ECLI:NL:RBNNE:2019:3017

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
18/850059-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw wegens mensenhandel en witwassen met betrekking tot minderjarige slachtoffers

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige vrouw uit Groningen, die werd beschuldigd van mensenhandel en witwassen. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van mensenhandel door twee minderjarige meisjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ertoe te brengen prostitutiewerkzaamheden te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte seksadvertenties had geplaatst en afspraken met klanten had gemaakt, waardoor de meisjes in de prostitutie terechtkwamen. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde voordeeltrekken uit de uitbuiting, omdat alleen de medeverdachte van de verdiensten profiteerde. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen, waarbij zij geldbedragen had verworven die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het feit dat de slachtoffers minderjarig waren en kwetsbaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850059-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te FPA Lentis Zuidlaren, E 6, 9471 KE Zuidlaren.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 juni 2018 te Groningen en/of te Surhuisterveen en/of te Eelde en/of te Assen en/of te Norg, althans (elders) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001),
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001), met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
(telkens) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte en/of diens mededader(s):
- die [slachtoffer 1] onderdak en/of eten verschaft, terwijl die [slachtoffer 1] was weggelopen uit een instelling en/of(aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van haar, verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was en/of
- seks gehad met die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) gedreigd aan de moeder en/of familie van die [slachtoffer 1] te vertellen dat zij seks heeft gehad met een neger en/of
- die [slachtoffer 1] mee uit eten genomen en/of een telefoon en/of ( dure) kleding voor die [slachtoffer 1] gekocht en/of
- die [slachtoffer 1] ondergebracht en/of laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- ( een) advertentie(s) op de website www.speurders.nl gemaakt en/of geplaatst, waarin die [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 1] met (potentiële) klanten voor prostitutie en/of
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer 1] om klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- die [slachtoffer 1] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of
- die [slachtoffer 1] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- een (gedeelte) van het door die [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer 1] laten afstaan;
2.
zij in of omstreeks de periode van l mei 2018 tot en met 20 juni 2018 te Groningen en/of te Surhuisterveen en/of te Eelde en/of te Assen en/of te Norg, althans (elders) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2000),
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2000), met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°),
(telkens) terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte en/of diens mededader(s):
- die [slachtoffer 2] ondergebracht en/of laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- ( een) advertentie(s) op de website www.speurders.nl gemaakt en/of geplaatst, waarin die [slachtoffer 2] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 2] met (potentiële) klanten voor prostitutie en/of
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer 2] om klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- die [slachtoffer 2] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en/of
- die [slachtoffer 2] instructies gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- een (gedeelte) van het door die [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer 2] laten afstaan;
3.
zij in of omstreeks de periode van l januari 2018 tot en met 9 oktober 2018, te Groningen en/of te Surhuisterveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een (aantal) voorwerp(en), te weten:
- ( een) geldbedrag(en) van (in totaal) 25.743,29 euro, althans een hoeveelheid geld, (te weten contante stortingen op de bankrekening(en) ten name van haar, verdachte en/of diens zoon) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] in ofomstreeks 1 januari 2018 tot en met 8 oktober 2018, te Groningen en/ofte Surhuisterveen, althans in Nederland, een (aantal) voorwerp(en), te weten: (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 25.743,29 euro althans een hoeveelheid geld, (te weten contante stortingen op de bankrekening(en) ten name van haar, verdachte en/of diens zoon) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voomoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [medeverdachte] wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 8 oktober, te Groningen, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] haar, verdachtes, bankrekening en/of de bankrekening van haar, verdachtes, zoon, ter beschikking te stellen voor het storten van voornoemd(e) geldbedrag(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3 subsidiair.
De onder 1 en 2 ten laste gelegde seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) kan op alle sub-onderdelen bewezen worden, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , ondersteund door de verklaringen van verdachte, de verklaringen van diverse klanten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en diverse processen-verbaal van bevindingen, onder meer met betrekking tot getapte telefoongesprekken en chatgesprekken. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) moeten als communicerende vaten worden gezien en gelet op hun rollen kan het plegen in vereniging telkens bewezen worden.
Het onder feit 3 primair ten laste gelegde medeplegen van witwassen kan niet worden bewezen, nu verdachte enkel haar bankrekening en die van haar zoontje ter beschikking van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft gesteld en dit medeplichtigheid aan witwassen oplevert.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2 en 3. Hij heeft ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde mensenhandel aangevoerd dat de enkele handelingen (het plaatsen van advertenties en het opnemen van de telefoon) die verdachte heeft verricht onvoldoende zijn om te worden gekwalificeerd als mensenhandel. Verdachte heeft geen profijt van de handelingen gehad. Van medeplegen met [medeverdachte] is geen sprake, nu de bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht was, er geen sprake was van inwisselbare rollen en er niet is voldaan aan de eis van dubbel opzet.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (medeplegen van) witwassen en subsidiair medeplichtigheid aan witwassen heeft de raadsman de rechtbank verzocht haar beslissing om de vordering ex art. 314a Sv - waarmee dit feit is toegevoegd aan de tenlastelegging - toe te wijzen te herzien. Subsidiair heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat verdachte zelf veel inkomsten (meer dan zij aanvankelijk bij de politie verklaarde) uit prostitutie had, ongeveer
€ 9.000,00, en dat dit een deel van de contante stortingen op haar rekening verklaart. Ten aanzien van de stortingen die wel door [medeverdachte] zijn gedaan, is het nog maar de vraag of dit geld van enig misdrijf afkomstig was.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2: mensenhandel gepleegd ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Vaststelling feiten
Op basis van de hierna op te nemen bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte) gaat de rechtbank uit van de volgende - samengevatte - gang van zaken.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren vriendinnen en waren in mei 2018 beiden minderjarig. [slachtoffer 1] was in mei 2018 weggelopen bij haar pleeggezin, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in contact kwamen met [medeverdachte] , de toenmalige partner van verdachte. [slachtoffer 1] had geen huisvesting en [medeverdachte] verschafte haar eerst zelf onderdak in zijn woning in Surhuisterveen en bracht haar later in contact met [naam 1] , in wiens woning aan de [straatnaam] in Groningen [slachtoffer 1] een kamer kon huren. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden geld nodig en wilden wel prostitutiewerk doen. [medeverdachte] zag een kans om geld te verdienen en vroeg verdachte om seksadvertenties te maken voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hetgeen verdachte meerdere malen heeft gedaan. Verdachte nam ook de telefoon op als klanten belden om een afspraak te maken met [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] . De afspraken werden door verdachte of [medeverdachte] doorgegeven aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [medeverdachte] bracht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar diverse seksafspraken. Verdachte reed wel eens mee. Ook ontvingen zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] klanten in de woning waar [medeverdachte] [slachtoffer 1] had ondergebracht. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben in mei en juni 2018 in de prostitutie gewerkt. Op 3 juni 2018 werd [slachtoffer 2] betrapt tijdens een thuisprostitutiecontrole. Door verbalisanten werd de stem van verdachte herkend als de dame die de afspraak voor [slachtoffer 2] maakte. [medeverdachte] had met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de afspraak gemaakt dat hij de helft van hun verdiensten zou ontvangen, hetgeen geschiedde. Van deze afspraak was verdachte op de hoogte.
Wetsgeschiedenis
De feiten 1 en 2 betreffen diverse sub-onderdelen van het delict mensenhandel, in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen onder artikel 273 f. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
De sub-onderdelen 2, 5 en 8 van het eerste lid van artikel 273f Sr hebben blijkens de wetsgeschiedenis onder meer tot doel het beschermen van minderjarigen tegen prostitutie. De achterliggende gedachte van de wetgever hierbij is dat een persoon die zich tot prostitutie laat brengen een beslissing neemt die verstrekkende gevolgen heeft. Een minderjarige wordt in het algemeen minder goed in staat geacht om dergelijke gevolgen te kunnen overzien en derhalve een weloverwogen keuze voor het werken in de prostitutie te maken.
In tegenstelling tot de subonderdelen met betrekking tot meerderjarigen vormen dwangmiddelen - zoals opgesomd in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht - geen bestanddeel van de delictsomschrijving van de sub-onderdelen 2, 5 en 8. De wetgever gaat er blijkens de wetsgeschiedenis ten aanzien van minderjarige slachtoffers namelijk van uit dat er per definitie sprake is van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, hetgeen één van de in sub 1 genoemde dwangmiddelen ten aanzien van meerderjarigen is. Handelingen gericht op de prostitutie van minderjarigen worden door de wetgever dan ook aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Gelet op de hiervoor aangehaalde wetsgeschiedenis gaat het verweer van de verdediging inhoudende dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelf in de prostitutie wilden werken en dat geen sprake was van een beperking in de keuzevrijheid niet op, nu initiatief van en/of instemming door minderjarige slachtoffers niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van sub-onderdelen 2, 5 en 8 van artikel 273f Sr.
Sub-onderdeel 2
Gelet op de genoemde feitelijke gang van zaken staat vast dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft vervoerd naar seksafspraken en heeft gehuisvest aan de [straatnaam] in Groningen, alwaar [slachtoffer 1] woonde en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beide prostitutiewerk deden. Van enig aandeel van verdachte is op dit onderdeel echter niet gebleken, anders dan dat verdachte ook wel eens (als bijrijder) in de auto zat als [medeverdachte] (een van) de meisjes wegbracht naar een seksafspraak. Naar het oordeel van de rechtbank is dit van onvoldoende gewicht om tot een bewezenverklaring van medeplegen van de onder sub-onderdeel 2 ten laste gelegde gedragingen te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit sub-onderdeel.
Sub-onderdeel 5
Door er (samen met/in opdracht van [medeverdachte] ) voor te zorgen dat er seksadvertenties voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden geplaatst, dat de telefoon werd aangenomen, dat afspraken werden gemaakt met potentiële klanten en doorgegeven aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , maakte verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig aan het onder sub-onderdeel 5 ten laste gelegde ertoe brengen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met een derde. De rechtbank acht bij dit sub-onderdeel plegen in vereniging met [medeverdachte] bewezen. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, bestaande uit een gezamenlijke uitvoering waarbij verdachte naar het oordeel van de rechtbank een substantiële (intellectuele en materiële) bijdrage van voldoende gewicht had. Sterker nog, zonder de door verdachte gemaakte advertenties en afspraken zouden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet voor de bewuste prostitutieafspraken beschikbaar zijn geweest. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deze afspraken zelf zouden hebben gewild of zelfs geïnitieerd, doet hier niet aan af, gelet op hetgeen reeds overwogen omtrent de wetsgeschiedenis.
Sub-onderdeel 8
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voordeeltrekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een derde, nu vaststaat dat alleen [medeverdachte] de verdiensten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ontvangen en niet is gebleken dat verdachte hiervan meeprofiteerde.

Feit 3

Naar aanleiding van het verzoek van de raadsman om de beslissing om de vordering ex art. 314a Sv toe te wijzen te herzien, wijst de rechtbank de raadsman er nogmaals op dat het toevoegen van een ander feit middels een vordering ex artikel 314a Sv conform vaste jurisprudentie is toegestaan zolang niet elk verband tussen feiten die overeenkomstig het bevel gevangenhouding of gevangenneming zijn opgenomen in de voorlopige tenlastelegging en het nieuwe feit ontbreekt. Nu niet elk verband tussen de mensenhandelfeiten en het witwassen ontbreekt, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding haar eerdere beslissing te herzien.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal deelonderzoek witwassen (opgenomen onder bewijsmiddel 12) volgt dat op een betaalrekening van verdachte in de periode van 16 februari tot en met 2 oktober 2018 26 contante geldstortingen werden gedaan met een totaalbedrag van € 13.226,61. Op de rekening van [medeverdachte] , het zoontje van verdachte en [medeverdachte] , werden in de periode van 4 januari tot en met 21 september 2018 35 contante geldstortingen gedaan met een totaalbedrag van € 12.516,68.
Verdachte heeft hierover verklaard (bewijsmiddel 6) dat het geld van alle stortingen op haar rekening en de rekening van hun zoontje afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft erkend dat hij alle contante stortingen op de rekening van hun zoontje heeft gedaan en dat hij ook contante stortingen op de rekening van verdachte heeft gedaan. Uit de bankoverschrijvingen en de verklaring van verdachte volgt dat verdachte in opdracht van [medeverdachte] vanaf haar rekening en de rekening van haar zoontje regelmatig geldbedragen overmaakte, met als omschrijving " [bijnaam medeverdachte] ", de bijnaam van [medeverdachte] .
