ECLI:NL:RBNNE:2019:3920

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
18/740009-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor diefstal met geweld en bedreiging met een mes door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een mobiele telefoon en bedreiging met een mes. De verdachte heeft deze feiten gepleegd terwijl hij onder toezicht stond in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, ondanks de duidelijke kaders, opnieuw ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank legt een jeugddetentie op van 202 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een behandeling en verblijf bij De Catamaran, een forensische kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740009-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/037055-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/740016-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in De Catamaran, [straatnaam], [verblijfsplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 8 augustus 2019 en 22 augustus 2019.
De verdachte is beide zittingen verschenen en bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is op beide terechtzittingen vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 februari 2019 te Dronryp, (althans) in de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (de Tsjerkebuorren), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone SE), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (met kracht en/of de vuist) tegen de kaak/het gezicht heeft geslagen en/of (daarmee) naar de grond heeft gewerkt/geslagen en/of (vervolgens) boven op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of die [slachtoffer 1] met een of beide hand(en) om/bij de keel heeft gegrepen en/of de keel (vervolgens) heeft dicht geknepen/gedrukt en/of (daarbij) (meermalen) aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat hij zijn telefoon aan hem, verdachte, moest geven en/of dat hij,
verdachte, hem de tanden uit de mond zou slaan (als hij niet mee zou lopen richting het witte bruggetje), althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 februari 2019 te Dronryp, (althans) in de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone SE), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (met kracht en/of de vuist) tegen de kaak/het gezicht heeft geslagen en/of (daarmee) naar de grond heeft gewerkt/geslagen en/of (vervolgens) boven op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of die [slachtoffer 1] met een of beide hand(en) om/bij de keel heeft gegrepen en/of de keel (vervolgens) heeft dicht geknepen/gedrukt en/of (daarbij) (meermalen) aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat hij zijn telefoon aan hem, verdachte, moest geven en/of dat hij, verdachte, hem de tanden uit de mond zou slaan (als hij niet mee zou lopen richting het witte bruggetje), althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te of bij Berltsum, (althans) in de gemeente Waadhoeke,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de richting en/of dichtbij (de keel van) die [slachtoffer 2] te houden en/of (meermalen) met dat/een (op een) mes (gelijkend voorwerp) stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van (de keel van) die [slachtoffer 2] te maken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1. primair of 1. subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1. primair en 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 9 februari 2019 te Dronryp, in de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, Iphone SE, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] tegen de kaak heeft geslagen en naar de grond heeft gewerkt en vervolgens boven op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en die [slachtoffer 1] met een hand bij de keel heeft gegrepen en de keel vervolgens heeft dicht geknepen/gedrukt en daarbij meermalen aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij zijn telefoon aan hem, verdachte, moest geven en dat hij, verdachte, hem de tanden uit de mond zou slaan als hij niet richting het witte bruggetje zou lopen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij op 28 maart 2019 bij Berltsum, in de gemeente Waadhoeke, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meermalen een mes in de richting van en dichtbij de keel van die [slachtoffer 2] te houden en meermalen met dat mes stekende en zwaaiende bewegingen in de richting van de keel van die [slachtoffer 2] te maken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1. primair en 2. wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 201 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een behandeling en verblijf bij Catamaran te Eindhoven of een soortgelijke forensische kliniek voor de duur van maximaal 12 maanden, een middelenverbod en het meewerken aan controles op dit verbod, een contactverbod met [naam 1], een meldplicht bij de jeugdreclassering van het Regiecentrum, welke eventueel over gedragen kan worden naar Eindhoven, ITB Harde Kern voor de duur van twee keer zes maanden, waarvan de eerste zes maanden met elektronische controle, of zoveel korter als de reclassering dit nodig acht, alsmede, indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht een ambulante behandeling na afloop van de klinische behandeling. De officier van justitie heeft gevorderd deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een klinische opname bij de Catamaran voor de duur van maximaal 12 maanden, waarbij het gesloten gedeelte maximaal zes maanden mag duren, een aansluitende ambulante behandelverplichting indien geïndiceerd, een middelenverbod met controle, ITB Harde Kern voor twee maal zes maanden en de verplichting tot het volgen van school, dan wel het hebben van dagbesteding. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in het voorstel van de officier van justitie ten aanzien van de duur van de voorwaardelijke straf en heeft verzocht de conclusies van de psychiater en de psycholoog dat er sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid over te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Accare d.d. 26 april 2019, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 1 augustus 2019, het rapport van de psychiater dhr. H.C. Basaran d.d. 9 juli 2019, het rapport van de psycholoog mw. drs. A.M.I. Peelen d.d. 1 juli 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld van een telefoon en een bedreiging met een mes. De diefstal van de telefoon was door verdachte en zijn mededader tevoren gepland. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer doelbewust naar een afgesproken locatie gelokt, waar verdachte het slachtoffer heeft geslagen en vervolgens besprongen waardoor deze op de grond terecht kwam. Verdachte heeft de keel van het slachtoffer dichtgedrukt en dreigende woorden geuit, waarna hij er met de telefoon van het slachtoffer vandoor is gegaan. Over de bedreiging met een mes heeft verdachte verklaard dat hij het mes heeft uitgeklapt als grapje. Beide feiten hebben een diepe indruk gemaakt op de slachtoffers, zoals ten aanzien van de bedreiging met het mes ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2]. Dergelijke feiten veroorzaken in het algemeen angst en onrust in de samenleving. Daar komt bij dat verdachte deze feiten heeft gepleegd terwijl hij in twee proeftijden liep, onder meer van een voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen. De diefstal met geweld van de telefoon heeft verdachte gepleegd tijdens het half uur dat hij onbegeleid door mocht brengen in het kader van een weekendverlof bij zijn ouders. Hij werkte in de periode toe naar terugkeer naar huis vanuit de gesloten jeugdzorg. Ondanks de duidelijke kaders en de dreiging van een jeugddetentie, heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Als reactie op de bewezenverklaarde feiten is een jeugddetentie het uitgangspunt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de eis van de officier van justitie als uitgangspunt genomen. Opgemerkt dient daarbij te worden dat verdachte in de berekening van de rechtbank, evenals in de berekening van de raadsvrouw, één dag langer in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 26 augustus 2019 geschorst, zodat verdachte op deze datum opgenomen kon worden bij De Catamaran in Eindhoven.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben geadviseerd de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen omdat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis en een ernstige normoverschrijdende gedragsstoornis. De rechtbank neemt de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is over. De psychiater acht het recidiverisico matig tot hoog en de psycholoog schat het recidiverisico hoog in.
Uit de rapportages, alsook uit hetgeen de deskundigen op de terechtzittingen naar voren hebben gebracht, blijkt dat verdachte behandeling nodig heeft. De rechtbank acht het voor de persoonlijke ontwikkeling van verdachte, alsook ter voorkoming van recidive in de toekomst, belangrijk dat verdachte behandeld zal worden. Dit is reeds ingezet nu verdachte op 26 augustus 2019 is gestart met de klinische opname bij De Catamaran in Eindhoven. De rechtbank zal verdachte geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen, nu dit het traject van behandeling zal doorkruisen. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank verdachte nog wel een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, met daaraan de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden, aangevuld met een ambulante behandeling aansluitend aan de klinische opname, alsook een elektronische controle voor de maximale duur van zes maanden (de eerste zes maanden van de ITB-Harde Kern), indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ter terechtzitting is door de deskundigen verklaard dat de verwachting is dat behandeling bij De Catamaran maximaal één jaar zal duren. De rechtbank laat het aan de reclassering om te bepalen hoe lang binnen dat jaar de gesloten behandeling bij De Catamaran moet duren en gaat er vanuit dat dit niet langer zal duren dan de behandelaar(s) dat noodzakelijk acht(en). Ten aanzien van de door de raadsvrouw bepleite voorwaarde betreffende schoolgang en dagbesteding acht de rechtbank oplegging daarvan niet nodig, nu zij er van uitgaat dat deze voorwaarde in de te stellen kaders van de ITB Harde Kern besloten ligt.
