10-2018
30-10-2018 9:09:29(UTC+1)
SSId: [verdachte] BSSld: 00:1B:2F:E6:15:B8
16
Instant Messages
Outgoing
30-10-2018
30-10-2018 9:24:52(UTC+1)
From: [mobielnummer] @s.whatsapp.net [naam 1]
Ik ga straks naar Marum toe met [verdachte] en [medeverdachte 1]
27
Wireless Network: Location (2)
Unknown
30-10-2018
30-10-2018 10:24:25(UTC+1)
SSId: [verdachte] BSSId: 00:1B:2F:E6:15:B8
43
Instant Messages
Outgoing
30-10-2018
30-10-2018 17:34:32(UTC+1)
From: [mobielnummer] @s.whatsapp.net [naam 1]
Ik was met [verdachte] en [medeverdachte 1] die brachten me thuis en
toen vroeg ik of ze me ook naar werk wouden brengen
44
Instant Messages
Outgoing
30-10-2018
30-10-2018 17:34:48(UTC+1)
From: [mobielnummer] @s.whatsapp.net [naam 1]
Ze halen me ook op dan kleed ik me thuis om en dan
ga ik nog ff chillen met ze
45
Instant Messages
Incoming
30-10-2018
30-10-2018 18:48:08(UTC+1)
From: 31644708016@s.whatsapp.net [naam 2]
Waar ga je dan chillen?
46
Instant Messages
Outgoing
30-10-2018
30-10-2018 19:42:18(UTC+1)
From: [mobielnummer] @s.whatsapp.net [naam 1]
Drachten bij [verdachte] thuis
52
Instant Messages
Outgoing
30-10-2018
30-10-2018 23:49:08(UTC+1)
From: [mobielnummer] @s.whatsapp.net [naam 1]
Mama
53
Call Log
Outgoing
30-10-2018
30-10-2018 23:49:57(UTC+1)
From: [mobielnummer] @s.whatsapp.net [naam 1]
To: [mobielnummer] @s.whatsapp.net Mama
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2019, opgenomen op p. 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op vrijdag 8 februari 2019 telefonisch contact opgenomen met [naam 3] en [naam 2] . [naam 3] en [naam 2] zijn de ouders van verdachte [medeverdachte 2] .
Op de historische telefoon gegevens van verdachte [verdachte] was te zien dat op de avond van de overval telefonisch contact is gezocht met de vaste lijn van de familie [medeverdachte 2] .

30.oktober 2018, 23.50.56 uur, 45 seconden van [mobielnummer] naar [mobielnummer]

Op vrijdag 8 februari 2018, heb ik verbalisant [verbalisant 2] , [naam 3] en [naam 2] telefonisch gesproken. Ik hoorde hen zeggen dat beide, [naam 3] en [naam 2] , [verdachte] of [medeverdachte 1] nooit gesproken hebben aan de telefoon.
Ik hoorde [naam 3] zeggen dat zij op haar mobiele telefoon zag dat zij een gemiste spraak oproep had gehad via Whatsapp van [medeverdachte 2] . Ze zag dat er een gemiste oproep was op 30 oktober 2018 om 23.49 uur. Volgens [naam 3] is het aannemelijk dat [medeverdachte 2] eerst via Whatsapp geprobeerd heeft te bellen, omdat [medeverdachte 2] zijn moeder niet te pakken kreeg en geen belminuten meer had, heeft hij vermoedelijk gebeld middels de telefoon van [verdachte] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2019, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op de historische telefoongegevens van [verdachte] is te zien dat in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 6 november 2018 34 telefonische contacten zijn tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , waarvan 28 gesprekken en 6 sms-berichten. Op 30 oktober 2018 de dag van de overval, zijn er 10 telefonische contacten tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 30 oktober 2018 [benadeelde partij] is overvallen op de wijze zoals in de tenlastelegging is beschreven. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte bij deze overval betrokken is geweest.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarbij is de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] van doorslaggevende betekenis. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar gelet op de gedetailleerdheid van de verklaring en het feit dat [medeverdachte 2] consistent heeft verklaard en heeft volhard in zijn verklaring. De rechtbank acht ook van belang dat [medeverdachte 2] met deze verklaring zichzelf in aanzienlijke mate belast en niet de schuld op de andere medeverdachten afschuift. Gelet op het feit dat de verklaring van [medeverdachte 2] op onderdelen bovendien wordt ondersteund door de overige hiervoor beschreven bewijsmiddelen, zal de rechtbank deze verklaring als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van wat er die avond is gebeurd.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] , voordat zij de overval hebben gepleegd, naar Groningen, Leeuwarden en vervolgens naar Marum zijn gegaan. Na de overval hebben zij de kassa gedumpt in een weiland nabij Zevenhuizen en daarna zijn zij naar Drachten gegaan. Voornoemde reisbeweging wordt bevestigd door de resultaten van de historische mastgegevens van de telefoons van de verdachten. Uit deze historische mastgegevens blijkt dat de telefoons van [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] op specifieke tijdstippen zich dicht in de buurt van elkaar bevinden en zich vervolgens telkens gezamenlijk lijken te verplaatsen.