De rechtbank constateert dat het legale inkomen van [medeverdachte] in 2018 in totaal € 14.430,14 bedroeg. Nu de genoemde contante stortingen niet worden gedekt door legale inkomsten kan worden gesproken van onverklaarbaar vermogen. Daarnaast bestaat het vermoeden van criminele activiteiten; zowel uit de verklaring van verdachte (bewijsmiddel 6), [medeverdachte] zelf (bewijsmiddel 4) als uit getapte telefoongesprekken van [medeverdachte] (bewijsmiddel 2) kan worden afgeleid dat [medeverdachte] zich bezighield met drugshandel. Gelet hierop is sprake van een vermoeden van witwassen en mag van [medeverdachte] een verklaring omtrent de herkomst van het geld worden verlangd. [medeverdachte] heeft verklaard over een mogelijke alternatieve herkomst van het geld, namelijk dat hij inkomsten had uit het doorverkopen van auto's, de verkoop van een nestje puppy's en dat hij geld won in het casino, maar deze verklaringen zijn in onvoldoende mate gespecificeerd en te verifiëren. In het dossier bevindt zich weliswaar een brief met betalingsbewijzen van een casino waaruit blijkt dat [medeverdachte] regelmatig het casino verliet met geld (in totaal € 4.820,00), maar de rechtbank acht het ongeloofwaardig dat [medeverdachte] als frequent casinobezoeker enkel geld zou winnen. Bovendien dekt dit bedrag de contante stortingen bij lange na niet. Ook de niet nader gespecificeerde inkomsten uit doorverkoop van auto's en verkoop van een nestje puppy’s zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt en niet verifieerbaar en kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dienen als verklaring van de legale herkomst van de inkomsten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de gestorte contante bedragen afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf van [medeverdachte] . Door niet alleen haar rekening en de rekening van haar zoontje beschikbaar te stellen voor het storten van van misdrijf afkomstige geldbedragen, maar door bovendien geldbedragen van genoemde rekeningen over te maken naar door verdachte te bepalen rekeningen van derden, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een substantiële - zelfs onmisbare - rol bij het witwassen van deze geldbedragen gehad. De rechtbank ziet deze rol dan ook als die van medepleger, en niet als die van medeplichtige.
Dat het (voorwaardelijke) opzet van verdachte behalve op de handelingen zelf (het beschikbaar stellen en het overmaken) ook op het gronddelict (witwassen) zag, leidt de rechtbank onder meer af uit de eigen verklaring van verdachte (bewijsmiddel 6). Verdachte heeft immers verklaard dat [medeverdachte] zijn geld verdiende met drugs en dat ze telkens als zij een bedrag voor hem overmaakte, zijn (bij)naam erbij zette omdat ze dacht dat ze er misschien problemen mee zou krijgen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 27 juni 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op verzoek van [medeverdachte] seksadvertenties voor op Speurders.nl gemaakt voor twee meisjes die hij had leren kennen. Het ging om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik heb de telefoon wel eens opgenomen als klanten belden voor een afspraak met een van hen. Ik wist dat [medeverdachte] de helft van de verdiensten van de meisjes kreeg.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2018, opgenomen op pagina 391 (map 1) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC18015-PALAZZO d.d. 25 januari 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Mij, verbalisant is ambtshalve bekend dat het I-mei nummer [nummer] , in gebruik bij [medeverdachte] , onder andere gebruikt is in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ambtshalve weet ik dat [medeverdachte] de roepnaam [bijnaam medeverdachte] gebruikt. In de getapte gesprekken is daarom ook veelal gewerkt met deze naam.
Tapgesprek [telefoonnummer] op 21 aug. 2018
Beller .034 belt met gebelde .004 ( [bijnaam medeverdachte] )
De beller wil 5 gram kopen van de gebelde. Uiteindelijk besluiten ze de 5 gr bij de gebelde op te halen. Kost 350 euro
Tapgesprek [telefoonnummer] op 22 aug. 2018
[bijnaam medeverdachte] is [bijnaam medeverdachte] en Buurman is B.
[bijnaam medeverdachte] zegt dat hij zonet iets aan B had gegeven en dat deze er eentje uit moet halen omdat [naam 2] eraan komt. [bijnaam medeverdachte] zegt te weten hoeveel het is.
B:Een tientje?
[bijnaam medeverdachte] vraagt aan in het Papiamento aan iemand of deze vijfendertig euro heeft. Deze persoon zegt dat hij dertig heeft. [bijnaam medeverdachte] zegt tegen B dat [naam 2] dertig euro heeft, en dat het de laatste keer is. B vraagt of het 1 gram is en [bijnaam medeverdachte] beaamt dit. [bijnaam medeverdachte] zegt dat [naam 2] eraan komt.
Tapgesprek [telefoonnummer] op 29 aug. 2018
Beller = [bijnaam medeverdachte]
Gebelde = Buurman ( [naam 1] ) Stem herkend
[bijnaam medeverdachte] = Buurman die jongen van gister moet nog een bolletje van 10 hebben. Hij is daar met, hij is daar met 10 minuten.
Burman = Over 10 minuten ok. Ik moet hem wel even maken weet je?
[bijnaam medeverdachte] = Hoe bedoel je even, uhm, uhm, maar hoe bedoel je even maken?
Buurman = Ja, ik heb nog 3 gram liggen, moet ik daarvan uh een balletje maken?
[bijnaam medeverdachte] = Buurman, elke gram dat je open maakt, je kan 5 balletjes maken. Elke gram dat je…
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 oktober 2018, opgenomen op pagina 781 (map 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: [straatnaam] Jij hebt die kamer geregeld?
A: Ik heb [slachtoffer 1] in contact gebracht met [naam 1] voor een kamer.
A: [slachtoffer 1] wilde werken in de prostitutie maar dat liep niet goed want ze had geen auto. Ze kwamen bij mij omdat ik een auto had. Ik zag een kans om wat geld te verdienen. Ik heb voor hen gereden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 2018, opgenomen op pagina 884 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: [verdachte] verklaarde dat jij aan het geld voor de contante geldstortingen kwam doordat je geld bij het casino gewonnen hebt. Maar ze verklaarde dat het geld ook kwam van andere
dingen. Ze doelde daarbij op het dealen van drugs. Wil je daarop reageren?
A: Dat was in het begin.
