5.7Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, op wie de verzwaarde bewijslast rust, niet doen blijken dat de uitspraken op bezwaar, waarbij de beschikking “Geen teruggaaf” en de naheffingsaanslag zijn gehandhaafd, onjuist zijn. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres op geen enkele wijze (overtuigend) heeft aangetoond dat de verkooptransacties zoals die volgen uit de bij 1.10 tot en met 1.19 bedoelde in- en verkoopdocumenten, niet zijn doorgegaan. Ten aanzien van de verkoop van de Mercedes 280 SL heeft eiseres niet (overtuigend) aangetoond dat hierop de margeregeling van toepassing is. Voor zover eiseres subsidiair nog heeft bedoeld te stellen dat op de levering van de Mercedes 280 SL het nultarief van toepassing is, heeft zij niet (overtuigend) aangetoond dat aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. Zij heeft bijvoorbeeld niet (overtuigend) aangetoond dat zij beschikt over een BTW-identificatienummer van de afnemer van de auto. Eiseres heeft verder tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder niet (overtuigend) aangetoond dat alsnog tot een bedrag van
€ 2.100 rekening dient te worden gehouden met de voorbelasting ter zake van een factuur van haar gemachtigde.
6. Op grond van het voorgaande zijn de beroepen gericht tegen beschikking “Geen teruggaaf” over het tweede kwartaal van 2015 en de naheffingsaanslag over datzelfde tijdvak ongegrond.
7. De beroepen tegen de bij de naheffingsaanslag opgelegde verzuim- en vergrijpboeten zijn – gelet op hetgeen bij 3. is weergegeven – gegrond.
8. Het beroep in de zaak 16/3678 wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente. Het beroep gericht tegen de belastingrente is dus ongegrond.
9. Omdat de rechtbank de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar voor de zaak 16/3678 betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Omdat eiseres vóór de uitspraak op bezwaar niet heeft verzocht om vergoeding van kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, kan de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder niet veroordelen in de door eiseres in de bezwaarfase gemaakte kosten.