ECLI:NL:RBNNE:2019:337

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
18/940015-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal en bedreiging met een mes, vrijspraak voor poging tot verkrachting

Op 31 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal en de bedreiging van zijn stiefvader. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren met een proeftijd van twee jaren, waarbij enkele bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot verkrachting en bedreiging met een mes, omdat de rechtbank niet voldoende bewijs aanwezig achtte om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 mei 2018 in Assen vier pakjes onderbroeken heeft gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt of gedreigd met geweld tegen een medewerker van de winkel. Daarnaast heeft hij op 7 maart 2018 bedreigingen geuit richting zijn stiefvader, wat leidde tot ernstige inbreuk op diens privéleven. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de invloed daarvan op zijn gedrag. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot jeugddetentie afgewezen en in plaats daarvan gekozen voor een taakstraf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940015-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/256488-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende bij [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr A. [slachtoffer 2] Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (4 pakjes met) onderbroeken (Polo Ralph Lauren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of een of meer andere medewerker(s), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een mes, althans een kurkentrekker of een (van een) multitool (onderdeel uitmakend mes), dan wel een scherp en/of puntig voorwerp, uit zijn jaszak tevoorschijn heeft gehaald en/of dit (van een multitool onderdeel uitmakend) mes heeft geprobeerd te openen en/of (in ieder geval) ter hand heeft genomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (4 pakjes met) onderbroeken (Polo Ralp Lauren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen in de richting van en/of naast of in de buurt van die [slachtoffer 2] in een bank/kussen heeft gemaakt en/of dit/een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] heeft gezet en/of gehouden en/of dit/een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/over de voet van die [slachtoffer 2] heeft gehouden/gehaald en/of aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat hij hem, verdachte, moest pijpen en/of aftrekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen in de richting van en/of naast of in de buurt van die [slachtoffer 2] in een bank/kussen te maken en/of dit/een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en/of te houden en/of op/tegen/over de voet van die [slachtoffer 2] te houden/halen;
3
hij in/op of omstreeks (07) (/de maand) maart 2018 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (- zakelijk weergegeven -) in handgeschreven en/of op zijn, verdachtes, kamer aangetroffen) briefjes weer te geven dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] (met) een mes (tussen de ribben) zou (dood) steken en/of hem (helemaal) zou afmaken en/of zo hard zou steken dat die [slachtoffer 3] in het ziekenhuis zou belanden en/of de beschikking zou hebben over een 9 millimeter en/of dat die [slachtoffer 3] maar alvast 6 planken zou moeten bestellen (refererend aan een wapen en/of een doodskist (met bijbehorende tekening)) en/of in elk geval dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] zou willen doden en/of
zwaar lichamelijk letsel zou willen toebrengen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, dus diefstal zonder de geweldscomponent. Zij heeft zich hierbij gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte en de overige processen-verbaal in het dossier.
Ook ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , waaruit blijkt dat verdachte degene is geweest die een mes bij zich had. Ook blijkt uit voornoemde verklaringen dat verdachte tegen aangever heeft gezegd dat aangever hem, verdachte, moest pijpen en/of aftrekken.
Op basis van deze verklaringen kan worden bewezen dat verdachte de kwetsbare aangever onder dreiging met een mes heeft geprobeerd te dwingen hem, verdachte, te pijpen en af te trekken.
Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde en heeft hierbij onder meer gewezen op de verklaring van verdachte en de verklaring van aangever [slachtoffer 3] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd met betrekking tot het onder 1 en 3 ten laste gelegde en heeft aldus betoogd dat beide feiten (feit 1 in de subsidiaire variant) kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld niet bewezen, nu niet is komen vast te staan dat verdachte geweld heeft gebruikt dan wel met geweld heeft gedreigd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank heeft uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Ten tijde van het vermeende incident waren aangever, medeverdachte [medeverdachte] en verdachte op een boot aanwezig. Elk van deze drie personen heeft een zodanige andere verklaring afgelegd over de gang van zaken op de boot, dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht. Zo is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk wie het mes feitelijk bij zich had en of met het mes is gedreigd. Ook hebben de betrokkenen niet consequent verklaard over de gebeurtenissen op de boot.
Op basis hiervan acht de rechtbank het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 1 subsidiair en 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2019;
(ten aanzien van feit 1 subsidiair)
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 18 mei 2018, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018134758 d.d. 30 mei 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] namens [benadeelde partij] te Assen;
(ten aanzien van feit 3)
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 16 maart 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1 subsidiair
hij op 18 mei 2018 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4 pakjes met onderbroeken (Polo Ralph Lauren), toebehorende aan [benadeelde partij] ;
3