A: Als [verdachte] iets voor mij moet betalen dan maak ik een foto van het bankpasje en dan zeg ik tegen [verdachte] dat ze het geld over moet maken naar die rekening en de naam [bijnaam medeverdachte] erbij moet zetten.
A: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ken ik sinds eind mei. Met [slachtoffer 2] heb ik zeker 1400 of 1500 euro gemaakt. Met [slachtoffer 1] had ik 700 of 800 euro. Dat is wat zij aan mij hebben gegeven.
V: Wat heb je met deze opbrengsten gedaan?
A: Ik heb drie paar schoenen gekocht en drie of vier spijkerbroeken gekocht en velgen voor mijn auto.
V: Hoe lang hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich met jouw hulp geprostitueerd?
A: De laatste keer van [slachtoffer 1] was 15 juni 2018
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 oktober 2018, opgenomen op pagina 1034 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van verdachte:
V: Wat is de rol van [bijnaam medeverdachte] precies, zodat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de prostitutie konden werken?
A: Hij heeft mij gevraagd om er een advertentie op te zetten.
V: In hoeverre wist je op het moment dat je de seksadvertentie maakte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat ze in de prostitutie wilden werken.
A: Dat zei [bijnaam medeverdachte] tegen mij.
V: Jij hebt verklaard: "Bij de buurman deden ze klanten ontvangen". Wie bedoel jij met ze?
A: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Wat ik van [bijnaam medeverdachte] heb gehoord. En ik heb ook gezien dat ze de portiek naar binnen liepen.
V: Dus als wij jou goed begrijpen dan hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] klanten met betrekking tot de prostitutie bij [naam 1] in de woning?
A: Ja, [bijnaam medeverdachte] vertelt mij dat en dan ga ik daar ook vanuit.
V: Wat is de reden dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het geld dat zij verdienen met prostitutiewerk moeten verdelen met [bijnaam medeverdachte] ?
A: Dat weet ik niet. [bijnaam medeverdachte] zei dat ze zo' n afspraak hadden gemaakt met elkaar.
V: Wij tonen een seksadvertentie ("Sexy jonge studente" op www.speurders.nl) en vragen jou daarop te reageren.
A: Volgens mij is deze die ik heb gebruikt voor [slachtoffer 2] .
V: Wie heeft deze aangemaakt?
A: Ikke.
V: Waarom wordt de naam [naam 3] gebruikt in deze advertentie?
A: Ook een verzonnen naam.
V: Wie heeft dit verzonnen?
A: Ik via internet.
V: Van wie is dat telefoonnummer [telefoonnummer] ?
A: Weet ik niet uit mijn hoofd. Als dit nummer bij deze advertentie staat dan is het ook een
Lebara kaartje. Ik kreeg van [bijnaam medeverdachte] twee Lebara simkaartjes voor die ik daar moest invullen.
V: Wij tonen jou nog een seksadvertentie ("Russische lady aanwezig") en vragen jou daarop te reageren?
A: Deze was ook van [slachtoffer 2] .
V: Wie heeft deze aangemaakt?
A: ikke.
V: Van wie is het telefoonnummer [telefoonnummer] (gebruikt bij seksadvertentie "Russische lady aanwezig")?
A: Ook een kaartje van Lebara die [bijnaam medeverdachte] mij heeft gegeven. Ik heb twee of drie voor [slachtoffer 2]
en ook twee of drie van [slachtoffer 1] . Die moest ik voor [bijnaam medeverdachte] maken en dan kwam hij met de
simkaartjes en zo.
V: Wij kunnen aantonen dat dit emailadres [verdachte] @icloud.com en jouw rekeningnummer zijn gebruikt bij het opwaarderen van dit telefoonnummer gebruikt bij seksadvertentie.
A: Oh, dat klopt wel. [bijnaam medeverdachte] had nooit beltegoed. Hij heeft wel geld maar zegt dan toch tegen
mij dat ik het moet opwaarderen.
V: Wij tonen nog een seksadvertentie ("Arabisch genot" op www.speurders.nl) en vragen jou daarop te reageren.
A: Die is van [slachtoffer 1] . Ook foto's van internet geplukt.
V: Wie heeft deze aangemaakt?
A: Ik ook. Omdat [bijnaam medeverdachte] zei dat dit moest.
V: Waarom wordt de naam [naam 4] gebruikt in deze advertentie?
A: Ook weer een nepnaam. Dat hoort [slachtoffer 1] te zijn. Dat is haar fictieve naam.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 januari 2019, opgenomen op pagina 1144 e.v. (map 3) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Waar verdient [bijnaam medeverdachte] zijn geld dan mee?
A: Drugs.
O: Bij elkaar opgeteld, als het gaat om de betaalrekening en de kinderrekening bij de ING. gaat het om een totaal bijgeschreven bedrag over de periode van 1 januari 2018 t/m 22 oktober 2018 van maar liefst € 75.760,06.
A: Ja, ik had niet verwacht dat hij zoveel geld had gestort op deze rekeningen. Hij stort het of ik moet het storten van hem en dan moet ik het overmaken naar iemand anders.
O: Wij willen jou confronteren met een aantal opvallende onderzoeksresultaten. Deze bedragen zijn fors en komen zeker niet overeen met de van jou bekende - legale - inkomsten over 2018. Voel jij je verantwoordelijk voor datgene wat op de betaalrekening en de kinderrekening gebeurde?
A: Nee, [bijnaam medeverdachte] stort het op mijn rekening en zegt dan dat er niets gebeurt en ik moet het dan overmaken voor hem. Ik dacht dat ik er misschien problemen mee zou krijgen en daarom zette ik iedere keer zijn naam erbij.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 oktober 2018, opgenomen op pagina 1278 e.v. (map 4) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: We hebben twee keer eerder met je gesproken en in deze gesprekken gaf je aan dat je
niet in de prostitutie had gewerkt en dat je de personen, die wij je toonden op een foto, niet
herkende. Van twee personen zei je dat dit vrienden waren van [slachtoffer 1] . Daar bedoelde je [verdachte] en [bijnaam medeverdachte] mee. Klopt dit.
A: Klopt.
V: Weet je nog ongeveer in welke periode je in de prostitutie hebt gewerkt samen met [slachtoffer 1] .
A: Toen [slachtoffer 1] was weggelopen. Twee weken later of zo. [slachtoffer 1] was weggelopen en zij had geld nodig. Ze had aan hem gevraagd of [bijnaam medeverdachte] klanten voor haar kon regelen.
