ECLI:NL:RBNNE:2019:2912

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
18/930015-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en de intensiteit van gedragingen met betrekking tot meerdere slachtoffers, met een vordering tot terbeschikkingstelling

Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van meerdere slachtoffers. De zaak betreft een vordering na voorwaardelijke veroordeling, waarbij de verdachte, geboren in 1985, zich schuldig zou hebben gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 februari 2019 herhaaldelijk ongewenste gedragingen heeft vertoond, waaronder het plaatsen van teksten op sociale media en het zoeken van contact met de slachtoffers. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding voor een deel nietig is verklaard, omdat het smaadschrift onvoldoende feitelijk was omschreven.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen, evenals de psychiatrische rapportages die de geestelijke toestand van de verdachte beschrijven. De rechtbank concludeert dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en andere stoornissen, waardoor hij niet volledig toerekeningsvatbaar is voor zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft wel een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de ernst van de gedragingen en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4], voor zowel materiële als immateriële schade, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930015-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/069233-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te Vught PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 februari 2019 in de gemeente(n) Tynaarlo en/of Assen en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met het oogmerk die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, hebbende verdachte
- vele malen/meermalen een tekst over die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] op het openbaar internet geplaatst en/of op (niet afgeschermde) social media en/of
- vele malen/meermalen via social media contact opgenomen/gezocht met die [slachtoffer 2] en/of
- vele malen/meermalen telefonisch contact opgenomen/gezocht met die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- een bezoek gebracht aan de door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] bewoonde woning, in ieder geval zich nadrukkelijk opgehouden in de straat waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] woonde(n), en/of
- een briefje aan/bij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] bezorgd en/of
- een foto van die [slachtoffer 2] op het openbaar internet geplaatst en/of op (niet afgeschermde) social media en/of
- ( in ieder geval) vele malen/meermalen de door de rechter bij vonnis van 7 juli 2016 aan verdachte opgelegde maatregel dat verdachte op geen enkele wijze contact zou opnemen, zoeken of hebben met die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3], overtreden/genegeerd en/of
- ( in ieder geval) vele malen/meermalen de door de rechter bij beslissing van 1 november 2018 aan verdachte bij gelegenheid van het afwijzen van een vordering tot tenuitvoerlegging opgelegde bijzondere voorwaarde dat veroordeelde/verdachte 'op geen enkele wijze direct noch indirect contact zal leggen (waaronder begrepen het plaatsen van berichten via sociale media) met [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3], noch met familie van hen', overtreden/genegeerd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2015 tot 31 oktober 2018 in de gemeente Hardenberg en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] met het oogmerk die [slachtoffer 4], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, hebbende verdachte
- vele malen/meermalen een tekst over die [slachtoffer 4] op het openbaar internet geplaatst en/of op (niet afgeschermde) social media en/of
- vele malen/meermalen via social media contact opgenomen/gezocht met die [slachtoffer 4] en/of
- bezoek(en) gebracht aan de door die [slachtoffer 4] bewoonde woning, in ieder geval zich opgehouden in de straat waarin die [slachtoffer 4] woonde, en/of
- een brief en/of een kaart aan/bij die [slachtoffer 4] bezorgd en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer 4] opgezocht/geobserveerd op een openbare plaats en/of
- vele malen/meermalen, al dan niet via een of meer anderen, gedreigd/gezegd de dochter van die [slachtoffer 4] te willen/zullen ontvoeren/meenemen en/of
- vele malen/meermalen, al dan niet via een of meer anderen, gedreigd/gezegd die [slachtoffer 4] en/of haar dochter iets te zullen aandoen en/of - (meermalen) die dochter bij haar school opgewacht;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2015 tot en met 31 oktober 2018 in de gemeente Hardenberg en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 4] heeft aangerand, door telastlegging van een bepaald feit, (telkens) met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, (telkens) door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door (telkens) een of meer, al dan niet op waarheid berustende, teksten/berichten over die [slachtoffer 4]
op het openbaar internet en/of op (niet afgeschermde) social media te plaatsen, waardoor die/dat tekst(en)/bericht(en) voor een ieder die daarin geïnteresseerd was, te lezen was/waren;

Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde smaadschrift onvoldoende feitelijk en duidelijk is omschreven, zoals bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding dient om die reden partieel nietig te worden verklaard.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft zich daartoe gebaseerd op de (deels bekennende) verklaring van verdachte, de verklaringen van de aangevers en de daarbij gevoegde bijlagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak verzocht. Hij heeft daartoe aangevoerd, kort samengevat, dat de handelingen en gedragingen van verdachte in de ten laste gelegde periode onvoldoende zijn om te kunnen stellen dat sprake is geweest van stelselmatigheid in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. In het bijzonder kan de vereiste intensiteit niet worden vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2019;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 mei 2018 met de daarbij behorende bijlagen, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018133035 d.d. 20 juli 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] mede namens [slachtoffer 2];
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 september 2018 met de daarbij behorende bijlagen, opgenomen op pagina 55 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019044493 d.d. 20 februari 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] mede namens [slachtoffer 2];
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanvullend d.d. 1 november 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant(en);
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 6 februari 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2019, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3].