Gelet op de ernst van de gepleegde strafbare (gewelds)feiten, het vastgestelde recidivegevaar en de omstandigheid dat niet duidelijk is waarom verdachte dergelijke strafbare feiten heeft gepleegd, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden die zien op het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie dadelijk uitvoerbaar verklaren. Aan de wettelijke voorwaarde daarvoor is voldaan.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 202 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarbij bijzondere voorwaarden passend en oplegging daarvan geboden.

Benadeelde partij, ten aanzien van feit 2

[slachtoffer 2], wettelijk vertegenwoordigd door [naam 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht om naar redelijkheid en billijkheid het smartengeld te bepalen en voor dat bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Door dhr. [naam 3] van Slachtofferhulp Nederland is in de bij de vordering tot schadevergoeding aangehechte brief aangegeven dat hij de benadeelde partij heeft geadviseerd € 425,00 aan smartengeld te verzoeken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor een bedrag van € 425,00 en de vervangende jeugddetentie op nul dagen te bepalen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij het aan de beoordeling van de rechtbank laat of de rechtbank een beslissing moet nemen op de vordering van de benadeelde partij. Ten aanzien van de aangehaalde vergelijkbare zaak heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er in die zaak een meer bedreigende situatie was dan in de onderhavige zaak en dat een ander bedrag redelijker is. Ten aanzien van de vervangende hechtenis heeft de raadsvrouw bepleit deze op nul dagen te bepalen nu het een minderjarige betreft.
Oordeel van de rechtbank
Nu de benadeelde partij geen schadebedrag heeft gevorderd zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt echter vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar civielrechtelijke criteria aansprakelijk is voor de schade die hij door het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft veroorzaakt. Dat de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaart, staat er niet aan in de weg dat de rechtbank verdachte ter vergoeding van de veroorzaakte schade, de schadevergoedingsmaatregel oplegt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde. De rechtbank kan zich vinden in de door dhr. [naam 3] aangehaalde zaak, waarin ook sprake was van een bedreiging met een mes. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 425,00.
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en zal die opleggen voor een bedrag van € 425,00. De rechtbank stelt de vervangende jeugddetentie vast op nul dagen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling, parketnummer 18/037055-18

Bij onherroepelijk vonnis van 15 mei 2018 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 mei 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 24 juli 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de werkstraf reeds door verdachte is verricht.
Oordeel van de rechtbank
De onderhavige vordering na voorwaardelijke veroordeling is reeds bij vonnis van 16 oktober 2018 toegewezen en verdachte heeft de werkstraf verricht. De rechtbank verklaart de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling, parketnummer 18/740016-18

Bij onherroepelijk vonnis van 16 oktober 2018 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie voor de duur van 105 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 31 oktober 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 juli 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen en de proeftijd te verlengen met één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering af te wijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat een intensieve behandeling voorrang heeft. Bovendien zou toewijzing van de vordering er toe kunnen leiden dat verdachte verhardt, hetgeen zorgelijk is omdat hij zich op dit moment negatief ontwikkelt met mogelijk nog meer persoonlijkheidsproblematiek tot gevolg. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit de bijzondere voorwaarden te wijzigen, aangezien een aantal voorwaarden, zoals meewerken aan onderzoek door Accare en ITB Harde Kern na afloop van de uithuisplaatsing niet meer aan de orde dan wel onwenselijk zijn.
Oordeel van de rechtbank
Veroordeelde heeft de bewezenverklaarde feiten voor het einde van de proeftijd begaan. In beginsel is de rechtbank van oordeel dat een eerder voorwaardelijk opgelegde straf tenuitvoergelegd zou moeten worden. In onderhavige zaak zal de rechtbank hiervan afwijken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de rapportages en hetgeen door deskundigen ter terechtzitting is aangevoerd blijkt dat verdachte behandeling nodig heeft en dat deze behandeling prioriteit heeft ten opzichte van het uitzitten van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank neemt deze adviezen over. Als stok achter de deur acht de rechtbank het belangrijk dat de eerder voorwaardelijk opgelegde 90 dagen jeugddetentie veroordeelde nog wel als waarschuwing boven het hoofd blijven hangen. De rechtbank zal de proeftijd daarom verlengen met één jaar. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden wijzigen, inhoudende dat de bij vonnis van 16 oktober 2018 geformuleerde bijzondere voorwaarden komen te vervallen en zullen worden gewijzigd in dezelfde voorwaarden als die bij de onderhavige hoofdzaak worden gesteld.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x. 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 202 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
70 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak op een werkdag, tussen 8:30 uur en 17:00 uur, telefonisch meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, 058-2333 777 en dat hij zich daarna zal blijven melden bij deze instelling of een andere gecertificeerde instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde zich gedurende maximaal één jaar zal laten opnemen en behandelen bij De Catamaran, kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie te Eindhoven, waarbij verdachte zich zal houden aan het dagprogramma, de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling zal geven;
3. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1], geboren op [geboortedatum] 2002;
4. dat veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
5. dat veroordeelde zich, aansluitend aan de klinische opname bij De Catamaran, onder ambulante behandeling zal stellen bij een door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid aan te wijzen instelling voor geestelijke gezondheidszorg en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
6. dat veroordeelde gedurende de proeftijd, ingaand op het moment van (proef) verloven, voor een periode van twee keer zes maanden, in het kader van het jeugdreclasseringstoezicht zal meewerken aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), nader in te vullen door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die maatregel door die instelling zullen worden gegeven;
7. dat veroordeelde zich gedurende maximaal de eerste zes maanden van de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), voor zover en zolang als de reclassering dit nodig acht, onder elektronisch toezicht zal stellen.
Geeft aan Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van de onder 3. genoemde voorwaarde waarop de politie toezicht houdt, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarvan twee keer een periode van zes maanden in het kader van Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij, ten aanzien van feit 2

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 425,00 (zegge: vierhonderdvijfentwintig euro). De rechtbank stelt de vervangende jeugddetentie op nihil. Dit bedrag bestaat uit € 425,00 aan immateriële schade.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/037055-18:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/740016-18:
Verlengt de in het vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 16 oktober 2018 vastgestelde proeftijd met één jaar en wijzigt de bijzondere voorwaarden als volgt:
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak op een werkdag, tussen 8:30 uur en 17:00 uur, telefonisch meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, 058-2333 777 en dat hij zich daarna zal blijven melden bij deze instelling of een andere gecertificeerde instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde zich gedurende maximaal één jaar zal laten opnemen en behandelen bij De Catamaran, kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie te Eindhoven, waarbij verdachte zich zal houden aan het dagprogramma, de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling zal geven;
3. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1], geboren op [geboortedatum] 2002;
4. dat veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
5. dat veroordeelde zich, aansluitend aan de klinische opname bij De Catamaran, onder ambulante behandeling zal stellen bij een door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid aan te wijzen instelling voor geestelijke gezondheidszorg en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
6. dat veroordeelde gedurende de proeftijd, ingaand op het moment van (proef) verloven, voor een periode van twee keer zes maanden, in het kader van het jeugdreclasseringstoezicht zal meewerken aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), nader in te vullen door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die maatregel door die instelling zullen worden gegeven;
7. dat veroordeelde zich gedurende maximaal de eerste zes maanden van de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), voor zover en zolang als de reclassering dit nodig acht, onder elektronisch toezicht zal stellen.
Geeft aan Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van de onder 3. genoemde voorwaarde waarop de politie toezicht houdt, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarvan twee keer een periode van zes maanden in het kader van Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.H.M. Dölle en mr. E.P. van Sloten, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2019.
Mr. Dölle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.