Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. De verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] zijn tegenstrijdig en verschillen op essentiële onderdelen van elkaar: het begin van het incident en wanneer het incident zou hebben plaatsgevonden, wat er is gezegd en wat er is afgegeven en wie er nog in de kamer aanwezig waren. Deze verklaringen kunnen om die reden niet voor het bewijs gebezigd worden. Daarnaast komt het door de getuige [getuige 1] gegeven signalement totaal niet overeen met dat van verdachte. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde geldt hetzelfde, nu aangever en getuige [getuige 2] tegenstrijdig verklaren. Verdachte was weliswaar bij het incident aanwezig maar de ontkennende verklaring van verdachte wordt niet, dan wel onvoldoende, weerlegd zodat verdachte ook van dit feit moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het tikje waarover getuige [getuige 3] verklaart niet rijmt met de verklaring van aangever dat verdachte zou hebben gestompt met zijn vuist. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken, omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld wat verdachte zou hebben gedaan.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , nu de verklaring van aangever wordt ondersteund door bankafschriften in het dossier waaruit blijkt dat er in de periode 7 tot 9 januari 2019 diverse bedragen op de bankrekening van aangever binnen zijn gekomen en deze bedragen vervolgens - al dan niet gedeeltelijk - zijn overgemaakt naar de bankrekeningen van de vader van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft verklaard in die tijd geen eigen bankrekening te hebben en als er geld naar hem over moest worden gemaakt dit moest via de bankrekening van zijn vader. Ook ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 1] , nu deze verklaring grotendeels overeen komt met de verklaring van aangever dat verdachte en zijn medeverdachte, nadat de bankrekening van aangever door de bank was geblokkeerd, op 18 januari 2019 opnieuw naar de woning van aangever zijn gekomen om er bij hem op aan te dringen om zijn bankrekening weer te deblokkeren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verklaringen van aangever en de getuige van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 juli 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had in die tijd geen eigen bankrekening. Als er geld naar mij over werd gemaakt, moest dat via de bankrekening van mijn vader.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlage) d.d.
1 februari 2019, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019099172 d.d. 20 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op vrijdag 04 januari 2019 kwamen [verdachte 1] en [medeverdachte] bij mijn woning te Burgum. Ik hoorde dat [verdachte 1] zei dat hij mijn bankpas wilde. [verdachte 1] begon hiermee, maar [medeverdachte] vulde hem aan. Als ik de bankpas niet gaf dan zouden ze het huis van mijn tante leeghalen en zouden ze mijn tante wat aandoen. Ik hoorde dat [verdachte 1] zei dat hij mijn bankpas nodig had, omdat een vriend van hem geld over zou maken. Ze hebben het meerdere keren tegen mij gezegd. Ik was bang voor de gevolgen. Ik was bang dat ze mijn tante wat wilden aandoen. Omdat ik hen daadwerkelijk in staat achtte om hun bedreigingen uit te voeren, heb ik onder dwang mijn bankpas van de Rabobank afgegeven. [verdachte 1] en [medeverdachte] waren samen, maar ik heb de pas daadwerkelijk aan [verdachte 1] gegeven. Ik zag dat [verdachte 1] de pas in zijn broekzak deed. Mijn bankrekening is gebruikt om geld op te storten. Door mijn bankpas konden ze inloggen op mijn internetbankieren en zodoende het geld weer door boeken. Omdat mijn bankrekening door de bank was geblokkeerd, zijn [verdachte 1] en [medeverdachte] op 18 januari 2019 weer bij mijn woning geweest. [verdachte 1] voerde voornamelijk het woord. Ik hoorde dat hij zei dat ik mijn rekening moest laten deblokkeren.
