In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder] B.V. De werknemer had op 3 juli 2018 zijn ontslag ingediend, terwijl hij al een andere baan had. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst echter per 9 juli 2018 beëindigd, wat leidde tot een verzoek van de werknemer om een transitievergoeding en andere vergoedingen. De kantonrechter oordeelde dat het toekennen van een transitievergoeding in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, omdat de werknemer zelf ontslag had genomen en al verzekerd was van een nieuwe baan. De kantonrechter overwoog dat de transitievergoeding bedoeld is als compensatie voor ontslag en om de werknemer te helpen bij de overgang naar een nieuwe baan. Aangezien de werknemer al een nieuwe baan had, was er geen noodzaak voor deze financiële ondersteuning. De kantonrechter wees ook de verzoeken om een billijke vergoeding af, en oordeelde dat de werkgever onterecht de arbeidsovereenkomst had opgezegd, waardoor de werknemer recht had op een vergoeding voor onregelmatige opzegging. Uiteindelijk werd de werkgever veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.406,40 bruto aan de werknemer, en moest de werkgever ook een vergoeding betalen voor de onregelmatige opzegging, berekend op basis van het salaris van de werknemer over de opzegtermijn. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen.