ECLI:NL:RBNNE:2019:3560

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
18/720026-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing, bedreiging en inbraak met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 13 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing, bedreiging en (poging tot) inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten een meldplicht bij de reclassering en verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De zaak kwam voort uit een incident waarbij de verdachte samen met een mededader de bankpas van het slachtoffer onder bedreiging heeft geëist, met de dreiging iets te doen met de gehandicapte tante van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een medebewoner in de opvang en aan meerdere inbraken bij voetbalverenigingen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van gebrek aan bewijs. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen betrouwbaar en steunde de veroordeling op de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder bankafschriften en getuigenverklaringen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder in aanraking was gekomen met de justitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720026-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/246350-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/155241-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 augustus 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de PI te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juli 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2019 tot en met 18 januari 2019, in elk geval in de maand januari 2019, te Burgum, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas (van de [bank] en de daarbij
behorende pincode), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
  • meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze zijn bankpas wilden hebben en als hij dat niet deed dat ze dan zijn tante wat aan zouden doen en het huis van zijn tante zouden leeg halen, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd/gesommeerd: "We willen driehonderd euro van je hebben nu!" en/of "Anders pakken we je tante wel." en/of "Anders takelen we je tante toe." en/of "Je tante is toch niet zo snel uit bed." althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2018 te Burgum, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, die
[slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: "Je neemt je woorden terug of ik doe je wat aan." en/of "Als je hier melding van maakt dat weet ikje te vinden, dan prik ikje, ik maak je dood. Als ik er uit gezet wordt door jou dan weet ikje te vinden dan maak ikje af." en/of "Je hebt me vals beschuldigd . Ik weetje te vinden als je wat zegt, ik maak je af." en/of "Ik kan wel een mes pakken en jou hier neersteken.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
parketnummer 18/246350-18
1.
hij op of omstreeks 5 april 2018, te Grijpskerk, in de gemeente Zuidhorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [vereniging 1]
,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming, met een tegel, althans een hard voorwerp,
een ruit van een deur in te gooien en/of door de ontstane opening het slot
van de deur open te draaien, en/of het pand binnen te gaan en/of in het pand
te doorzoeken naar geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes, gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 april 2018, te Grijpskerk, in de gemeente Zuidhorn,
opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit (van een balkondeur), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander, te weten aan [vereniging 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2. hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 4 april 2018 en 5 april 2018, te
Gerkesklooster, in de gemeente Achtkarspelen,
geld ( € 600,--), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [vereniging 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of weg te nemen geld (€ 600) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. en het onder parketnummer 18/246350-18 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van enig objectief bewijs. De verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] zijn wegens grote tegenstrijdigheden onbruikbaar. Ten aanzien van feit 2. is de raadsman van mening dat de ten laste gelegde bedreiging niet kan worden ondersteund door de verklaring van aangever en getuige [getuige 2] , nu beide verklaringen tegenstrijdig zijn. Het feit dat ze beiden wel verklaren over hetzelfde incident, neemt de tegenstrijdigheid van de verklaringen niet weg. Op verklaringen die in dergelijke mate van elkaar verschillen kan een bewezenverklaring niet steunen, aldus de raadsman. Hij verzoekt de rechtbank daarom deze verklaringen niet te bezigen voor het bewijs. Subsidiair bepleit de raadsman vrijspraak van het onderdeel : "je neemt je woorden terug of ik doe je wat aan" (…) "Als je hier melding van maakt dan weet ik je te vinden, dan prik ik je, dan maak ik je dood. Als ik er uit wordt gezet door jou dan weet ik je te vinden dan maak ik je af", nu uit de verklaring van aangever blijkt dat verdachte niet naast de medeverdachte heeft gestaan toen deze vermeende bedreigingen zouden zijn geuit. Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor wat er door iemand anders is gezegd, laat staan dat hij als medepleger kan worden aangemerkt, wanneer hij niet eens in de buurt van de medeverdachte was toen deze de bedreigende taal zou hebben gebezigd. De raadsman verzoekt de rechtbank derhalve om verdachte partieel vrij te spreken, nu geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Evenmin was sprake van een gezamenlijke uitvoering.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/246350-18 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , nu de verklaring van aangever wordt ondersteund door bankafschriften in het dossier waaruit blijkt dat er in de periode 7 tot 9 januari 2019 diverse bedragen op de bankrekening van aangever binnen zijn gekomen en deze bedragen vervolgens - al dan niet gedeeltelijk - zijn overgemaakt naar de bankrekening van verdachte en de bankrekening van de vader van de medeverdachte. Ook ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 1] , nu deze verklaring grotendeels overeenkomt met de verklaring van aangever dat verdachte en zijn medeverdachte, nadat de bankrekening van aangever door de bank was geblokkeerd, op 18 januari 2019 opnieuw naar de woning van aangever zijn gekomen om er bij hem op aan te dringen om zijn bankrekening weer te deblokkeren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verklaringen van aangever en de getuige van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlage) d.d.
1 februari 2019, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019099172 d.d. 20 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op vrijdag 04 januari 2019 kwamen [medeverdachte] en [verdachte] bij mijn woning te Burgum. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei dat hij mijn bankpas wilde. [medeverdachte] begon hiermee, maar [verdachte] vulde hem aan. Als ik de bankpas niet gaf dan zouden ze het huis van mijn tante leeghalen en zouden ze mijn tante wat aandoen. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei dat hij mijn bankpas nodig had, omdat een vriend van hem geld over zou maken. Ze hebben het meerdere keren tegen mij gezegd. Ik was bang voor de gevolgen. Ik was bang dat ze mijn tante wat wilden aandoen. Omdat ik hen daadwerkelijk in staat achtte om hun bedreigingen uit te voeren, heb ik onder dwang mijn bankpas van de [bank] afgegeven. [medeverdachte] en [verdachte] waren samen, maar ik heb de pas daadwerkelijk aan [medeverdachte] gegeven. Ik zag dat [medeverdachte] de pas in zijn broekzak deed. Mijn bankrekening is gebruikt om geld op te storten. Door mijn bankpas konden ze inloggen op mijn internetbankieren en zodoende het geld weer door boeken. Omdat mijn bankrekening door de bank was geblokkeerd, zijn [medeverdachte] en [verdachte] op 18 januari 2019 weer bij mijn woning geweest. [medeverdachte] voerde voornamelijk het woord. Ik hoorde dat hij zei dat ik mijn rekening moest laten deblokkeren.
2. Een schriftelijk bescheiden, als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 1] , zijnde een overzicht van de bij- en afschrijvingen van de bankrekening ten name van [slachtoffer 1] in de periode van 7 januari 2019 tot en met 9 januari 2019, opgenomen op pagina 82 van het dossier, voor zover inhoudende:
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 1] , bij: 100,00
- 7 januari 2019, omschrijving: [verdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 75,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 2] , [rekeningnummer 3] , af: 25,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 3] : bij 66,95;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 4] , bij: 51,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 5] , bij: 66,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [verdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 67,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [verdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 66,50;
- 8 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 6] , bij: 90,00;
- 8 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 2] , [rekeningnummer 3] , af: 45,00
- 9 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 7] , bij: 50,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 8] , bij: 50,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [verdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 100,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 9] , bij: 80,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [verdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 80,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [verdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 25,00
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d.
4 februari 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ja het klopt dat er ook om 300 euro werd gevraagd. Dat werd door benadeelden op mijn bankrekening gestort, nadat deze bankrekening al door de bank geblokkeerd was. [medeverdachte] heeft onder dwang mijn pinpas gekregen. Ik heb dezelfde avond ook mijn bijbehorende pincode aan [medeverdachte] en [verdachte] afgestaan. Hierdoor konden zij internetbankieren en het wachtwoord veranderen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
1 februari 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 18 januari 2019 lag ik op bed in mijn woning te Burgum, toen ik hoorde dat er twee jongens binnen kwamen. Ik herkende [verdachte] . Achter [verdachte] liep een man die zich voorstelde als [medeverdachte] . Vrijwel direct hoorde ik [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] zeggen: "We willen driehonderd (300) euro van je hebben, nu!" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Anders pakken we je tante wel" of woorden van gelijke strekking. Dit zei hij op een dwingende toon met ligt verheven stem. Ik zag kort hierna die [medeverdachte] vertrekken. Ik zag dat hij direct naar de deur liep. [verdachte] herhaalde de exacte tekst als [medeverdachte] . Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Anders takelen we je tante toe" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Je tante is toch niet zo snel uit bed" of woorden van gelijke strekking. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij onder dwang zijn pinpas aan [verdachte] had gegeven, omdat hij mij wilde beschermen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van de aangifte van oplichting via Marktplaats door [bankcontact 6] nam ik op 4 februari 2019 contact op met de heer [contactpersoon] van het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting. Ik hoorde van [contactpersoon] dat hij via het rekeningnummer van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] uitkwam bij twee aangiftes. Dit was onder andere de aangifte van [bankcontact 6] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2019, opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 21 april 2019 nam ik de historische gegevens van [verdachte] en [vader medeverdachte] door. Op de rekeningafschriften van [slachtoffer 1] zie je dat er steeds door kopers, die denken dat ze iets via Marktplaats hebben gekocht, geld wordt overgemaakt naar het rekeningnummer van [slachtoffer 1] . Vervolgens wordt het bedrag wat is overgemaakt door deze kopers in één of diverse keren overgemaakt naar [verdachte] of [vader medeverdachte] , de vader van [medeverdachte] . Ook is te zien dat [verdachte] geld overmaakt naar het rekeningnummer van [bankcontact 2] en ook zijn de overboekingen van [slachtoffer 1] te zien;
7. Een schriftelijk bescheiden, zijnde een overzicht van rekeningnummer [rekeningnummer 3] , tenaamstelling [bankcontact 2] , opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier. Voor zover inhoudende:
pagina 121:
- 6 januari 2019, omschrijving: betaling van [verdachte] , [rekeningnummer 2] , bij: 30,00;
pagina 122:
- 7 januari 2019, omschrijving: betaling van [slachtoffer 1] , [rekeningnummer 1] , bij: 25,00;
- 8 januari 2019, omschrijving: betaling van [slachtoffer 1] , [rekeningnummer 1] [medeverdachte] , bij: 45,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: betaling van [verdachte] , [rekeningnummer 2] [medeverdachte] , bij: 30,00;
- 10 januari 2019, betaling van [verdachte] , [rekeningnummer 2] [medeverdachte] , bij: 10,00;
8. Een schriftelijk bescheiden, zijnde een overzicht van rekeningnummer [rekeningnummer 2] , tenaamstelling [verdachte] , opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
pagina 134:
- 7 januari 2019, omschrijving: Tikkie van [rekeningnummer 1] [slachtoffer 1] , bij: 66,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 2] [rekeningnummer 3] , af: 30,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: Tikkie Jj van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 67,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: Tikkie Jj van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 75,00;
- 8 januari 2019, omschrijving Tikkie Pokerstars van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 25,00;
pagina 135:
- 9 januari 2019, omschrijving: Tikkie Jj van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 80,00;
- 9 januari 2019, omschrijving [bankcontact 2] [rekeningnummer 3] , af: 30,00
- 9 januari 2019, omschrijving: Tikkie Poker van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 100,00;
- 10 januari 2019, omschrijving [bankcontact 2] [rekeningnummer 3] , af: 10,00.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte en zijn medeverdachte zijn op 4 januari 2019 gezamenlijk naar de woning van aangever [slachtoffer 1] en zijn tante gegaan. Uit de aangifte blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte op enig moment de bankpas met pincode van [slachtoffer 1] hebben opgeëist onder de bedreiging dat zij anders de tante van [slachtoffer 1] iets aan zouden doen en haar woning leeg zouden halen. [slachtoffer 1] vreesde voor de veiligheid van zijn gehandicapte tante en heeft als een gevolg van de dreigementen zijn bankpas aan de medeverdachte afgegeven. Daarnaast blijkt uit de aangifte dat [slachtoffer 1] ook de bijbehorende pincode aan de verdachten heeft afgegeven. Doordat verdachten over de bankpas met pincode van [slachtoffer 1] beschikten, konden zij inloggen op zijn account voor internetbankieren. Volgens [slachtoffer 1] wilden de verdachten zijn bankrekening gebruiken om geld op te laten storten. Uit de bankafschriften die [slachtoffer 1] bij zijn aangifte heeft gevoegd blijkt dat de bankrekening van [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk is gebruikt om geldbedragen op te doen storten. Daarbij valt op dat de gestorte geldbedragen vervolgens meestal direct werden overgeboekt naar de bankrekeningen van verdachte en van de vader van de medeverdachte. De medeverdachte had in die tijd geen eigen bankrekening en maakte gebruik van de bankrekening van zijn vader.
Uit onderzoek van de politie blijkt dat er steeds door kopers, die veronderstelden iets via Marktplaats te hebben gekocht, geld werd overgemaakt naar de bankrekening van [slachtoffer 1] . Uit de historische gegevens van de bankrekening van verdachte en de bankrekening van de vader van de medeverdachte, blijkt dat er meerdere malen geld is bijgeschreven vanaf de bankrekening van aangever [slachtoffer 1] . Opvallend is dat bij de omschrijving soms " [medeverdachte] " of " [medeverdachte] " wordt gegeven. Voorts blijkt uit de historische gegevens van de bankrekening van verdachte dat ook hij geld overmaakt naar de bankrekening van de vader van de medeverdachte, van welke bankrekening medeverdachte naar eigen zeggen in die tijd gebruik maakte. Voor al deze overboekingen geven beide verdachten geen aannemelijke of verifieerbare verklaring.
Nadat de bank de rekening van [slachtoffer 1] heeft geblokkeerd, zijn verdachte en zijn medeverdachte op 18 januari 2019 opnieuw gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer 1] en zijn tante gegaan. Van het gesprek tussen [slachtoffer 1] en de beide verdachten is de tante van [slachtoffer 1] , mevrouw [getuige 1] , getuige geweest. Zij zegt in haar verklaring dat er twee mannen binnenkwamen. De ene man herkende ze als [verdachte] , de andere man stelde zich voor als [medeverdachte] . Gelet op deze verklaring stelt de rechtbank vast dat verdachte, opnieuw samen met de medeverdachte, naar de woning van [slachtoffer 1] is gekomen. Voorts blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] dat beide mannen op dwingende toon hebben gezegd dat zij 300 euro van [slachtoffer 1] wilden hebben en dat zij [slachtoffer 1] dreigden dat zij zijn tante zouden pakken, als hij hen niet gaf wat ze eisten.
Op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn op grond waarvan de rechtbank ook de overtuiging heeft dat verdachte en zijn medeverdachte zich samen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2019, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 31 oktober 2018 bevond ik mij te Burgum. Ik zag dat [medeverdachte] op mij af kwam lopen en een dreigende houding aannam. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei: "je neemt je woorden terug of ik doe je wat aan". Ik zag dat [medeverdachte] nog dichter bij mij kwam staan, hij stond op ongeveer dertig centimeter van mij af. Ik hoorde dat hij zei: "als je hier melding van maakt dan weet ik je te vinden, dan prik ik je, ik maak je dood. Als ik er uit wordt gezet door jou dan weet ik je te vinden, dan maak ik je af". Ik zag dat [verdachte] achter het fornuis vandaan kwam en achter [medeverdachte] ging staan. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Ik weet je te vinden als je wat zegt, ik maak je af". Dit herhaalde hij nog een keer. Op dat moment pakte [medeverdachte] mij met twee handen bij mijn borst beet. Hij drukte mij achterover tegen de werkbank die achter mij stond. Ik hoorde dat [medeverdachte] nog een keer zei dat ik mijn woorden terug moest nemen. Door het gedrag en de woorden van beide mannen voelde ik mij echt bedreigd.
Omstreeks 00:30 uur die nacht, het was toen dus al donderdag, ging ik even buiten op een bankje zitten Ik zag dat [medeverdachte] voor mij langs liep. Ik zag dat [medeverdachte] zijn linker hand tot een vuist balde en omhoog bewoog. Ik voelde dat hij mij een klap op mijn hoofd gaf. Dit deed mij wel even pijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
5 februari 2019, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
De meeste bedreigingen kwamen van [verdachte] . [medeverdachte] was er bij om de bedreigingen kracht bij te zetten en druk te houden op [slachtoffer 2] . Hij stond er bij om [verdachte] te ondersteunen. Op het moment dat ze in de hoek van de keuken stonden zag ik dat [slachtoffer 2] zowel door [verdachte] als [medeverdachte] in de hoek werd geduwd. Ik hoorde dat volgens mij [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zei: "ik kan wel een mes pakken en jou hier neersteken" of woorden van gelijke strekking.
3. De door de getuige [getuige 3] ter terechtzitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zat in de woonkamer en hoorde consternatie in de keuken. [getuige 2] zag ik in de keuken zitten.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van aangever [slachtoffer 2] betrouwbaar acht. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] . De ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 3] heeft bevestigd dat [getuige 2] bij het incident in de keuken aanwezig was. Daarnaast hebben de verdachten aangegeven dat er op die dag een conflict tussen hen en aangever in de keuken heeft plaats gevonden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verklaring van aangever en de getuige [getuige 2] van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben in de keuken een woordenwisseling gekregen met aangever [slachtoffer 2] . Uit de verklaring van aangever blijkt dat daarbij zowel door verdachte als de medeverdachte bedreigingen zijn geuit. Getuige [getuige 2] was ten tijde van het conflict ook in de keuken aanwezig. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] maakt de rechtbank op dat de medeverdachte er bij stond en de bedreigingen van de verdachte kracht bij heeft gezet. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte en dat zij daarbij beiden bedreigingen hebben geuit.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde bedreiging in vereniging gepleegd bewezen.
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 18/24635-18 feit 1 en 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2018, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018319603 d.d. 10 december 2018, inhoudend als verklaring van [gemachtigde 1] , namens [vereniging 1] :
Op 5 april 2018 te Grijpskerk zag ik dat de deur van de kantine was geopend en dat de onderste ruit van de deur gebroken was. Aan de binnenzijde van deze deur is een cilinderslot met draaiknop. Ik zag in de kantine veel glasscherven liggen, met midden in deze glasscherven een stoeptegel. Er zijn geen goederen weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [gemachtigde 2] , namens [vereniging 2] Gerkesklooster:
Gisteren 4 april 2018 is het sportcomplex van [vereniging 2] te Gerkesklooster slotvast achter gelaten en het alarm ingeschakeld. Op 5 april 2019 zag ik op het sportcomplex dat een bovenraam bij de kleedkamers geforceerd was en braakschade bevatte. Binnen zag ik dat een deur naar de berging waar de kluis staat geforceerd was. Ik zag dat het geld uit de kluis was weggenomen. Er zat circa 600 euro in de kluis. Ik zag in de kantine dat er een raampje was geforceerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 april 2018, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 5 april 2018 is door ons onderzoek verricht in een sportcomplex te Grijpskerk. Wij zagen dat in de onderste ruit van de linker voordeur een gat zat. De deur was aan de binnenzijde afgesloten middels een draaislot. Binnen zagen wij meerdere glasscherven en een halve stoeptegel liggen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de dader de stoeptegel gebruik om de deur te breken en middels handreiking de deur te openen. Wij zagen op de slotplaat aan de binnenzijde een bloedspoor. Ik verbalisant [verbalisant 2] heb dit bloed veiliggesteld en voorzien van SIN AALH5776NL.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 19 april 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Door mij werd op 5 april 2018 onderzoek verricht in een sportcomplex van [vereniging 2] te Gerkesklooster. Ik zag dat de raamuitzetter geforceerd was. Binnen zag ik een barkruk onder het geforceerde raam liggen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de dader dit raam geforceerd en vervolgens door het raam geklommen om toegang te verkrijgen tot het pand, waarbij de barkruk is gevallen. Ik zag dat de deur, die toegang biedt tot de bergingsruimte, geforceerd was. In de aangrenzende ruimte van het kantinegedeelte zag ik lockers staan. Op de vierde locker van bovenaf geteld, zag ik een bloedspoor op de buitenzijde van de locker. Ik heb dit bloedspoor veiliggesteld en voorzien van SIN AALH5956NL. Op de muur, aan de linkerzijde van de locker en ter hoogte van de vierde locker zag ik een bloedspoor. Ik heb dit bloedspoor veiliggesteld en voorzien van SIN AALH5955NL. Naar alle waarschijnlijkheid is het bloedspoor afkomstig van de dader en is het bloedspoor gezet tijdens het doorzoeken van de lockers.
5. Een NFI rapport nr. 2018.04.13.124 d.d. 26 april 2018, opgemaakt door ing. S. Tuinman, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van die Tuinman:
SIN AALH5776NL, bloed, DNA-profiel van een man, celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , matchkans: kleiner dan één op één miljard.
6. Een NFI rapport nr. 2018.04.13.125 d.d. 26 april 2018, opgemaakt door ing. S. Tuinman, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van die Tuinman:
SINAALH5955NL, bloed, DNA-profiel van een man, celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , matchkans: kleiner dan één op één miljard.
SINAALH5956NL, bloed, DNA-profiel van een man, celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , matchkans: kleiner dan één op één miljard.
De rechtbank overweegt als volgt:
ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het aangetroffen bloedspoor in de voetbalkantine van [vereniging 1] een daderspoor is. Deze vaststelling baseert de rechtbank op het feit dat, zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, het bloed kort na de (poging tot) inbraak werd aangetroffen en dat het bloed zich bevond op een niet verplaatsbaar object, namelijk op de slotplaat aan de binnenzijde van de deur. Gelet op de plaats waar het bloed is aangetroffen, acht de rechtbank het aannemelijk dat de dader, na het forceren van het raam en het door middel van handreiking openen van de deur gewond is geraakt en dientengevolge bloed heeft verloren.
ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het aangetroffen bloedspoor in het pand van [vereniging 2] te Gerkesklooster een daderspoor is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen, zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, dat het bloed kort na de inbraak werd aangetroffen en dat het bloed zich bevond op een niet verplaatsbaar object, namelijk op de buitenzijde van een locker en op de muur naast de lockers. Gelet op de plaatsen waar het bloed is aangetroffen en het feit dat de lockers kort voor de inbraak nog zijn schoon gemaakt, acht de rechtbank het aannemelijk dat de dader, vermoedelijk bij de eerdere (poging tot) inbraak in Grijpskerk, gewond is geraakt en daardoor bloed heeft verloren.
Ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank stelt vast dat de kans dat de bloedsporen die zijn aangetroffen in de panden van de voetbalverenigingen in Grijpskerk en Gerkesklooster beide afkomstig zijn van verdachte zeer groot is en dat de gevonden match met de verdachte in dit geval een sterke bewijskracht heeft. Het NFI heeft immers vastgesteld dat de monsters celmateriaal bevatten van één man en dat de kans dat een willekeurig gekozen ander persoon hetzelfde DNA-profiel heeft kleiner is dan één op één miljard.
Verdachte ontkent weliswaar de inbraken te hebben gepleegd, maar geeft geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van de aangetroffen bloedsporen, die zou kunnen leiden tot het oordeel dat het bloed niet van verdachte afkomstig is, dan wel dat het geen daderspoor betreft. Evenmin is dit op andere wijze aannemelijk geworden. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte de (poging tot) inbraak, respectievelijk de voltooide inbraak bij de voetbalverenigingen in Grijpskerk en Gerkesklooster heeft gepleegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangiftes en de processen-verbaal sporenonderzoek voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren om tot een bewezenverklaring van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde te komen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1. en 2. en parketnummer 18/246350-18 1. primair en 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 4 januari 2019 tot en met 18 januari 2019 te Burgum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas van de [bank] en de daarbij behorende pincode, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader,
  • meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze zijn bankpas wilden hebben en als hij dat niet deed dat ze dan zijn tante wat aan zouden doen en het huis van zijn tante zouden leeg halen, althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
  • die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd/gesommeerd: "We willen driehonderd euro van je hebben nu!" en "Anders pakken we je tante wel." en "Anders takelen we je tante toe." en "Je tante is toch niet zo snel uit bed." althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
2.
hij op 31 oktober 2018 te Burgum, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: "Je neemt je woorden terug of ik doe je wat aan." en "Als je hier melding van maakt dat weet ik je te vinden, dan prik ik je, ik maak je dood. Als ik er uit gezet wordt door jou dan weet ik je te vinden dan maak ik je af." en "Je hebt me vals beschuldigd . Ik weet je te vinden als je wat zegt, ik maak je af." en "Ik kan wel een mes pakken en jou hier neersteken.", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
parketnummer 18/246350-18
1. primair:
hij op 5 april 2018, te Grijpskerk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, toebehorende aan [vereniging 1] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met een tegel, een ruit van een deur in te gooien en door de ontstane opening het slot van de deur open te draaien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 4 april 2018 en 5 april 2018, te Gerkesklooster,
geld (600,00 euro), toebehorende aan [vereniging 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen geld (600 euro) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Parketnummer 18/246350-18
1. primair Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. en 2. en parketnummer 18/246350-18 feit 1. primair en 2. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en begeleid wonen bij Jan Arends in Groningen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1. en 2. vrijspraak gepleit. Ten aanzien van parketnummer 18/246350-18 feit 1. en 2. heeft de raadsman gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het belangrijk is dat verdachte zijn leven weer op de rit krijgt met een vaste woonplek en een baan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan medeplegen van afpersing. Hij is samen met zijn medeverdachte naar de woning van het slachtoffer gegaan om diens bankpas met pincode op te eisen, onder bedreiging dat ze anders zijn gehandicapte tante iets aan zouden doen. Op de bankrekening van het slachtoffer werd dan geld overgemaakt door mensen die via Marktplaats waren opgelicht. Vervolgens werd dat geld door verdachte en zijn medeverdachte met behulp van de bankpas en pincode overgemaakt naar een andere rekening. Voor het slachtoffer en zijn tante moet dit feit een beangstigende ervaring zijn geweest, te meer omdat het in hun eigen woning is gebeurd en de tante, bij wie het slachtoffer in huis woont, gehandicapt is. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen van bedreiging van een medebewoner bij de opvanglocatie waar verdachte en zijn mededader eerder hebben verbleven. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van deze medebewoner. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een (poging tot) inbraak bij de voetbalverenigingen van Grijpskerk en Gerkesklooster. Door zich schuldig te maken aan deze strafbare feiten heeft verdachte niet alleen veel schade en overlast voor de verenigingen veroorzaakt, maar draagt hij ook bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in het algemeen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vanaf zijn jeugd
veelvuldig in beeld komt bij politie en justitie, waarbij een delictpatroon opvalt op het gebied van vermogens- en in mindere mate geweldsdelicten. Daarnaast liep verdachte nog in een proeftijd van een voorwaardelijke straf.
Blijkens het reclasseringsrapport signaleert de reclassering diverse problemen die een risico verhogende invloed kunnen hebben. Verdachte heeft al geruime tijd geen beschikking over een eigen woonruimte, er is sprake van financiële problemen en een zinvolle dagbesteding ontbreekt. Voorts is er geen sprake van een positief netwerk. Geen van de tot dusver ondernomen pogingen om door middel van een gedwongen kader te interveniëren hebben geleid tot enig resultaat, omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. Desondanks heeft verdachte - zo stelt de reclassering - aangegeven thans wel gemotiveerd te zijn voor plaatsing in een begeleide woonvorm, om vandaaruit zelfstandig te gaan wonen. De reclassering adviseert de rechtbank om die reden om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en begeleid wonen of maatschappelijke zorg.
Net als de officier van justitie acht de rechtbank een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Zulks omdat verdachte gemotiveerd lijkt om zijn leven weer op de rails te krijgen, zal de rechtbank verdachte een kans geven om dit te laten zien.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden.

Benadeelde partij

[vereniging 2] (vertegenwoordiger [gemachtigde 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 912,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in geval verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde, subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het bedrag in de kluis niet is onderbouwd met bijvoorbeeld een uitdraai uit het kassasysteem.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden tot een bedrag van € 250,00, als rechtstreeks gevolg van het onder parketnummer 18/246350-18 feit 2. bewezen verklaarde. Ten aanzien van de schade betreffende de inhoud van de kluis overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 600,00 heeft weggenomen, zoals opgenomen in de tenlastelegging. Nu de benadeelde partij geen onderbouwing heeft gegeven, waaruit blijkt dat zich in de kluis een hoger dan het bewezenverklaarde bedrag bevond, ziet de rechtbank geen aanleiding om het meer gevorderde toe te wijzen.
De vordering van de benadeelde partij zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
€ 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 28 oktober 2016 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op
12 november 2016. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 juli 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen aanleiding om in plaats daarvan een taakstraf te gelasten, zoals verzocht door de raadsman.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 285, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. en het onder parketnummer 18/246350-18 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na zijn detentie zal melden bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden (of in de regio waar hij zich direct na zijn detentie zal gaan vestigen) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat, gedurende de proeftijd van drie jaren, nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Ten aanzien van parketnummer 18/246350-18, feit 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[vereniging 2] te Gerkeskloostertoe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
850,00(zegge: achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [vereniging 2] te Gerkesklooster voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [vereniging 2] te Gerkesklooster te betalen een bedrag van € 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [vereniging 2] te Gerkesklooster daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/155241-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 28 oktober 2016, te weten:
2 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2019.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.