3. Een schriftelijk bescheiden, als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 1] , zijnde een overzicht van de bij- en afschrijvingen van de bankrekening ten name van [slachtoffer 1] in de periode van 7 januari 2019 tot en met 9 januari 2019, opgenomen op pagina 82 van het dossier, voor zover inhoudende:
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 1] , bij: 100,00
- 7 januari 2019, omschrijving: [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 75,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 2] , [rekeningnummer 3] , af: 25,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 3] : bij 66,95;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 4] , bij: 51,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 5] , bij: 66,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 67,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 66,50;
- 8 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 6] , bij: 90,00;
- 8 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 2] , [rekeningnummer 3] , af: 45,00
- 9 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 7] , bij: 50,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 8] , bij: 50,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 100,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 9] , bij: 80,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 80,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , af: 25,00.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d.
4 februari 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ja het klopt dat er ook om 300 euro werd gevraagd. Dat werd door benadeelden op mijn bankrekening gestort, nadat deze bankrekening al door de bank geblokkeerd was. [verdachte 1] heeft onder dwang mijn pinpas gekregen. Ik heb dezelfde avond ook mijn bijbehorende pincode aan [verdachte 1] en [medeverdachte] afgestaan. Hierdoor konden zij internetbankieren en het wachtwoord veranderen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
1 februari 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 18 januari 2019 lag ik op bed in mijn woning te Burgum, toen ik hoorde dat er twee jongens binnen kwamen. Ik herkende [medeverdachte] . Achter [medeverdachte] liep een man die zich voorstelde als [verdachte 1] . Vrijwel direct hoorde ik [verdachte 1] tegen [slachtoffer 1] zeggen: "We willen driehonderd (300) euro van je hebben, nu!" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde [verdachte 1] zeggen: "Anders pakken we je tante wel" of woorden van gelijke strekking. Dit zei hij op een dwingende toon met ligt verheven stem. Ik zag kort hierna die [verdachte 1] vertrekken. Ik zag dat hij direct naar de deur liep. [medeverdachte] herhaalde de exacte tekst als [verdachte 1] . Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Anders takelen we je tante toe" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Je tante is toch niet zo snel uit bed" of woorden van gelijke strekking. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij onder dwang zijn pinpas aan [medeverdachte] had gegeven, omdat hij mij wilde beschermen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Naar aanleiding van de aangifte van oplichting via Marktplaats door [bankcontact 6] nam ik op 4 februari 2019 contact op met de heer [contactpersoon] van het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting. Ik hoorde van [contactpersoon] dat hij via het rekeningnummer van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] uitkwam bij twee aangiftes. Dit was onder andere de aangifte van [bankcontact 6] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2019, opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 21 april 2019 nam ik de historische gegevens van [medeverdachte] en [vader verdachte] door. Op de rekeningafschriften van [slachtoffer 1] zie je dat er steeds door kopers, die denken dat ze iets via Marktplaats hebben gekocht, geld wordt overgemaakt naar het rekeningnummer van [slachtoffer 1] . Vervolgens wordt het bedrag wat is overgemaakt door deze kopers in één of diverse keren overgemaakt naar [medeverdachte] of [vader verdachte] , de vader van [verdachte 1] . Ook is te zien dat [medeverdachte] geld overmaakt naar het rekeningnummer van [bankcontact 2] en ook zijn de overboekingen van [slachtoffer 1] te zien;
8. Een schriftelijk bescheiden, zijnde een overzicht van rekeningnummer [rekeningnummer 3] , tenaamstelling [bankcontact 2] , opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier. Voor zover inhoudende:
- 6 januari 2019, omschrijving: betaling van [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] , bij: 30,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: betaling van [slachtoffer 1] , [rekeningnummer 1] , bij: 25,00;
