ECLI:NL:RBNNE:2019:3475
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen ouders na beëindiging relatie met betrekking tot vakantieplannen
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 augustus 2019, gaat het om een geschil tussen ouders A. en B. over de omgang met hun dochter C. De ouders hebben samen het gezag over C., die bij haar moeder woont. De relatie tussen de ouders is in november 2017 beëindigd, maar zij hebben recentelijk afspraken gemaakt over de omgang, die op 10 juli 2019 door de Raad voor de Kinderbescherming werd geprezen. Echter, op 8 augustus 2019 diende vader een kort geding in omdat hij het niet eens was met de vakantieplannen van moeder en vorderde hij omgang met C. van 9 tot 16 augustus 2019, inclusief toestemming voor een verblijf in België.
Moeder was het niet eens met de vakantieplanning van vader en stelde dat C. in dat weekend bij haar zou zijn. Tijdens de zitting werd duidelijk dat moeder geen bezwaar had tegen het verblijf in België, maar wel tegen de data waarop vader C. wilde ophalen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van vader voor de omgang met C. werd toegewezen, waarbij hij C. op 9 augustus om 15.00 uur kon ophalen en haar uiterlijk op 16 augustus weer thuis zou brengen. De rechter benadrukte dat het overleg tussen de ouders te wensen overliet en dat er al eerder hulpverleningstrajecten waren aangeboden, maar dat de ouders hier geen gebruik van hadden gemaakt. De rechter wees het verzoek om vervangende toestemming voor het verblijf in België af, omdat moeder toestemming had gegeven. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.