ECLI:NL:RBNNE:2019:3264

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
LEE 19/2416
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De burgemeester van de gemeente Emmen had op 8 juli 2019 besloten om de woning van verzoekster te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er vermoedens waren van drugshandel in de woning. De sluiting zou ingaan op 15 juli 2019 en zou voor de duur van drie maanden zijn. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. R.N. van der Ham, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om schorsing van het besluit.

Tijdens de zitting op 22 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de burgemeester niet voldoende had aangetoond dat er daadwerkelijk in de woning drugs werden verhandeld. In het bestreden besluit was niet duidelijk gemaakt dat er een handelsvoorraad drugs was aangetroffen, en op de zitting kon de burgemeester dit ook niet verder onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft daarom een belangenafweging gemaakt, waarbij het belang van het woonrecht van verzoekster zwaarder woog dan de belangen van de burgemeester om de woning te sluiten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat de burgemeester het door verzoekster betaalde griffierecht van € 174,00 aan haar moet vergoeden en dat hij in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024,00 moet worden veroordeeld. De uitspraak is definitief, er kan geen rechtsmiddel tegen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: LEE 19/2416
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juli 2019 in de zaak tussen
[verzoekster],wonende te [plaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en

de burgemeester van de gemeente Emmen, verweerder

(gemachtigden: J. de Boer en G.J.W.E. Wilms).

Bestreden besluit

Het besluit van 8 juli 2019 waarbij verweerder de woning van verzoekster aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning) met ingang van 15 juli 2019 voor de duur van drie maanden heeft gesloten.

Zitting

Het verzoek is ter zitting behandeld op 22 juli 2019. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M. Schlepers, die mr. Van der Ham voor deze zitting vervangt. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 8 juli 2019 tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat wanneer binnen die termijn opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend, de schorsing doorloopt totdat de voorzieningenrechter op dat verzoek heeft beslist;
  • bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 174,00 aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024,00.

Overwegingen

1.1
De voorzieningenrechter ziet zich eerst gesteld voor de vraag of verweerder bevoegd is de woning te sluiten. Op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester hiertoe bevoegd indien in de woning sprake is van handel in drugs.
De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit niet duidelijk heeft uitgelegd dat in de woning gehandeld wordt in drugs. In het verweerschrift is namelijk aangegeven dat in de woning op 3 juli 2019 geen handelsvoorraad drugs is aangetroffen. Op de zitting heeft verweerder ook niet nader inzichtelijk gemaakt waarom hij vindt dat er in de woning gehandeld wordt in drugs.
1.2
Niet uitgesloten is dat verweerder dit motiveringsgebrek in bezwaar kan herstellen. Daar sluiting een ingrijpend middel is en een bewoner in beginsel recht heeft op ongestoord genot van de woning, maakt de voorzieningenrechter een belangenafweging. Die afweging valt, gelet op het belang van haar woonrecht, in het voordeel van verzoekster uit. Daarom schorst de voorzieningenrechter, gelet op de betrokken belangen, het bestreden besluit, zoals nader in de beslissing is bepaald.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier.
Waarvan proces-verbaal.
griffier voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Afschrift aangetekend verzonden op: