ECLI:NL:RBNNE:2019:4021

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
18/097321-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens dodelijk verkeersongeval door slaperigheid tijdens het rijden

Op 26 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval op 26 april 2018 te Zuidwolde. De verdachte, bestuurder van een Mercedes Sprinter, was tijdens het rijden in slaap gevallen, wat leidde tot een frontale botsing met een tegemoetkomende personenauto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend had gedragen, ondanks dat hij zich bewust was van zijn vermoeidheid. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een rijontzegging van 12 maanden. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en het feit dat hij nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheid van bestuurders om voorzichtig te zijn, vooral wanneer zij zich in een vermoeide toestand bevinden. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank ook de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/097321-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[Verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Veenstra, advocaat te Almere. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2018 te Zuidwolde, gemeente De Wolden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, merk Mercedes Sprinter), daarmede rijdende over de (auto)weg, de N48, komende vanuit de richting van Zuidwolde en
gaande in de richting van Balkbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, hierin bestaande dat verdachte
- genoemd voertuig heeft bestuurd, terwijl hij (zeer) vermoeid en/of slaperig en vervolgens tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en/of
- (vervolgens) terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer en/of
- (vervolgens) in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2018 te Zuidwolde, gemeente De Wolden als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Mercedes Sprinter), daarmee rijdende op de (auto)weg, de N48, komende vanuit de richting van Zuidwolde en gaande in de richting van Balkbrug, terwijl hij, verdachte
- (zeer) vermoeid en/of slaperig was en/of
- (vervolgens) tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en/of
- (vervolgens) terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer en/of
- (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde op grond van de stukken wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij de officier van justitie wat betreft de schuldgradatie uitgaat van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen door verdachte. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen sprake is van de primair ten laste gelegde schuld, zodat vrijspraak dient te volgen. Verdachte is enkel in slaap gevallen achter het stuur. Hoewel dit verschrikkelijke gevolgen heeft gehad, was er geen sprake van andere verkeersfouten zoals te hard rijden of het gebruik van alcohol. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij gedurende de avond voor het ongeval en in de ochtend van het ongeval heeft geblowd. Uit bloedonderzoek blijkt echter dat er geen reststoffen in zijn bloed zijn aangetroffen. Verdachte hield daarnaast ook niets vast ten tijde van het ongeval en was niet afgeleid. Bovendien heeft verdachte ongeveer een halfuur voor het ongeval gerust. Er is volgens de verdediging daarom geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Mocht de rechtbank toch komen tot een veroordeling voor het primair ten laste gelegde, dan heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er slechts sprake is van de lichtste vorm van schuld, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nummer 26042018 1721 5300 d.d. 21 juni 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] :
Wegsituatie:
De N48 had ter plaatse zijn verloop van Zuidwolde naar Balkbrug en vice versa en was bestemd voor verkeer in beide richtingen. Ik zag dat de N48 ter plaatse was voorzien van een doorgetrokken groene aslijn. Aan beide zijden van de groene aslijn bevond zich een onderbroken witte lijn. Ik zag dat de N48 aan beide zijden was voorzien van een witte ononderbroken kantlijn. Ter plaatse betrof het een recht weggedeelte van de N48.
Situatie bij aankomst
In de hieronder beschreven situatie is de zichtbepaling vanuit de richting Zuidwolde. Dit is de rijrichting van de Mercedes.
Ik verbalisant kwam aanrijden over de N48 uit de richting van Zuidwolde en gaande in de richting van Balkbrug. Iets voorbij hmp 109.1, in de richting van Balkbrug zag ik een bedrijfsauto, naar later bleek een Mercedes, op zijn linker zijkant liggen. Ik zag dat de Mercedes schuin dwars over de N48 lag met de voorzijde in de richting van de rechterberm. Nadat ik was uitgestapt en voorbij de Mercedes liep zag ik dat de voorzijde van de Mercedes zwaar gedeformeerd was. Iets verderop, achter de Skoda zag ik een Ford op zijn dak liggen. Ik zag dat de Ford schuin op de linkerrijstrook lag met de achterzijde in de richting van de linker berm. De Ford lag met de achterzijde iets over de linkerkantlijn. Ik zag dat de Ford rondom beschadigd was en dat de voorzijde van de Ford zwaar gedeformeerd was. Ik zag dat er een grijze deken over de linkerzijde van de Ford lag en dat het linker voorportier niet meer in de auto aanwezig was. Ik zag dat de linker voorportier ter hoogte van de Ford in de linker berm lag.