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 20 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik veel berichten heb gestuurd naar mevrouw [slachtoffer 4]. klopt. Ik heb vaak gevraagd om in gesprek te kunnen gaan met elkaar, maar ze staat nergens voor open. Ik heb vaak gezegd dat ik van haar houd.
Ik heb haar en mijn dochter ook een keer op een kermis gezien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2018 met bijlagen [1] , opgenomen op pagina 79 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019044493 d.d. 20 februari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4]:
Opmerking verbalisant: Je bent op verzoek van de politie Assen naar het politiebureau
te Assen gekomen, voor het doen van aangifte. De reden hiervan was, dat je al jaar en dag gestalkt zou worden door je ex en tevens vader van je dochter [slachtoffer 3], [verdachte].
Overzicht/tijdlijn:
2015: [verdachte] begon met brieven. Ik weet uit het politieverhoor dat je alle verhalen wel
gelezen hebt. Hij doelde hiermee dat ik zijn teksten wel lees, hij is heel berekend.
Hij kondigde aan in een (1) van zijn teksten van 21 december 2015 dat hij bij mij
thuis zou komen. Dit heeft hij ook gedaan, want ik kreeg een kaart in de brievenbus,
gericht aan [slachtoffer 3]. Hij is dus bij mij aan het adres geweest. Dit was mijn oude adres
in Gramsbergen. Ik heb deze kaarten weggegooid.
Eind augustus 2015, tijdens feestweek Gramsbergen, zat [slachtoffer 3] in de kinderzweefmolen. Ik was daar met mijn moeder. Ineens stond [verdachte] op nog geen twee meter van ons en de draaimolen, waarin [slachtoffer 3] zat, vandaan. [verdachte] stond aan de andere kant van het loket met daarin de kassa. Ik zag hem daar staan met een fiets aan de hand, maar daar achterop zat een kinderzitje. Ik weet nog dat ik me rot schrok. Hij stond in
eerste instantie voor ons uit het zicht, maar we zagen hem gelukkig wel. [verdachte] had toen, dus voor dat bewuste moment op de kermis, al meerdere keren gedreigd met [slachtoffer 3] mee te nemen.
2016: Via Facebook van [verdachte] waren veel openbare, zeer lange teksten te vinden, die
ook over mij gingen, maar ook over [naam 1], over [naam 2]. Ik kreeg een brief
van 8 pagina's lang in de bus, aan mij gericht. Gesloten envelop met een postzegel
afgestempeld en al. Nog een brief aan mij vanuit de gevangenis te Almelo.
2017: 17-2-2017 Via Facebook, een openbare tekst van meerdere pagina's met hierin een
doodsbedreiging zoals: Ik heb op een punt gestaan om mijn dochter van kant te maken
om mijn ex van kant te maken, zo'n goede moeder is het nou. Ik ben hierna verhuisd
naar Hardenberg. Ik voelde me niet thuis in Gramsbergen, mede door [verdachte]. Ik wilde me
beter gaan voelen. Ik voel me sinds de verhuizing wel iets veiliger in huis, want ik
denk dat [verdachte] nog niet weet dat ik hier woon.
V: Waaruit blijkt dat je leven op een dusdanige wijze wordt beïnvloed door [verdachte], dat
je daar dagelijks zo'n hinder van ondervind? Leg dit eens uit, want je bent nu acht
jaar verder?