V: Hoe wist [bijnaam medeverdachte] haar leeftijd. Hij wist dat ze minderjarig was.
A: Omdat [slachtoffer 1] dit tegen [bijnaam medeverdachte] had gezegd.
V: Wat heeft [slachtoffer 1] over haar eerste klant verteld.
A: Dat het bij [bijnaam medeverdachte] thuis was. Bij zijn andere huis in Drachten (
de rechtbank begrijpt: Surhuisterveen) en dat die man haar meer geld had gegeven. Ja, ze had moeten delen met [bijnaam medeverdachte] zeg maar.
V: Wanneer was [slachtoffer 1] weggelopen.
A: Dat was in mei dit jaar.
V: Dan hoor je haar verhaal van de eerste klant .
A: Toen liet ze haar geld zien. Ik had geen geld en toen dacht ik: Ik wil het ook doen".
A: Toen zei [slachtoffer 1] dat we het wel samen kunnen doen. Ze ging toen naar [bijnaam medeverdachte] en vertelde hem dat ik het al een tijdje in de prostitutie werkte. Dit klopte niet.
A: Daarna vroeg [bijnaam medeverdachte] mij wat dingen. (..)
A: [bijnaam medeverdachte] zei dat hij klanten voor mij kon regelen maar dan moesten we het geld wel verdelen. En toen had hij een advertentie. [bijnaam medeverdachte] heeft het via zijn vriendin [verdachte] geregeld. [slachtoffer 1] vroeg dit aan [bijnaam medeverdachte] .
V: Heb jij contact gehad met [verdachte] .
A: Nee, ik kende haar niet. Maar zij zat wel altijd in de auto en [verdachte] nam de telefoon op
en sprak met de klanten.
V: Waarom spraken jullie niet met de klanten.
A: Hebben we ook wel eens gedaan maar de telefoon was gewoon altijd bij hun.
V: Wat waren de geldafspraken.
A: Gewoon fifty/fifty. Als jij honderd zou verdienen dan vijftig
V: Die advertentie wordt geregeld via [verdachte] . Jij zei: [verdachte] bedenkt de tekst. Maar er staat ook altijd tekst, wat je leuk vindt, wat je doet.
A: Dat had zij zelf gedaan.
V: Was er met je afgesproken wat jullie wel of niet zouden doen met de klanten.
A: [slachtoffer 1] woonde bij hun in de straat en als er een klant was dan belden ze mij of [slachtoffer 1] en
als ik werd gebeld dan vroeg ik wat de bedoeling was. Soms belden ze mij en zeiden bv de
klant wil dit of dat en dan wilde ze weten of ik dit goed vond.
V: Nou is er een klant voor jou. Hoe gaat dit dan verder.
A: Dan haalt [bijnaam medeverdachte] mij op en brengt mij naar de klant. Als het buiten Groningen is dan wacht hij op mij en als het binnen Groningen is dan gaat hij even weg.
V: Hoe weet [bijnaam medeverdachte] dat je klaar bent met de klant.
A: Omdat hij de tijd bijhoudt. Zodra dat ik binnen ben dan stuur ik een appje en dan gaat de
tijd in.
V: Wat is de rol van [verdachte] .
A: Ze ging gewoon mee, ze nam de telefoon op en ze plaatste de advertenties.
V: Wat weet jij van de [straatnaam] .
A: Dat [slachtoffer 1] daar woonde en dat zij daar klanten had ontvangen. Ja, ik ook allebei.
V: Weet je nog waar je allemaal bent geweest.
A: Groningen en Leeuwarden, Hoogezand één keer maar toen zei hij tegen mij dat ik niet
degene was die op de advertentie stond.
V: En zegt jou Norg iets, een grote villa met riet op het dak.
A: Ja, dat komt mij wel bekend voor.
V: Ben je wel eens in van der Valk geweest in Assen. Hij heeft je herkend.
A: Ja, dat klopt maar die had pillen en drank op. Dat was twee uurtjes maar daar heb ik
niks mee gedaan.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2018, opgenomen op pagina 1345 e.v. (map 4) van voornoemd dossier, inhoudende als
relaas van verbalisanten:
Er is onderzoek gedaan naar 2 minderjarige meisjes die werkzaam zijn geweest binnen de prostitutie, te weten [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 2000 en [slachtoffer 1] , geboren 11 maart 2001. Op 3 juni 2018 werd door de toezichthouders een prostitutiecontrole uitgevoerd. Gedurende deze prostitutiecontrole is door de toezichthouders telefonisch gereageerd op de seksadvertentie "Sexy jonge studente" op de website www.speurders.nl. In deze advertentie
werd het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt en bood zich een vrouw aan voor seksuele
diensten, onder de naam " [naam 3] ".
Gedurende het telefonisch contact van " [naam 6] " met telefoonnummer [telefoonnummer] , omtrent de
bovengenoemde advertentie is het geluid van deze gesprekken opgenomen. De toezichthouder heeft meerdere gesprekken gevoerd met een vrouw die zichzelf uitgaf voor
" [naam 3] ". In de seksafspraak die in eerste instantie getracht werd te maken, werd door " [naam 3] " het adres [straatnaam] nummer [nummer] voorgesteld als ontmoetingsadres. Uit ons onderzoek is gebleken dat zowel [verdachte] , als [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op dit adres prostitutiewerkzaamheden hebben verricht. Enige tijd later werd de toezichthouder teruggebeld door " [naam 3] ". " [naam 3] " vertelde dat het handiger was om naar haar studio te komen, het adres [straatnaam] te Groningen. De toezichthouders controleerden het genoemde adres en daaruit bleek dat [slachtoffer 2] daar ingeschreven stond en minderjarig was op het moment dat deze seksafspraak gemaakt werd.