Botspunt
Afbeelding toont een schermafdruk van de film gemaakt door een dashcam. Dit is de daadwerkelijke botspunt van het ongeval. Duidelijk te zien dat het ongeval op de weghelft van de Ford heeft plaats gevonden en dat de Mercedes op de weghelft van tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen.
Conclusie
Gezien het bovenstaande zal het volgende hebben plaats gevonden. De bestuurder van de Mercedes reed over de N48 komende uit de richting Zuidwolde en gaande in de richting van Balkbrug. De bestuurster van de Ford had eveneens gereden over de N48, echter deze kwam uit de richting van Balkbrug en was gaande in de richting van Zuidwolde. Dit was de tegenovergestelde richting van de Mercedes. De bestuurder van de Mercedes reed, doordat hij kennelijk in slaap was gevallen, volgens verklaring van de verdachte, geleidelijk richting de voor hem verkeerde weghelft, welke bestemd was voor het verkeer uit tegenover gestelde richting. Op het moment dat de bestuurder van de Mercedes volledig op de verkeerde weghelft reed kon de tegemoetkomende bestuurster van de Ford de Mercedes niet meer ontwijken. Dit met een frontale aanrijding tot gevolg. Door deze aanrijding is de bestuurster van de Ford ter plaatse aan haar verwondingen overleden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 april 2018, opgenomen op pagina 43 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018102517 d.d. 5 september 2018, inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij herinneren dat ik half aan het slapen was. Ik deed mijn ogen dicht. Mijn collega tikte mij aan. Toen ik mijn ogen open deed reed ik met de linkerbanden van de auto over de doorgetrokken streep en zag ik een auto mijn kant op komen. Ik reed toen tegen die auto aan. Daarna viel de bus neer en schoof naar voren. Ik was sinds 10:30 aan het rijden en voelde mij de laatste drie a vier ritjes vermoeid en slaperig, verder niet. Ik ben herstellende van griep. Ik had sinds 1,5 a 2 uur het gevoel dat ik mijn ogen niet meer open kon houden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant] :
Ik zag toen een vrachtwagen naderen met een rij auto's erachter, uit deze rij kwam een bus. Ik zag dat de bus op onze weghelft bleef rijden, en steeds verder naar mij toe kwam. Ik ben gaan uitwijken, en reed op een gegeven met de helft van mijn auto in de berm. De bus bleef op mij afrijden, en ik zag (achteraf) dat de bus mijn spiegel raakte. Dit ging allemaal heel snel. Ook raakte de bus mijn bus aan de achterzijde. Ik keek toen in de spiegel, en zag dat de bus met een andere auto in botsing kwam. Ik zag dat de bus over de kop sloeg. De bus welke mij tegemoet kwam was een blauwe Mercedesbus. Ik zag dat deze geheel op mijn weghelft kwam. Ik zag dat dit geleidelijk gebeurde, daardoor kon ik nog uitwijken. Ik had niet het idee dat deze bus zijn snelheid verhoogde. Het ging allemaal gestaag.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf
d.d. 22 juni 2018, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant] :
Betrokken 2 (voertuig) Voertuig Personenauto [kenteken] Ford Fusion
Bestuurder Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
5. Een schriftelijk bescheid, als los document gevoegd, te weten een verslag betreffende het niet natuurlijke overlijden van [slachtoffer] , d.d. 27 april 2018 opgemaakt door P.M.I. van Driessche (Forensisch arts GGD Drenthe), opgenomen op pagina 3, inhoudende:

Conclusie:

Niet-natuurlijk overlijden ten gevolge van verkeersongeval (frontale botsing personenwagen met vrachtwagen) waarbij de impact van botsing geleid heeft tot onder meer fataal verlopend letsel aan de hersenen, de longen en het hart.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 26 april 2018 als bestuurder van een bedrijfsauto tijdens het autorijden in slaap is gevallen waarbij hij terecht is gekomen op de verkeerde weghelft. Verdachte is vervolgens frontaal tegen een op die weghelft rijdende auto gebotst. Hierdoor is de bestuurster van deze auto, mevrouw [slachtoffer] , om het leven gekomen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij gedurende anderhalf à twee uur voorafgaand aan het ongeval het gevoel had dat hij zijn ogen niet open kon houden, dat hij zich moe en slaperig voelde en dat hij herstellende was van griep. Verdachte heeft verder verklaard dat hij op die dag bezig was met zijn laatste rit en naar huis wilde. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich voorafgaand aan het ongeval al - geruime tijd - bewust was van zijn vermoeidheid én van het risico dat hij door deze vermoeidheid in slaap kon vallen. Hij had dan ook moeten voorzien dat hij tijdens het autorijden voor korte tijd in slaap zou kunnen vallen, gedurende welke tijd hij zijn aandacht logischerwijs niet bij het verkeer zou hebben. Doordat verdachte - ondanks de moeheid en slaperigheid - toch op 26 april 2018 als bestuurder in de bedrijfsauto is blijven rijden, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onoplettend gedragen, zodat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2018 te Zuidwolde, gemeente De Wolden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, merk Mercedes Sprinter), daarmede rijdende over de (auto)weg, de N48, komende vanuit de richting van Zuidwolde en gaande in de richting van Balkbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onoplettend gereden, hierin bestaande dat verdachte
- genoemd voertuig heeft bestuurd, terwijl hij vermoeid en slaperig was en vervolgens tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en
- vervolgens terecht is gekomen op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer en
- vervolgens in botsing is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een rijontzegging voor de duur van 12 maanden wordt opgelegd. Bij het formuleren van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de gevolgen van het ongeval, het blanco strafblad van verdachte, de richtlijnen van het openbaar ministerie alsmede de mate van schuld en de ernstige gevolgen van het ongeval.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in het geval van een bewezenverklaring, de rechtbank verzocht een geldboete dan wel een taakstraf op te leggen en daarbij rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte is nooit eerder in aanraking is geweest met politie en justitie en het ongeval heeft verdachte diep geraakt. Als gevolg van het ongeval is verdachte zijn baan kwijtgeraakt en heeft hij psychologische hulp gehad. Verdachte heeft sinds ongeveer vier maanden een nieuwe baan waarbij hij een heftruck bestuurt en waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Zonder rijbewijs kan hij deze functie niet uitoefenen. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de duur van de rijontzegging te beperken, in die zin dat deze de vier maanden dat verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest niet overstijgt of door een deel van de rijontzegging voorwaardelijk op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een bedrijfsauto schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onoplettend rijgedrag. Terwijl hij wist dat hij vermoeid en slaperig was en zijn ogen niet meer open kon houden, is verdachte desondanks in de grote bedrijfsauto blijven rijden, waarbij hij tijdens het autorijden in slaap is gevallen. Hierdoor heeft verdachte een onaanvaardbaar risico genomen en de verkeersveiligheid van medeweggebruikers op zeer ernstige wijze in gevaar gebracht en een ongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer] is overleden. Daardoor is bij nabestaanden van het slachtoffer een onbeschrijflijk leed veroorzaakt, zoals onder meer is gebleken uit de slachtofferverklaringen. Strafoplegging, in welke vorm dan ook, zal het verlies van hun dierbare naaste niet kunnen goedmaken. Strafoplegging dient dan ook in dit geval geen ander doel dan inscherping van de norm dat men zich voorzichtig dient te gedragen als men zich in het verkeer begeeft. Verdachte in het bijzonder had van deze norm doordrongen moeten zijn, aangezien hij zich voor zijn werk dagelijks op de weg begaf. Daarnaast brengt het rijden met grote bedrijfsauto’s, zoals die waarin verdachte reed ten tijde van het ongeval, risico’s met zich mee, hetgeen meebrengt dat extra zorg en oplettendheid van verdachte mocht worden verwacht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken, waarin voor bepaalde strafbare feiten uitgangspunten voor de strafmaat zijn neergelegd. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer is overleden, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden als uitgangspunt gehanteerd.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting oprecht spijt heeft getoond. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte het zichtbaar moeilijk heeft met het door hem veroorzaakte ongeval en de gevolgen ervan. Uit het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 augustus 2019 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd en volgend uit de richtlijnen, passend en geboden is. Ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid zal de rechtbank ten gunste van verdachte afwijken van de richtlijnen en de eis van de officier van justitie. Met de raadsvrouw ziet de rechtbank aanleiding om de ontzegging van de rijbevoegdheid deels voorwaardelijk op te leggen. Daarmee houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zijn rijbewijs al vier maanden kwijt is geweest, dat hij door het ongeval zijn werk is kwijtgeraakt en nu weer werk heeft waarbij hij ook afhankelijk is van zijn rijbewijs. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een deels voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 12 maanden, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M. van den Steenhoven en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. N.F. Nijboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2019.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.