A: Ik durf [slachtoffer 3] niet alleen naar school te laten gaan, naar training etc. Ik ben
doodsbenauwd dat ze meegenomen gaat worden.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een tijdlijn van incidenten opgesteld door [slachtoffer 4], opgenomen op p.544 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
2015:
Langs kermis Gramsbergen geweest, [slachtoffer 3] zat in draaimolen.
Langs mijn ouders geweest.
Brief aan mij met postzegel.
Openbare berichten facebook beledigingen.
Ook bedreiging openbaar facebook om mij op te zoeken en zolang ik [slachtoffer 3] bij hem weghoud ik het zwaarder ga krijgen.
2016:
2x rondom mijn huis gezien.
Brief aan mijn vader en [slachtoffer 3] met postzegel.
Openbare berichten facebook beledigingen.
e-mail naar mij.
2017:
Kaart aan mij met postzegel om elkaar te ontmoeten.
Openbare berichten facebook beledigingen.
Openbare bedreiging facebook om [slachtoffer 3] van kant te maken om zo mij te grazen te nemen.
2018
Openbare berichten facebook meeste over [naam 2] mijn naam wordt 1 of 2x genoemd.
Bericht ( 10 april 2018) van de reclassering aan aangeefster dat verdachte aan de reclassering te kennen heeft gegegevn dat hij weet waar [slachtoffer 3] op school zit en haar mee wil nemen of iets aan wil doen.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Nadat de relatie tussen aangeefster [slachtoffer 4] en verdachte is beëindigd, heeft verdachte tussen 2015 en 2018 verschillende openbare berichten op zijn Facebookpagina geplaatst waarin hij de naam van [slachtoffer 4] noemde. Uit de teksten van de berichten valt af te leiden dat deze berichten voor [slachtoffer 4] bestemd waren dan wel dat verdachte wist dat ze door [slachtoffer 4] konden worden gelezen. Verdachte en [slachtoffer 4] hebben samen een dochter.
Tussen 15 juli en 23 december 2015 heeft verdachte zes berichten geplaatst op zijn Facebookpagina waarin het onder meer ging over de relatie die hij met [slachtoffer 4] heeft gehad. Ook heeft verdachte een brief naar de woning van [slachtoffer 4] verstuurd en is verdachte op een kermis verschenen, waar [slachtoffer 4] samen met hun dochter aanwezig was. Daarnaast is verdachte ook in de buurt van de woning van de ouders van [slachtoffer 4] gezien.
In 2016 heeft verdachte gedurende vijf maanden wederom verschillende berichten (ongeveer zes berichten) op zijn Facebookpagina gezet waarin [slachtoffer 4] onderwerp van gesprek was. Daarnaast heeft verdachte een brief en een e-mailbericht naar [slachtoffer 4] verstuurd.
Ook in februari 2017 en mei 2018 heeft verdachte berichten die mede tot [slachtoffer 4] waren gericht op Facebook gedeeld.
In voornoemde berichten en/of brieven heeft verdachte de frustraties die hij had tegen [slachtoffer 4] geuit en meerdere malen aangegeven dat hij in gesprek wil komen met [slachtoffer 4]. Enkele keren heeft verdachte dreigende taal gebruikt om zijn boodschap kracht bij de zetten.
Naar aanleiding van de gedragingen van verdachte is [slachtoffer 4] in 2017 verhuisd, zodat verdachte niet zou weten waar zij woont en geen brieven naar haar zou kunnen sturen. De dreigingen (op facebook of via derden zoals de reclassering, die ook na de verhuizing van aangeefster gedaan zijn) van verdachte hebben haar, zo stelt ze, ook gevoelens van angst bezorgd en doen dat nog steeds.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde belaging daarom bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 februari 2019 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met het oogmerk die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] te dwingen iets te dulden, hebbende verdachte
- meermalen een tekst over die die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] op het openbaar internet geplaatst en/of op (niet afgeschermde) social media en
- meermalen via social media contact opgenomen/gezocht met die [slachtoffer 2] en
- een bezoek gebracht aan de door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] bewoonde woning en
- een briefje aan/bij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] bezorgd en
- een foto van die [slachtoffer 2] op het openbaar internet geplaatst of op niet afgeschermde social media en
- meermalen de door de rechter bij vonnis aan verdachte opgelegde maatregel dat verdachte op geen enkele wijze contact zou opnemen, zoeken of hebben met die [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3], overtreden/genegeerd en
- meermalen de door de rechter bij beslissing van 1 november 2018 aan verdachte bij gelegenheid van het afwijzen van een vordering tot tenuitvoerlegging opgelegde bijzondere voorwaarde dat veroordeelde/verdachte 'op geen enkele wijze direct noch indirect contact zal leggen (waaronder begrepen het plaatsen van berichten via sociale media) met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 3], noch met familie van hen', overtreden/genegeerd;
2.
hij in de periode van 21 januari 2015 tot 31 oktober 2018 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] met het oogmerk die [slachtoffer 4], te dwingen iets te dulden, hebbende verdachte
- meermalen een tekst over die [slachtoffer 4] op het openbaar internet geplaatst of op niet afgeschermde social media en
- zich opgehouden in de straat waarin die [slachtoffer 4] woonde en
- een brief en een kaart aan/bij die [slachtoffer 4] bezorgd en
- meermalen gedreigd/gezegd de dochter van die [slachtoffer 4] te willen/zullen ontvoeren/meenemen en
- gedreigd/gezegd die [slachtoffer 4] en/of haar dochter iets te zullen aandoen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 en 2 belaging, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van alle aan hem tenlastegelegde feiten en dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft kennis genomen van de psychiatrische rapportage, gedateerd 29 april 2019, opgemaakt door J.M. Westenbroek, psychiater.
Dit rapport houdt onder meer in dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis te weten schizofrenie, een stoornis in het gebruik van alcohol, speed en cocaïne in ernstige mate en een depressieve stoornis. Mogelijk is ook sprake van een persoonlijkheidsstoornis, echter nu de symptomen van de schizofrenie zo op de voorgrond staan kan hier nu geen uitspraak over worden gedaan.
De genoemde stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Verdachtes gedachtegangen werden in die periode steeds meer gevoed door zijn psychotische belevingen. Hij had grootheidswanen, hoorde stemmen en kon nauwelijks rationeel denken. Hij was obsessief bezig en was niet meer in de realiteit. Daarnaast was verdachte niet in staat te bedenken wat zijn gedrag teweegbracht bij de ander. Zijn denken en gedrag werden volledig beïnvloed door zijn psychotische denken. Geadviseerd wordt verdachte de ten laste gelegde feiten niet aan te rekenen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het psychologisch rapport, gedateerd 2 mei 2019, opgemaakt door drs. O.C. van der Bent, Gz-psycholoog. Ook door de psycholoog wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van schizofrenie en een stoornis in middelengebruik. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten waren de handelingen van verdachte volledig gemotiveerd door zijn psychotische beleven.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Overwegingen ten aanzien van maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een maateregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. In het bijzonder heeft de raadsman gewezen naar de adviezen van de gedragsdeskundigen die voornoemde plaatsing hebben geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de eerdergenoemde rapportages van de gedragsdeskundigen en het reclasseringsrapport van 17 april 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 mei 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft onder invloed van psychische stoornissen de bewezenverklaarde feiten gepleegd, waarbij hij zijn ex-partner mevrouw [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en haar ouders heeft belaagd.
Aan verdachte worden de feiten niet toegerekend omdat hij onder invloed van een stoornis verkeerde. Dit neemt echter niet weg dat het handelen van verdachte grote en permanente impact heeft gehad op de slachtoffers, hetgeen onder meer is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer 4]. Ook uit de verschillende verklaringen die [slachtoffer 2] en haar vader hebben afgelegd, blijkt dat hun levens al jaren voortdurend ontwricht zijn door de gedragingen van verdachte, zeker nu verdachte al eerder is veroordeeld voor belaging van dezelfde slachtoffers en die veroordeling en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk oplegde straf, verdachte niet hebben weerhouden contact met ze op te nemen.
Nu de feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend, kan aan hem geen straf worden opgelegd. De rechtbank kan evenwel bepalen dat een maatregel zal worden toegepast.