hij omstreeks 7 maart 2018 te [pleegplaats], [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door - zakelijk weergegeven - in handgeschreven briefjes weer te geven dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] (met) een mes tussen de ribben zou (dood)steken en hem helemaal zou afmaken en zo hard zou steken dat die [slachtoffer 3] in het ziekenhuis zou belanden en de beschikking zou hebben over een 9 millimeter en dat die [slachtoffer 3] maar alvast 6 planken zou moeten bestellen (refererend aan een wapen en een doodskist (met bijbehorende tekening)).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Diefstal;
3 Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, te weten reclasseringstoezicht, inzicht geven in zijn alcohol- en drugsgebruik, ambulante behandeling, inzet voor een zinvolle dagbesteding en begeleid wonen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een kortere voorwaardelijke straf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Hij heeft hierbij aangevoerd dat het lang heeft geduurd voordat de zaak is behandeld en dat verdachte na de schorsing van de preventieve hechtenis - naar zijn vermogen - heeft meegewerkt aan de begeleiding.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, te weten een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) van 20 september 2018 en het psychologisch rapport van 9 augustus 2018, opgesteld door [naam] , het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 december 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en een bedreiging. Met betrekking tot het vermogensdelict was verdachtes handelen ingegeven door financieel gewin. Zijn voornemen was om de gestolen goederen te verkopen om zo aan geld te komen. Zo ver is het niet gekomen doordat het winkelpersoneel verdachte heeft aangehouden na het passeren van de kassa.
Met zijn dreigende briefjes heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op het (privé)leven van zijn stiefvader. Deze bedreigingen zijn niet te rechtvaardigen, ook niet als sprake was van negatieve emoties bij verdachte over de hem niet welgevallige handelingen van zijn stiefvader.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen. Als uitgangspunt voor een winkeldiefstal wordt daar een taakstraf van 20 uren gehanteerd. Voor een bedreiging gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf vanaf 20 uren. Op basis hiervan neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de op te leggen straf een taakstraf van 40 uren.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een gedragsstoornis en een aandachtsdeficiëntie met daarbij een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis. Er is tevens sprake van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en ernstige gevoeligheid voor verslaving. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was sprake van voornoemde stoornissen en deze hebben invloed gehad op de handelingen van verdachte. Door zijn stoornissen doorziet verdachte niet altijd de consequenties van zijn gedragingen en ontremmingen, dit wordt versterkt door het drugs- en drankgebruik. Zijn geweten is onvoldoende ontwikkeld en er bestaat bij hem weinig tot geen probleembesef. Verdachte handelde impulsief en primair onder lijdensdruk. Gezien de complexiteit van stoornissen en beperkingen zijn de tenlastegelegde feiten hem verminderd toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Door de psycholoog is verder gerapporteerd dat het recidivegevaar alleen kan worden afgewend wanneer er begeleiding, aansturing en behandeling voor langere tijd wordt ingezet. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de verstandelijke ontwikkelingsstoornis en de overige complexe problematiek van verdachte.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat na de schorsing van de preventieve hechtenis, verdachte zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden. Hij verblijft momenteel bij stichting Phusis. Hij heeft een dagbesteding en wordt verder door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering begeleid.
Geadviseerd wordt om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling bij de poli seksuologie en een alcohol- en drugsverbod.
Ter zitting heeft de reclasseringswerker aangegeven dat verdachte het boven verwachting goed doet, maar dat hij wel verdere begeleiding en behandeling nodig heeft. Er is inmiddels een behandeling bij REIK op gang gekomen. De adviesgesprekken aldaar moeten nog plaatsvinden, maar aan de hand van het kennismakingsgesprek denkt men dat een EMDR-therapie aangewezen is. Het opleggen van een alcohol- en drugsverbod acht de jeugdreclassering niet geboden. Allereerst kan de jeugdreclassering een dergelijk verbod niet handhaven omdat zij geen verslavingszorg is en niet de middelen daartoe heeft.
Alles afwegende zal de rechtbank voornoemde taakstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden van meldplicht, ambulante behandeling bij REIK, begeleid wonen en inzicht geven in het alcohol- en drugsgebruik aan de reclassering.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een multitool, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het gaat om een voorwerp dat tot het begaan van het misdrijf is bestemd en het aan verdachte toebehoort.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 april 2018, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang- een taakstraf, bestaande uit een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 19 december 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering wordt afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig de vordering af te wijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 77m, 77n, 7x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 40 uren.

Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaar, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden. De werkstraf moet dan binnen zes maanden zijn verricht.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Stelt als algemene voorwaarden:
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende en door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door REIK of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Phusis of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
dat veroordeelde volledig inzicht zal geven in zijn alcohol- en/of drugsgebruik aan de reclassering.
Draagt voornoemde jeugdreclassering op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen multitool.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/256488-17:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 24 april 2018.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. R. Depping en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2019.