Op het moment dat toezichthouder " [naam 6] " een ontmoeting op straat had met " [naam 3] " in de
nabijheid van de woning aan de [straatnaam] te Groningen, stelde een vrouw zich voor als " [naam 3] ", die later [slachtoffer 2] bleek te zijn. " [naam 6] " heeft vervolgens nogmaals het telefoonnummer [telefoonnummer] van " [naam 3] " gebeld. " [naam 6] " hoorde dat de telefoon overging en werd opgenomen. " [naam 6] " hoorde en zag dat de telefoon niet
overging in de studio waarin [slachtoffer 2] en de toezichthouders zich bevonden. Hieruit is gebleken dat in ieder geval een tweetal personen, te weten [slachtoffer 2] en [verdachte] zich voordeden als " [naam 3] ". Uit het rapport van de toezichthouders is gebleken dat de stem van [slachtoffer 2] niet overeen kwam met de stem van diegene waar zij telefonisch via [telefoonnummer] contact mee op hadden genomen. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] , behorende bij de seksadvertentie "Sexy jonge studente" is gebleken dat op 3 juni 2018 contact is geweest met dit telefoonnummer [telefoonnummer] . Nadat wij onderstaand gesprek hebben beluisterd, herkenden wij de vrouwelijke stem van de verdachte [verdachte] ( [verdachte] ). [verdachte] geeft zich in dit onderstaande gesprek uit voor " [naam 3] ".
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 juni 2018, opgenomen op pagina 1754 e.v. (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Misschien is het handig dat je aangeeft wanneer het begonnen is.
A: In de eerste week dat ik was weg gelopen, de tweede, eerste week daarvan.
V: Weet je nog wanneer je weggelopen was.
A: Een maand geleden. In mei.
A: Rafael bracht hij mij in contact met [bijnaam medeverdachte] , en ik had [bijnaam medeverdachte] verteld "ja, ik ben weggelopen, ik heb dit niet, ik heb dat niet, toen heeft hij mij een huis aangeboden. Zijn eigen huis. Vlakbij Drachten. (
de rechtbank begrijpt: Surhuisterveen)
A: En toen ging ik eerst een nachtje slapen bij [slachtoffer 2] , en toen kwam ik in contact met hem, en toen had hij een kamertje voor mij geregeld aan [straatnaam] en zo begon al die drama.
A: Er was best wel veel politie bij [slachtoffer 2] gekomen, waardoor het onveilig werd.
V: En toen heeft die voor iets anders gezorgd, je zegt net [straatnaam] .
A: Ja, anders moet hij elke keer van Groningen naar Drachten, Drachten Groningen, om hele tijd klanten te brengen, dus hij koos om in de buurt te blijven.
A: Dus als klanten hem bellen, hij kon gelijk ophalen, konden we gelijk gaan.
A: Hij heeft mij mee uit genomen, gingen we uit eten. Gingen we naar de Hunkemöller. Ik heb daar van alles gekocht en heb daar € 240 uit gegeven. En ik heb nieuwe schoenen gehad.
V: Wat? Ging je daar kopen?
A: Bh's, strings, ik kon alles halen wat ik wilde. En toen mocht ik voor 200, toen heb ik dingen gekocht voor € 240. Bij de Hunkemöller. Toen heb ik een telefoon gehad, en heb ik schoenen van € 190 gehad.
V: En wie betaalde dat?
A: Hij!
V: Maar wat je nu vertelt, dat je ook klanten had, hoe komt dat dan?
A: Hij heeft mij op Speurders gezet.
V: Hoe komt zo' n advertentie tot stand?
A: Zijn vrouw heeft die gemaakt. Hij en zijn vrouw doen het samen. En als er wordt gebeld, neemt zijn vrouw de telefoontjes op en zij speelt dan ons. En dan maakt ze afspraakjes. Zij praat de prijs en zo over met hun. En dan vertelt ze "dit is de prijs en je moet dit en dat doen" en ze brengen me. Soms is ze in de auto en soms niet.
A: Ze heet [verdachte] . Door [bijnaam medeverdachte] heb ik haar leren kennen.
V: Mocht jij er ook nog wat van vinden?
A: Niet.
V: Heb je wel bijvoorbeeld, gezegd van "ik wil dit niet"?
A: Nooit, nooit in grote lijnen. Ik heb gezegd " [bijnaam medeverdachte] ik twijfel echt hierover" dat heb ik wel gezegd. Maar " [bijnaam medeverdachte] ga weg, ik wil niet" niet. Nooit, [slachtoffer 2] heel vaak, [slachtoffer 2] heb het heel vaak gezegd "ik wil niet meer" heel vaak.
V: Hij wist dat je voortvluchtig was?
A: Ja.
V: Je noemt een woning, [straatnaam] , weet je het huisnummer nog?
A: [nummer] .
V: Wie hoorde daar officieel te wonen?
A: [naam 1] .
A: Soms had ik klanten, was zij ( [slachtoffer 2] ) thuis, soms had zij klanten, was ik thuis. En soms hadden we gewoon tegelijk, en soms hadden we ook samen dezelfde klant. Een trio.
V: En die klanten van [slachtoffer 2] , wie regelde dat?
A: Hij, [slachtoffer 2] had haar eigen advertentie. We hadden meerdere advertenties staan, we hadden heel veel eigenlijk, het werd ook elke keer opnieuw gemaakt.
V: Die telefoonnummers, hoe zat dat dan?
A: Dat waren wel onze eigen telefoons. En die had [verdachte] in bezit, twee en die heeft zij gewoon geregeld en dan hadden we gewoon onze nummers, van die advertenties op onze telefoons, dus als iemand belt, nam [verdachte] op, op allebei de telefoons.
A: En dan willen we ontspannen met ons tweeën, we willen gewoon wat doen. Komen we aan in de stad, staan we voor die lounge, tring tring [bijnaam medeverdachte] "we komen je halen. Dat was zo fucked up hè?
V: Moest je weer werken?
A: Ja. Dat was echt, wat ik en [slachtoffer 2] echt haatten.
V: Je kan toch ook zeggen "dat doe ik niet'.
A: Dan wordt die boos, hebben we ook vaker gedaan?
A: Dat kost, ja, hij krijgt zijn geld niet.
V: Jij zegt "we zitten te eten en de telefoon die gaat".
A: Van mijn telefoon, die gaat af, [verdachte] belt, die zegt "luister klant komt eraan" of [bijnaam medeverdachte] belt "klant komt er aan". Dan halen ze ons op.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 juni 2018, opgenomen op pagina 1799 e.v. (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
A: [verdachte] deed alleen telefoontjes opnemen en onze advertentie zetten.
V: Je zegt, je bent ook vaak bij [verdachte] geweest hè.
A: Ja. Ze kookte gewoon en wij aten heel vaak mee.
V: Ja maar zij wilde ook dat jullie de tijd gingen rekken met de klanten .. Toch?
A: Ja, klopt.
V: En als er nou verlengd moet worden? Met nog meer tijd?
A: Dan kan het, maar dan moet je [bijnaam medeverdachte] of [verdachte] app'en van: hee, het duurt nog zo en zo lang.
V: In principe waren jullie aan de [straatnaam] .
A: Ja. Nummer [nummer] . [verdachte] zat vijf portieken verder.
V: Want daar kwamen ook klanten hè?
A: Ja. Ten minste in die woning [nummer] .
A: We zijn ook in hotels geweest.
A: [slachtoffer 2] moest naar Van der Valk een keer. En ik moest naar een hotel, twee hotels.
V: Maar het boeken van het hotel, wie deed dat?
A: [naam 5] . Een neef van [bijnaam medeverdachte] . Of [bijnaam medeverdachte] zelf.
V: Heeft [verdachte] ook wel geboekt?
A: Ja.
A: Als ze bellen, als ze vragen "is dat mogelijk?" [verdachte] zegt op alles "ja".
V: Maar waar ontving [slachtoffer 2] ?
A: Daar, in dat huisje van mij, op [nummer] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 1828 e.v. (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V:Je hebt je best gedaan om iemand, een klant aan te wijzen in Eelde. Die klant in Eelde was twee keer geweest.
A: Ja een keer met [slachtoffer 2] en een keer alleen in de avond.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van deelonderzoek witwassen d.d. 21 januari 2019, opgenomen op pagina 2017 (map 5) e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Totaal ontving [medeverdachte] in 2018 aan legaal bekende inkomsten € 14.430,14.
[verdachte] beschikte over een vijftal bankrekeningen. Totaal ontving [verdachte] over de periode van 1 januari 2018 t/m 23 oktober 2018 aan legaal bekende inkomsten € 24.264,30.
- Bijschrijvingen betaalrekening [rekeningnummer] [verdachte]
Op de betaalrekening van de ING Bank ( [rekeningnummer] ) was voorts te zien dat er in de periode van 1 januari t/m 22 oktober 2018 totaal € 50.671.76 werd bijgeschreven.
- Bijschrijvingen kinderrekening [rekeningnummer] [medeverdachte]
Op de kinderrekening van de ING bank ( [rekeningnummer] ) bank was te zien dat er in de periode van 1 januari t/m 28 september 2018 totaal € 25.088.30 werd bijgeschreven.
- Totaal bijschrijvingen ING
Uit voornoemd gerelateerde feiten is gebleken dat er in 2018 op de rekeningen van de ING over de periode van 1 januari t/m 22 oktober 2018 totaal € 75.760,06 werd bijgeschreven, terwijl de legaal bekende inkomsten over de onderzoeksperiode totaal € 24.264,30 bedroegen.
- Verschil bekende legale inkomsten en totaal aantal bijschrijvingen
Het verschil tussen de legaal bekende inkomsten van [verdachte] (€ 24.264,30) en het totaal aantal
bijschrijvingen (€ 75.760,06) betreft volgens deze berekening totaal € 51.495,76.
- Contante geldstortingen rekeningen [verdachte]
Een belangrijk deel van de voornoemde bijschrijvingen werd echter veroorzaakt door contante geldstortingen op de beide rekeningen van de ING Bank. Op de betaalrekening [rekeningnummer] was namelijk te zien dat er in de periode van 16 februari t/m 2 oktober 2018 zesentwintig transacties (contante geldstortingen) plaatsvonden
totaal € 13.226.61. Op de kinderrekening [rekeningnummer] was te zien dat er in de periode van 4 januari t/m 21 september 2018 vijfendertig transacties (contante geldstortingen) plaatsvonden totaal € 12.516.68.
Gelet op voornoemde bevindingen werd er op beide rekeningen totaal € 25.743.29 aan contant geld gestort.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 20 juni 2018 te Groningen en te Surhuisterveen en te Eelde en te Assen en te Norg, tezamen en in vereniging met een ander,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2001, ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] telkens enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en verdachtes mededader wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader:
- die [slachtoffer 1] onderdak verschaft, terwijl die [slachtoffer 1] was weggelopen en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van haar, verdachte en haar mededader afhankelijk was en
- een telefoon en dure kleding voor die [slachtoffer 1] gekocht en
- die [slachtoffer 1] ondergebracht en laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en
- advertenties op de website www.speurders.nl gemaakt en geplaatst, waarin die [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 1] en vervolgens afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 1] met potentiële klanten voor prostitutie en
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer 1] om klanten voor prostitutie te ontvangen en
- die [slachtoffer 1] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en
- die [slachtoffer 1] instructies en prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie;
2.
zij in de periode van l mei 2018 tot en met 20 juni 2018 te Groningen en te Surhuisterveen en te Eelde en te Assen en te Norg, tezamen en in vereniging met een ander,
A) een ander, te weten [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum] 2000, ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] telkens enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°),
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte en diens mededader:
- die [slachtoffer 2] ondergebracht en laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en
- advertenties op de website www.speurders.nl gemaakt en geplaatst, waarin die [slachtoffer 2] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- de telefoon opgenomen voor die [slachtoffer 2] en vervolgens afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 2] met potentiële klanten voor prostitutie en
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer 2] om klanten voor prostitutie te ontvangen en
- die [slachtoffer 2] met de auto naar klanten voor prostitutie vervoerd en
- die [slachtoffer 2] instructies gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie;
3. primair
zij in de periode van l januari 2018 tot en met 9 oktober 2018, te Groningen en te Surhuisterveen, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van in totaal 25.743,29 euro, te weten contante stortingen op de bankrekeningen ten name van haar en haar zoon heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, terwijl zij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
2. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
3. primair Medeplegen van witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke deel van 24 maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de voorwaarden te worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering (zoals hierna te bespreken), met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur dan geëist, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachte.
Er dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte de afgelopen vijf maanden op de FPA in Zuidlaren heeft doorgebracht, waarbij ze 23 uur per dag binnen zat, hetgeen vergelijkbaar is met detentie. De FPA is geen goede plek voor verdachte en kan haar niet de benodigde behandeling bieden. Bij de AFPN is dit wel mogelijk.