- 8 januari 2019, omschrijving: betaling van [slachtoffer 1] , [rekeningnummer 1] [verdachte 1] , bij: 45,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: betaling van [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] [verdachte 1] , bij: 30,00;
- 10 januari 2019, betaling van [medeverdachte] , [rekeningnummer 2] [verdachte 1] , bij: 10,00;
9. Een schriftelijk bescheiden, zijnde een overzicht van rekeningnummer [rekeningnummer 2] , tenaamstelling [medeverdachte] , opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
- 7 januari 2019, omschrijving: Tikkie van [rekeningnummer 1] [slachtoffer 1] , bij: 66,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: [bankcontact 2] [rekeningnummer 3] , af: 30,00;
- 7 januari 2019, omschrijving: Tikkie Jj, van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 67,50;
- 7 januari 2019, omschrijving: Tikkie Jj, van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 75,00;
- 8 januari 2019, omschrijving Tikkie Pokerstars, van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 25,00;
- 9 januari 2019, omschrijving: Tikkie Jj, van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 80,00;
- 9 januari 2019, omschrijving [bankcontact 2] [rekeningnummer 3] , af: 30,00
- 9 januari 2019, omschrijving: Tikkie Poker, van [slachtoffer 1] [rekeningnummer 1] , bij: 100,00;
- 10 januari 2019, omschrijving [bankcontact 2] [rekeningnummer 3] , af: 10,00
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte en zijn medeverdachte zijn op 4 januari 2019 gezamenlijk naar de woning van aangever [slachtoffer 1] en zijn tante gegaan. Uit de aangifte blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte op enig moment de bankpas met pincode van [slachtoffer 1] hebben opgeëist onder de bedreiging dat zij anders de tante van [slachtoffer 1] iets aan zouden doen en haar woning leeg zouden halen. [slachtoffer 1] vreesde voor de veiligheid van zijn gehandicapte tante en heeft als een gevolg van de dreigementen zijn bankpas aan verdachte afgegeven. Daarnaast blijkt uit de aangifte dat [slachtoffer 1] ook de bijbehorende pincode aan de verdachten heeft afgegeven. Doordat verdachten over de bankpas met pincode van [slachtoffer 1] beschikten, konden zij inloggen op [slachtoffer 1] account voor internetbankieren. Volgens [slachtoffer 1] wilden de verdachten zijn bankrekening gebruiken om geld op te laten storten. Uit de bankafschriften die [slachtoffer 1] bij zijn aangifte heeft gevoegd blijkt dat de bankrekening van [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk is gebruikt om geldbedragen op te doen storten. Daarbij valt op dat de gestorte geldbedragen vervolgens meestal direct werden overgeboekt naar de bankrekeningen van de medeverdachte [medeverdachte] en van de vader van de verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in die tijd geen eigen bankrekening had en gebruik maakte van de bankrekening van zijn vader.
Uit onderzoek van de politie blijkt dat er steeds door kopers, die veronderstelden iets via Marktplaats te hebben gekocht, geld werd overgemaakt naar de bankrekening van [slachtoffer 1] . Uit de historische gegevens van de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] en de bankrekening van de vader van verdachte blijkt dat er meerdere malen geld is bijgeschreven vanaf de bankrekening van aangever [slachtoffer 1] . Opvallend is dat bij de omschrijving soms " [verdachte 1] " of " [verdachte 1] " staat vermeld. Voorts blijkt uit de historische gegevens van de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] dat ook hij geld overmaakte naar de bankrekening van de vader van verdachte, van welke bankrekening verdachte, naar eigen zeggen in die tijd gebruik maakte. Voor al deze overboekingen geven de verdachten geen aannemelijke of verifieerbare verklaring.
Nadat de bank de rekening van [slachtoffer 1] heeft geblokkeerd, zijn verdachte en zijn medeverdachte op 18 januari 2019 opnieuw gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer 1] en zijn tante gegaan. Van het gesprek tussen [slachtoffer 1] en de beide verdachten is de tante van [slachtoffer 1] , mevrouw [getuige 1] , getuige geweest. Zij zegt in haar verklaring dat er twee mannen binnen kwamen. De ene man herkende ze als [medeverdachte] , de andere man stelde zich voor als [verdachte 1] . Gelet op deze verklaring stelt de rechtbank vast dat het verdachte was, die opnieuw samen met de medeverdachte, naar de woning van [slachtoffer 1] is gekomen. Voorts blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] dat beide mannen op dwingende toon hebben gezegd dat zij 300 euro van [slachtoffer 1] wilden hebben en dat zij [slachtoffer 1] dreigden dat zij zijn tante zouden pakken als hij hen niet gaf wat ze eisten.
Op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn op grond waarvan de rechtbank ook de overtuiging heeft dat verdachte en zijn medeverdachte zich samen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2019, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 31 oktober 2018 bevond ik mij te Burgum. Ik zag dat [verdachte 1] op mij af kwam lopen en een dreigende houding aannam. Ik hoorde dat [verdachte 1] zei: "je neemt je woorden terug of ik doe je wat aan". Ik zag dat [verdachte 1] nog dichter bij mij kwam staan, hij stond op ongeveer dertig centimeter van mij af. Ik hoorde dat hij zei: "als je hier melding van maakt dan weet ik je te vinden, dan prik ik je, ik maak je dood. Als ik er uit wordt gezet door jou dan weet ik je te vinden, dan maak ik je af". Ik zag dat [medeverdachte] achter het fornuis vandaan kwam en achter [verdachte 1] ging staan. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei: "Ik weet je te vinden als je wat zegt, ik maak je af". Dit herhaalde hij nog een keer. Op dat moment pakte [verdachte 1] mij met twee handen bij mijn borst beet. Hij drukte mij achterover tegen de werkbank die achter mij stond. Ik hoorde dat [verdachte 1] nog een keer zei dat ik mijn woorden terug moest nemen. Door het gedrag en de woorden van beide mannen voelde ik mij echt bedreigd.
Omstreeks 00:30 uur die nacht, het was toen dus al donderdag, ging ik even buiten op een bankje zitten Ik zag dat [verdachte 1] voor mij langs liep. Ik zag dat [verdachte 1] zijn linker hand tot een vuist balde en omhoog bewoog. Ik voelde dat hij mij een klap op mijn hoofd gaf. Dit deed mij wel even pijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
5 februari 2019, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
De meeste bedreigingen kwamen van [medeverdachte] . [verdachte 1] was er bij om de bedreigingen kracht bij te zetten en druk te houden op Edward. Hij stond er bij om [medeverdachte] te ondersteunen. Op het moment dat ze in de hoek van de keuken stonden zag ik dat Edward zowel door [medeverdachte] als [verdachte 1] in de hoek werd geduwd. Ik hoorde dat volgens mij [medeverdachte] tegen Edward zei: "ik kan wel een mes pakken en jou hier neersteken" of woorden van gelijke strekking.
3. De door de getuige [getuige 4] ter terechtzitting afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zat in de woonkamer en hoorde consternatie in de keuken. [getuige 2] zag ik in de keuken zitten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 februari 2019, opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik zag dat [verdachte 1] [slachtoffer 2] een tikje op zijn hoofd gaf.
feit 2
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van aangever [slachtoffer 2] betrouwbaar acht. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] . De ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 4] heeft bevestigd dat [getuige 2] bij het incident in de keuken aanwezig was. Daarnaast hebben de verdachten aangegeven dat er op die dag een conflict tussen hen en aangever in de keuken heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verklaring van aangever en de getuige [getuige 2] van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben in de keuken een woordenwisseling gekregen met aangever [slachtoffer 2] . Uit de verklaring van aangever blijkt dat daarbij zowel door verdachte als de medeverdachte bedreigingen zijn geuit. Getuige [getuige 2] was ten tijde van het conflict ook in de keuken aanwezig. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] maakt de rechtbank op dat verdachte er bij stond en de bedreigingen van de medeverdachte kracht bij heeft gezet. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte en dat zij daarbij beiden bedreigingen hebben geuit.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde bedreiging in vereniging gepleegd bewezen.
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 3
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt. Aangever verklaart dat verdachte hem een klap tegen zijn hoofd gaf. Hij voelde daarna pijn. Dat verdachte een klap heeft uitgedeeld wordt bevestigd door de getuige [getuige 3] . Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.