ECLI:NL:RBNNE:2019:394

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
LEE 18/ 754
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgevolgen van een gepubliceerde lijst met locaties voor carbidschieten op Oudejaarsdag

Op 1 februari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een aantal eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen. De eisers hadden beroep ingesteld tegen besluiten van de gemeente waarin hun bezwaren tegen een gepubliceerde lijst met locaties voor carbidschieten op Oudejaarsdag niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lijst niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de gepubliceerde lijst met locaties niet gericht is op rechtsgevolg, omdat deze lijst voortvloeit uit de Algemene Plaatselijke Verordening 2017 (APV 2017) en niet vereist is voor het recht om carbid te schieten op Oudejaarsdag. De rechtbank concludeert dat de gemeente terecht de bezwaren van de eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/754

uitspraak van de enkelvoudige kamer 1 februari 2019 in de zaak tussen

1.a. [Eisers 1] , te [woonplaats 1] ( [adres 1] ),

1b. [Eisers 2], te [woonplaats 1] ( [adres 2] ),
1c. [Eiseres 3], te [woonplaats 2] ( [adres 3] ),
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder

(gemachtigde: J.T. Oosterhoff).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van
[Eisers 1] niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 25 januari 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van [Eisers 2] niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 25 januari 2018 (het bestreden besluit III) heeft verweerder het bezwaar van [Eiseres 3] niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten I, II en III beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2019. Eisers en hun gemachtigde zijn - zonder kennisgeving aan de rechtbank - niet verschenen. Verweerder is - zonder kennisgeving aan de rechtbank - niet verschenen.

Overwegingen

Feiten

1. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat de gepubliceerde lijst met locaties voor het schieten met carbid op Oudejaarsdag 2017 niet kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu deze lijst niet is gericht op rechtsgevolg. In dit verband wijst verweerder erop dat artikel 2.38 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2017 (APV 2017) een reeks algemene voorschriften kent waaraan degene die met carbid wil schieten zich dient te houden. In het kader van toezicht en handhaving zal worden toegezien op naleving van de voorschriften. Vervolgens overweegt verweerder dat de APV 2017 een algemeen verbindend voorschrift is en dat ingevolge artikel 8:3, eerste lid, onder a, van de Awb geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift.
Toetsingskader
2. Ingevolge artikel 1:3 van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 6.4, eerste lid, van de Awb geschiedt het maken van bezwaar door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
3. Ingevolge artikel 2.38 van de APV 2017 is carbid schieten (acetyleengas of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze tot verbranding te brengen) uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
1. carbid schieten vindt plaats tijdens de jaarwisseling op 31 december vanaf 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur;
2. er wordt gebruik gemaakt van (melk-)bussen tot een maximuminhoud van 50 liter per bus;
3. het terrein vanwaar geschoten is:
a. bij gebruik van maximaal 5 (melk-)bussen: gelegen op een afstand van tenminste 50 meter van woonbebouwing en
b. bij gebruik van meer dan 5 (melk-)bussen: gelegen op een afstand van tenminste 75 meter van woonbebouwing.
4. het terrein dient zodanig te zijn ingericht dat toeschouwers niet in de schietrichting kunnen komen;
5. de organisator van het carbid schieten is 18 jaar of ouder en is verantwoordelijk voor de naleving van de in deze bepaling gestelde voorwaarden en is tijdens het carbid schieten als zodanig aanspreekbaar voor toezichthouders en/of politieagenten;
6. uiterlijk 15 december van het betreffende jaar wordt het terrein, van waar wordt carbid geschoten onder bovenstaande voorwaarden, schriftelijk of digitaal doorgegeven aan het college met gegevens van de organisator ten einde efficiënt en effectief toezichthoudende taken te kunnen uitvoeren.
Beoordeling van het geschil
4. Eisers betogen dat de lijst met meldingen van carbidschieten wel degelijk op rechtsgevolg is gericht. Hiertoe hebben eisers aangegeven dat verweerder bepaalde meldingen niet heeft gehonoreerd en melders in voorkomende gevallen naar een andere locatie heeft verwezen. Dit impliceert, aldus eisers, dat de meldingen wel degelijk inhoudelijk zijn beoordeeld en dat er dus wel sprake is van rechtsgevolg. Vervolgens geven eisers aan dat verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en van het horen heeft afgezien nu het helemaal niet duidelijk en zeker is dat de lijst met meldingen niet op enig rechtsgevolg is gericht.
5. Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat de raad van de gemeente Emmen bij besluit van 19 oktober 2017 heeft besloten om de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2012 in te trekken en de APV 2017 vast te stellen. Vervolgens geeft verweerder aan dat een belangrijke wijziging in de APV 2017 het systeem van carbidschieten behelst. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat artikel 2.38 van de APV algemeen verbindende voorschriften bevat waaraan de carbidschieters zich dienen te houden en waarop zal worden gecontroleerd. Verweerder heeft hierbij ook aangegeven dat de raad aan het bestuur geen mogelijkheid biedt om bestuursrechtelijke besluiten te nemen over de locaties van carbidschieten, waarbij het systeem van het vooraf doen van mededelingen van carbidlocaties wel is gehandhaafd. Ten slotte geeft verweerder aan dat - in tegenstelling tot voorgaande jaren - de locaties waar carbid wordt geschoten niet vooraf worden vastgesteld en dat het college, indien zij wordt geïnformeerd door een melder, geen besluit op de melding neemt of een ontheffingsbesluit. Indien een melder een locatie meldt welke niet voldoet aan de gestelde voorwaarden wordt dit aan de melder gemeld en dan is het, aldus verweerder, aan de melder om een andere locatie voor het carbidschieten te gebruiken die wel voldoet aan de gestelde voorwaarden.
6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen in geschil is het antwoord op de vraag of de door verweerder gepubliceerde lijst als reactie op de ingediende meldingen kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
7. Naar het oordeel van de rechtbank dient de bovenstaande vraag ontkennend te worden beantwoord. Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat uit de bewoordingen van artikel 2.38 van de APV 2017 blijkt dat de geldende regels voor het carbidschieten rechtstreeks voortvloeien uit dit wettelijke voorschrift en derhalve niet uit een reactie op ingediende meldingen. Een (voorafgaande) toestemming van verweerder om op een bepaalde locatie carbid te schieten is derhalve niet vereist om het recht om carbid te schieten op oudejaarsdag te doen ontstaan. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de melding tot doel heeft het bestuursorgaan in kennis te stellen van de voorgenomen activiteiten in verband met het houden van toezicht op de naleving van de algemene regels. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het bovenstaande ook een eventuele acceptatie van een melding niet op rechtsgevolg gericht en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
8. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, terecht en op goede gronden de bezwaren van eisers van 23 december 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.