Gelet op alle omstandigheden - waaronder het aandeel van verdachte in de feiten en haar persoonlijke problematiek - is het niet wenselijk dat verdachte terug naar de gevangenis of de FPA moet. Indien de rechtbank van mening is dat dit toch noodzakelijk is, zou dit voor maximaal een maand dienen te zijn, zodat verdachte in september weer naar school zou kunnen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 21 juni 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, haar toenmalige partner, schuldig gemaakt aan mensenhandel door uitbuiting in de prostitutie van twee minderjarige meisjes. Verdachte heeft deze meisjes ertoe gebracht prostitutiewerkzaamheden te verrichten, onder meer door seksadvertenties voor hen te plaatsen en afspraken met klanten te maken. De medeverdachte ontving de helft van de verdiensten van de meisjes.
Dit zijn ernstige feiten. Mensenhandel waarbij een minderjarige in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot. Dit geldt temeer als het gaat om een minderjarige.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan witwassen, wat een manier is om met illegaal en dus oneerlijk verdiend geld ten onrechte een maatschappelijke en financiële status te verwerven.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
In het reclasseringsrapport wordt verdachte onder meer beschreven als een vrouw met twee gezichten en met een sterke afhankelijkheidsproblematiek. Ze kent een belaste geschiedenis en is al vanaf jonge leeftijd bekend met hulpverlening.
Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat opnemen bij de Forensische Psychiatrische Afdeling van Lentis of een soortgelijke zorginstelling, een behandeling zal ondergaan bij de AFPN en meewerkt aan begeleid wonen en dagbesteding en dat ze inzicht verschaft in (het afbetalen van) haar schulden en indien nodig meewerkt aan budgetbeheer, schuldhulpverlening of een WSNP-traject. Tevens wordt een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachte geadviseerd. Verdachte verblijft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis sinds 6 februari 2019 in de FPA.
Het uitgangspunt voor de bewezenverklaarde feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank weegt in deze zaak in het bijzonder mee dat het gaat om twee slachtoffers van mensenhandel die beide minderjarig waren ten tijde van de feiten. Bovendien ging het om kwetsbare minderjarigen die problemen hadden, één van de slachtoffers was zelfs weggelopen en had geen onderdak meer. Ook weegt de rechtbank mee dat het gaat om een periode van enkele weken, maar dat wel sprake was van een zeer intensieve periode, nu de meisjes regelmatig afspraken hadden, zelfs al terugkerende klanten hadden, anale seks en trio's deden en dat een van beide meisjes bovendien zwanger was.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat zij zelf bekend was met de harde en nare wereld van de prostitutie, daar zij zelf ook in de prostitutie heeft gewerkt. Dat zij desondanks heeft meegewerkt aan het in de (illegale) prostitutie brengen van twee minderjarige meisjes, nota bene wetend dat de medeverdachte de helft van hun verdiensten ontving, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden passend voor de feiten zoals bewezen. Dit is een halfjaar korter dan de rechtbank aan de medeverdachte zal opleggen, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van twee sub-onderdelen van de mensenhandelfeiten en de rechtbank rekening houdt met het feit dat verdachte reeds vijf maanden in de FPA heeft verbleven.
Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank aanleiding om van deze gevangenisstraf een deel van acht maanden voorwaardelijk op leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank maakt daarbij een uitzondering als het gaat om het eveneens geadviseerde contactverbod met de medeverdachte, nu dit niet wenselijk is gelet op het feit dat zij samen een kind hebben.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de straf - gelet op het grotere onvoorwaardelijke deel - zwaarder is dan de eis van de officier van justitie, ondanks dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van twee sub-onderdelen van de mensenhandelfeiten. De rechtbank gaat echter uit van medeplegen van in plaats van medeplichtigheid aan witwassen, maar bovenal is de rechtbank van oordeel dat een lager onvoorwaardelijk strafdeel onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en haar belangrijke rol daarbij, mede afgezet tegen de genoemde ervaring van verdachte zelf.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.552,85 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij aanvullend meegedeeld dat voorstelbaar is dat alleen de medeverdachte aansprakelijk is voor de gevorderde kosten voor afgestane verdiensten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot toewijzing van de vordering gerequireerd, met dien verstande dat de materiële schade dient te worden geschat op een bedrag van € 6.000,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, nu de vordering niet door [slachtoffer 2] is ondertekend en niet is gebleken dat haar raadsvrouw bevoegd was namens haar een vordering in te dienen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de hoogte van de immateriële schade niet is onderbouwd en het schatten van de psychische schade lastig is en een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengt.
Meer subsidiair dient de gevorderde materiële schade door afgestane verdiensten niet voor rekening van verdachte te komen, aangezien zij de verdiensten niet heeft ontvangen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering is. De vordering is weliswaar niet door [slachtoffer 2] ondertekend, maar ingediend door haar raadsvrouw; de rechtbank ziet geen reden om eraan twijfelen dat de raadsvrouw hiertoe gemachtigd was.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er - gelet op de vrijspraak ten aanzien van sub-onderdeel 8 - geen causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de gevorderde materiële schade als het gaat om de afgestane verdiensten van [slachtoffer 2] . Op dit onderdeel zal de rechtbank de benadeelde partij dan ook dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De gevorderde reiskosten à € 2,85 zijn niet betwist en zal de rechtbank toewijzen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering goed is onderbouwd. Weliswaar is [slachtoffer 2] nog niet onder behandeling, maar op grond van het dossier is evident dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij vanwege het onder 2 bewezenverklaarde feit is aangetast. Alleen al het feit dat zij als minderjarige tegen betaling seks heeft gehad met voor haar onbekende mannen, vormt een enorme inbreuk op haar persoon. Een onderbouwing van het bestaan van psychische schade door deze gebeurtenissen is naar het oordeel van de rechtbank in dit soort gevallen niet noodzakelijk.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank bepaalt dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien haar medeverdachte deze vergoeding al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op haar ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, regio Midden-Noord;
2. dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd van drie jaren laat opnemen in de FPA van Lentis in Zuidlaren of een soortgelijke zorginstelling, zolang de FPA en de reclassering dit nodig achten, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd van drie jaren laat behandelen door de door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van die behandeling;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op zoek zal gaan naar en mee zal werken aan dagbesteding;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd inzicht verschaft in (het afbetalen van) haar schulden en dat zij, indien de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan budgetbeheer, schuldhulpverlening of een WSNP-traject;
6. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18/850059-18, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 10.002,85(zegge: tienduizendentwee euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 10.002,85 (zegge: tienduizendentwee euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2,85 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2019.
Mrs. Jongsma en De Wit zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.