Uit bovenvermelde rapportages volgt dat de kans op recidive zonder behandeling hoog zal zijn. Er zijn op dit moment nauwelijks beschermende factoren. Het gebrek aan beschermende factoren zorgt ervoor dat verdachte niet meer in staat is om zijn leven vorm te geven. Daarbij wordt zijn draagkracht ongunstig beïnvloed door zijn psychotische belevingen, voortkomend uit de schizofrenie en de gevoeligheid voor middelengebruik. Verdachte raakt in een negatieve spiraal, waar hij zonder steun van buitenaf niet uit lijkt te kunnen komen. Verdachte is komende tijd afhankelijk van veel structuur. Structuur zoals deze wordt geboden in een kliniek met een hoog zorg- en beveiligingsniveau. Verdachte moet in psychiatrische zin eerst gestabiliseerd worden. Verder moet een intrinsieke motivatie ontstaan tot bereidheid van inname van medicatie en abstinentie van middelen.
Door de gedragsdeskundigen wordt geadviseerd verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank is echter van oordeel dat deze maatregel onvoldoende bescherming biedt aan de samenleving, in het bijzonder de aangevers in deze strafzaak. Door de gedragsdeskundigen is ook overwogen of een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de stoornis van verdachte adequaat te behandelen. Een en ander is van de zijde van de psychiater ter zitting toegelicht. De deskundigen overwegen dat de hardnekkigheid van de gedragingen, de hoge recidivekans, de aard van de problematiek en de benodigde duur van de behandeling wel aanleiding zouden kunnen geven tot de maatregel van terbeschikkingstelling. De deskundigen zijn echter van mening dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voldoende waarborgen biedt om de stoornis te behandelen. De rechtbank is echter van oordeel dat de noodzaak van bescherming van de samenleving en aangevers zwaar moet wegen. Voorts overweegt de rechtbank dat een eerdere opname in een GGZ-kliniek niet tot de gewenste resultaten heeft geleid. Tijdens zijn verblijf aldaar bleef verdachte namelijk contact opnemen met de slachtoffers en heeft hij berichten op social media geplaatst. Gelet hierop en de mate van ontwrichting die verdachte heeft veroorzaakt, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de mate van gevaar en de noodzaak tot continuering van de maatregel in de toekomst beoordeeld moet worden bij deze rechtbank.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat enkel de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege passend en geboden is.
De rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De door verdachte begane feiten is een misdrijf genoemd in artikel 37a lid 1 sub1 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Nu het bewezen verklaarde geen betrekking heeft op een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank de terbeschikkingstelling gemaximeerd opleggen. De duur van de maatregel zal derhalve een periode van vier jaren niet te boven gaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 168,- ter vergoeding van materiële schade en € 4.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ook is € 143,- ter zake proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, primair betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat als de proceskosten zijn gemaakt in het kader van een civiele procedure om een contactverbod op te leggen, dient de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de reiskosten heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Wel heeft de raadsman gesteld dat de immateriële schade bovenmatig is. Hij heeft daarbij aangevoerd dat de gestelde immateriële schade ook samenhangt met hetgeen vóór de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. Het causale verband tussen de schade en het bewezen verklaarde ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte van de deze schade, door verdachte niets is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 oktober 2018.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde. Gelet op de pleegperiode en de gevolgen die het bewezen verklaarde op de benadeelde partij heeft gehad, acht de rechtbank het gestelde bedrag redelijk en zal de vordering derhalve toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 143,- en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 november 2015 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren.
De proeftijd is ingegaan op 22 juli 2016. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Bij beslissing van 21 juni 2018 heeft de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voornoemde straf gelast, te weten twee maanden.
De officier van justitie heeft bij vordering van 29 mei 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de resterende voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft zij gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat verdachte van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen.
De rechtbank oordeelt dat nu verdachte van alle rechtsvervolging wordt ontslagen, de vordering tot voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd voor maximaal vier jaar.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
4.168,--(zegge: vierduizend honderdachtenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2018.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten zoals gevorderd door de benadeelde partij, te weten €
143,- (zegge: honderddrieënveertig euro). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen een bedrag van € 4.168,- (zegge: vierduizend honderdachtenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 51 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 168,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2018.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/069233-15:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
27 november 2015.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr H.H.A. Fransen en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.

Voetnoten

1.De bijlagen behorend bij de aangifte worden aan dit vonnis gehecht.