De verklaring van [medeverdachte 2] wordt voorts ondersteund door de resultaten van de historische verkeersgegevens, waaruit blijkt dat er op 30 oktober 2018 geregeld telefonisch contact is geweest tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . Bovendien blijkt hieruit en dat er ongeveer een half uur nadat de melding van de overval bij de politie is binnengekomen met de mobiele telefoon van [verdachte] naar het huisnummer van [medeverdachte 2] wordt gebeld, terwijl er een minuut daarvoor door de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] is geprobeerd te bellen naar het mobiele nummer van zijn moeder en hier geen contact tot stand is gekomen. De rechtbank gaat er, bij gebrek aan enige verklaring hiervoor van verdachte [verdachte] , vanuit dat het [medeverdachte 2] is geweest die met de mobiele telefoon van [verdachte] naar zijn moeder heeft gebeld en dat [medeverdachte 2] derhalve vlak na de overval in gezelschap van [verdachte] verkeerde. Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt daarnaast dat hij op 30 oktober 2018 contact heeft gemaakt met een ‘wireless network’ op naam van [verdachte] , waaruit de rechtbank eveneens afleidt dat hij op dat moment in gezelschap van [verdachte] was.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij de verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] , inhoudende dat het mogelijk andere personen geweest zijn die bij de overval betrokken zijn geweest, op geen enkele wijze onderbouwd ziet met concrete feiten of omstandigheden. De rechtbank acht een alternatief scenario hiermee niet aannemelijk.
Op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn op grond waarvan de rechtbank ook de overtuiging heeft dat verdachte betrokken is geweest bij de overval op de [benadeelde partij] op 30 oktober 2018.
De rol van [verdachte]
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het aandeel van verdachte niet als medeplegen gekwalificeerd kan worden. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte niet bij de daadwerkelijke uitvoering van de overval aanwezig is geweest. Verdachte is met de medeverdachten in de auto gestapt en heeft erop aangedrongen dat zijn medeverdachten ergens naar binnen moesten gaan. Zij zijn vervolgens naar de pizzeria gereden. Toen de medeverdachten de overval pleegden, bleef verdachte in de auto en hield hij de boel in de gaten. Na de overval zijn de medeverdachten bij verdachte ingestapt en zijn gezamenlijk met de buit weggereden. De rechtbank acht deze gedragingen van onvoldoende gewicht om verdachte als medepleger van het delict aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van medeplichtigheid, in de zin van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het gepleegde misdrijf.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van de vraag of het ontstane letsel gekwalificeerd dient te worden als zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die opsomming is niet uitputtend. De bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten de genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, wanneer dat letsel voldoende ernstig is, om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij dient de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
Het slachtoffer heeft als gevolg van de overval twee gebroken ribben, een gekneusde kaak, een hersenschudding en een breuk van de voorwand van de linker kaakholte met een kneuzing van de zenuw die onder de oogkas loopt opgelopen. Tot op heden functioneert de kaak van het slachtoffer, als gevolg van de breuk en de beschadigde zenuw, nog niet zoals deze hoort te functioneren. Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel onder voornoemde omstandigheden dusdanig ernstig dat dit naar gewoon spraakgebruik kan worden aangeduid als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht hiermee het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 30 oktober 2018, in de gemeente Marum, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een restaurant [benadeelde partij] hebben weggenomen een kassa met inhoud (onder meer een hoeveelheid geld), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met maskers op hun gezicht genoemd restaurant zijn binnengegaan, en vervolgens die [slachtoffer] meermalen met kracht op het hoofd en in het gezicht, en op overige delen van het lichaam hebben gestompt en geslagen,
zulks terwijl het plegen van voormeld feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer] , te weten meerdere fracturen, onder meer gebroken ribben en een breuk van de voorwand van de linker kaakholte, ten gevolge heeft gehad;
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 30 oktober 2018, in de gemeente Marum opzettelijk behulpzaam is geweest door
- erop aan te dringen dat ze ergens naar binnen moesten gaan, en
- met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een auto naar de plaats van het misdrijf te rijden, en
- zich in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te houden en aldaar de boel in de gaten te houden, en
- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ervan verzekerd te laten zijn dat zij bij het verlaten van de plaats van het misdrijf in een auto plaats konden nemen, en
- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na het verlaten van de plaats van het misdrijf in de gelegenheid te stellen in een auto plaats te nemen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Subsidiair.
