Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.maatschap [eiseres] , gevestigd te [woonplaats] ,
[eiser 1], wonende te [woonplaats] ,
[eiser 2], wonende te [woonplaats] ,
[eisers],
[gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 mei 2019;
- de mondelinge behandeling op 6 juni 2019.
2.De feiten
"Voorgestelde route met toepassing van de best beschikbare techniek is mondeling gecommuniceerd met NLTO en WUR. Na voltooiing van opruimwerkzaamheden zal dit nader schriftelijk worden geduid."Op de vraag van [eisers] of inmiddels aan NLTO en WUR is voorgelegd of de verrichte werkzaamheden volstaan, is geantwoord:
"Ja, mondeling. We mogen aannemen van wel, daar dit strookt met wat het RIVM-rapport n.a.v. de brand hierover vermeldt. Afgesproken met beide instanties hier na afronding van opruimwerkzaamheden weer even op terug te komen."Op de vraag van [eisers] of er volgens deze instanties op de gronden van [eisers] weer mest kan worden uitgereden en het niet meer nodig is om de dieren binnen te houden heeft [gedaagde] geantwoord:
"na voltooiing opruimwerkzaamheden ja. Zie ook eerder genoemd RIVM rapport.".
"inmiddels de definitieve rapportage van de WUR te hebben ontvangen."In deze e-mail staat verder onder meer vermeld:
" Uit rapportage van de WUR betreffende nader onderzoek van het item Dioxine is gebleken dat dit voor uw cliënten geen risico is. Wat de brokstukken aangaat die zijn, zoals u stelt, door het loonbedrijf verwijderd en wel op een wijze ("best practice"), die vooraf met de heer [naam 1] van de WUR en de heer [naam 2] van de NLTO is voorbesproken. Zoals in de brief, kort na de brand van de gemeente, al is aangegeven, kan worden volstaan met het opruimen van de brokstukken. Van gezondheidsrisico is sowieso geen sprake en bij adequate verwijdering van de brokstukken zijn ook de gevaren wat betreft het gebruik al veevoer weggenomen. Het land kan derhalve weer gebruikt worden. (…) Met zowel de WUR als een bodemonderzoeksbureau is gevraagd op welke wijze dit te verifiëren valt. Antwoord: uitsluitend visuele waarneming. (…)".[eisers] heeft nadien geen nadere schriftelijke bevestiging van de NLTO en de WUR ontvangen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
NLTO en de WUR zijn aangeschakeld"en dat deze instanties "
worden gevraagd vooraf, tijdens en nadien te beoordelen of de wijze van handelen correct is".Ook staat in dit stappenplan vermeld dat na afronding van de inventarisatie en opruimwerkzaamheden
"aan de WUR alsook de NLTO worden voorgelegd of het opruimen volstaat."De voorzieningenrechter kan wel inzien dat [eisers] uit een en ander heeft afgeleid dat voornoemde instanties [gedaagde] hierover zouden rapporteren en ook dat dit schriftelijk zou gebeuren. Temeer nu [eisers] hiernaar steeds navraag bij [gedaagde] heeft gedaan en [gedaagde] [eisers] in haar latere e-mail van 15 maart 2019 ook heeft bericht dat zij een en ander mondeling met NLTO en WUR heeft gecommuniceerd, maar dat dit na de voltooiing van de opruimwerkzaamheden
"nader schriftelijk zal worden geduid."Vast staat verder dat [gedaagde] [eisers] vervolgens op 12 april 2019 heeft bericht "
de definitieve rapportage van de WUR te hebben ontvangen."Hoewel de voorzieningenrechter uit hetgeen [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd begrijpt dat deze rapportage niet zag op de situatie van het land van [eisers] maar op een uitgevoerd dioxine onderzoek, begrijpt de voorzieningenrechter wel dat deze bewoordingen bij [eisers] voor enige verwarring hebben gezorgd. Dat [gedaagde] , zoals zij heeft aangevoerd, verder nooit de intentie heeft gehad om [eisers] een schriftelijke terugkoppeling te geven, maakt de gevolgtrekking die [eisers] uit voornoemde berichtgeving heeft kunnen maken niet anders.