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht ter zake het primair laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals beschreven in het rapport van de reclassering van 11 juni 2019. Daarnaast dient als bijzondere voorwaarde ook een contactverbod met de medeverdachten opgelegd te worden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van de bijzondere voorwaarden. Bij haar strafreis heeft de officier van justitie enerzijds rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten, maar in strafmatigende zin ook met het feit dat verdachte het minst grote aandeel heeft gehad in de uitvoering van de overval.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, onder toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht om aan verdachte jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte is bereid om zich aan de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte is behulpzaam geweest bij een buitengewoon ernstig en laf feit, door op 30 oktober 2018 de eigenaar van [benadeelde partij] te overvallen. Terwijl verdachte in de vluchtauto wachtte, gingen de medeverdachten na sluitingstijd met maskers op de pizzeria naar binnen en vervolgens hebben zij gezamenlijk 26 keer aangever gestompt en geslagen. Ondertussen hebben zij de kassa losgerukt en zijn zij er met de kassa vandoor gegaan. Eenmaal buiten werden zij opgewacht door verdachte, waarna zij gezamenlijk zijn weggereden. Het slachtoffer heeft door het geweld fors letsel opgelopen en was bovendien ontzettend bang. Hoe ingrijpend en traumatisch dit gebeuren voor het slachtoffer was blijkt te meer uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, waaruit volgt dat het slachtoffer nog steeds ontzettend bang is, tallozen slapeloze nachten heeft en niet meer alleen in het dorp durft te lopen. Door feiten als dit worden bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeggebracht. Ook heeft zijn onderneming nadelige gevolgen ondervonden van de overval. Verdachten hebben het feit louter uit financieel gewin gepleegd en hadden geen oog voor de gevolgen die hun handelen voor het slachtoffer zou kunnen hebben. De rechtbank is van oordeel dat dit feit verdachte zwaar moet worden aangerekend, te meer nu verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven.
Toepassing jeugdstrafrecht?
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van de feiten was verdachte 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 11 juni 2019 waaruit volgt dat toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd. Verdachte functioneert op verstandelijk beperkt niveau en hij neemt nog actief deel aan zijn gezin van herkomst. Verdachte dient aan de hand genomen te worden om zaken te regelen en hierbij moet stap voor stap met verdachte gekeken worden welke acties verdachte dient uit te voeren.
Gelet op voornoemde rapport en al hetgeen overigens uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken omtrent verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Persoon van verdachte
Uit voornoemd rapport van de reclassering komt verder naar voren dat verdachte voorafgaand aan zijn detentie geen inkomen en geen stabiele dagbesteding had. Verder was er sprake van schulden en had hij een deels deviant netwerk. De reclassering schat de kans op recidive in als gemiddeld. Wanneer verdachte wordt veroordeeld adviseert de reclassering om aan verdachte een gecombineerde gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan het traject ITB-harde kern en ambulante (woon)begeleiding door Hoofdtrainer of een vergelijkbare instelling.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 mei 2019 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict. Verdachte bevond zich ten tijde van de bewezen verklaarde feiten ook in een proeftijd.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. Volgens de oriëntatiepunten is een jeugddetentie vanaf vier maanden passend voor een overval op een winkel, waarbij dan nog geen rekening is gehouden met strafverzwarende omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat er verschillende strafverzwarende omstandigheden aanwezig zijn. Zo heeft verdachte er door zijn hulp voor gezorgd dat zijn medeverdachten de overval, waarbij door hen fors geweld is gebruikt, konden uitvoeren.
De rechtbank wijkt af van de straf zoals door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank verdachte niet veroordeeld ter zake het medeplegen, maar medeplichtigheid aan de overval. De rechtbank acht, alles overwegende, een jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van voorlopige hechtenis, passend en geboden. De rechtbank zal ook een deel voorwaardelijk opleggen, mede om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank bijzondere voorwaarden koppelen, een en ander zoals hierna in het dictum te bepalen.
Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavig delict in de proeftijd liep die was opgelegd voor een geweldsdelict, dat hij blijkens zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat hij met onderhavig delict heeft getoond fors geweld niet te schuwen ten behoeve van zijn eigen gewin. De rechtbank zal daarom, gelet op artikel 77za Sr, de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77z Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 28.754,19 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de hoofdelijkheid te bepalen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schade aangevoerd dat het de vraag is of dit aan verdachte kan worden toegerekend, nu hij zelf geen geweldshandelingen heeft verricht. De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schadepost ‘verlies aan verdienvermogen’, betoogd om deze niet ontvankelijk te verklaren, nu deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de materiële schadepost ‘verlies aan verdienmorgen’ als volgt. Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de overige gestelde materiële schade à € 8.754,19 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2018.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het strafbare feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering toewijsbaar tot in ieder geval een bedrag van € 10.000,-. De rechtbank stelt dit bedrag vast met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij rekening heeft gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechtbanken in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 9 mei 2017 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 mei 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 31 mei 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 319 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 120 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich laat behandelen door Accara FJP of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de zorg beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren, op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
en het slachtoffer:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren niet zal bevinden op [straatnaam] in Marum, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd zal deelnemen aan het traject ITB Harde Kern, met de mogelijkheid tot een verlenging met nog eens 6 maanden;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan ambulante (woon)begeleiding door Hoofdtrainer of een vergelijkbare instelling.
Geeft aan gecertificeerde instelling Jeugdreclassering Groningen, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
18.754,19(zegge: achttienduizend zevenhonderdenvierenvijftig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 18.754,19 (zegge: achttienduizend zevenhonderdenvierenvijftig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 128 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 8.754,19 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/840001-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 9 mei 2017, te weten: 13 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.
Mr. H.H.A Fransen en mr. E.P. van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.