Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een bewezenverklaring voorgesteld van alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/138769-18
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde brandstichting. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat er sprake is geweest van een technische oorzaak. Er is immers niet vastgesteld op welke wijze de brand is ontstaan. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat een derde verantwoordelijk is geweest voor de brand. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de facebookberichten, geplaatst met het account van verdachte op 16 augustus 2017 tussen 01:16 en 01:18 uur, niet aan verdachte gelinkt kunnen worden nu uit het onderzoek geen IP-logs naar voren zijn gekomen.
Ten aanzien van parketnummer 18/108021-17
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat het opzet van verdachte niet gericht was op de vrijheidsberoving van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster juist opgesloten in het schuurtje om haar te beschermen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat gelet op de geringe duur van de vrijheidsberoving geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Ten aanzien van parketnummer 18/083743-17
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde nu er geen ander bewijs is dan de aangifte van [slachtoffer 2] . Feit 3 kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 18/138769-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2017, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier met nummer NN3R017071-Velta d.d. 30 januari 2018, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Toen wij op 16 augustus 2017 omstreeks 01:58 uur, ter plaatse kwamen aan [straatnaam] te Emmen zagen wij, verbalisanten, aan het begin van het betreffende [straatnaam] reeds vlammen vanuit de bovenverdieping aan de achterzijde van
de betreffende woning komen. Hierop zijn wij naar de voorzijde van de woning gerend. Wij zagen dat de vlammen uit de openstaande ramen op de bovenverdieping naar buiten kwamen. Wij, verbalisanten, zijn hierop samen met enkele buurtbewoners de woningen bij langs gegaan om te kijken of er nog ergens mensen in de woning zaten die er uit moesten in
verband met hun veiligheid. Wij, verbalisanten, zagen dat inmiddels alle bewoners van
het betreffende huizenblok hun woning hadden verlaten en buiten op straat stonden. Omstreeks 02:12 uur zag ik, verbalisant [verbalisant] , dat enkele lieden van de brandweer de woning uitkwamen met een slachtoffer. Nadat het slachtoffer op een brancard gelegd was herkende ik, verbalisant [verbalisant] , het slachtoffer als zijnde de bewoner van het betreffende pand, genaamd [verdachte] . Omstreeks 02:21 uur werd gemeld dat de brand meester was en dat er geen tweede slachtoffer in de woning was aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van brandonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 23 oktober 2017, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 16 augustus 2017, hebben wij, verbalisanten een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een brand op 16 augustus 2017 op het adres [straatnaam] te Emmen, gemeente Emmen.
Brand- en schadebeeld
Keuken
In de woning werd in de keuken, gelegen op de begane grond aan de voorzijde van de woning, in de spoelbak een gedeeltelijk verbrand stuk stof aangetroffen. Wij zagen dat naast het aanrechtblok een gaskomfoor stond. Wij zagen dat rond een van de pitten van dit gaskomfoor asresten lagen. Kennelijk was er met behulp van een van de pitten van het gaskomfoor een stof tot ontbranding gebracht. Door een van de pitten van het gasconform te ontsteken en in de vlam van deze pit een stof te houden komt de stof tot ontbranding en zal asresten achterlaten.
Trap
In de hal van de woning zagen wij voor de toegangsdeur naar de woonkamer aan de rechterzijde de trap opgang naar de verdieping. Wij zagen dat deze op de trapopgang een hevige brand had gewoed. Wij zagen dat het stucwerk door hitte inwerking van de muren was losgeraakt. Tevens was het schutbord van de trap geheel verbrand. Op de hal op de eerste etage was door de brand zwaar beschadigd. Opvallend was dat het houten traphek op deze etage weinig was aangetast door de brand. Door ons werd de trap dan ook aangemerkt als afzonderlijke brandhaard. Op de trap waren geen installaties die deze brand had kunnen veroorzaken.
Slaapkamer
In de slaapkamer gelegen op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning had een
hevige brand gewoed. In deze slaapkamer had vermoedelijk een boxspring (bed) gestaan. Het hoofdbord van het bed was nog zichtbaar. De matrassen van het bed waren geheel verbrand. Links tussen het bed en het raam van de voorgevel was, gezien het brandbeeld, een brandhaard. Met behulp van de PID meter en de brandhond werd de slaapkamer onderzocht op de aanwezigheid van vluchtige brandbare stoffen. Op de vloer tussen het bed en het raam tekende de hond. Op de plaats gaf de PID een sterk verhoogde waarde aan. Op de plaats waar gezien het brandbeeld de brand was ontstaan werden geen technische voorzieningen aangetroffen die de brand zou hebben kunnen veroorzaken.
Ontwikkeling van de brand.
In de slaapkamer bevonden zich vele brandbare goederen. Hierdoor heeft de brand zich snel kunnen ontwikkelen. Gemiddeld kan een dergelijke brand zich in circa 5 tot 20 minuten ontwikkelen tot een hevige uitslaande brand.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2017 opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op vrijdag 18 augustus 2017 heb ik verbalisant telefonisch contact gehad met bevelvoerder van de brandweer, [getuige 1] . Hij was aanwezig bij de woningbrand aan [straatnaam] te Emmen. Ik hoorde dat hij mij het volgende vertelde:
Gezien de brand, heeft het denk ik niet meer dan een half uur gebrand. Ik denk dat de brand snel over de 1e verdieping verspreid is. Dit omdat aan de voorzijde van de 1e verdieping en achterzijde van de 1e verdieping ramen openstonden. Hierdoor krijg je veel trek in de woning en gaat het vuur richting de kamer waar het raam open staat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 29 augustus 2017 opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op woensdag 16 augustus 2017 om 01:55 uur kwam er bij de meldkamer Noord-Nederland een melding binnen van een woningbrand aan [straatnaam] te Emmen. Aan de hand van verifieerbare- en vast staande onderzoeksgegevens hebben we onderstaande tijdlijn gemaakt.
16 augustus 2017
• Er worden kort achter elkaar drie berichten op het Facebookaccount van [verdachte] geplaatst.
01:16 uur: 'Ik kan niet meer'
01:17 uur: 'Ik geen pijn hebben'
01:18 uur: 'Ik nu'
• 01:55 uur: 1e melding brand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 augustus 2017 opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In de nacht van 15 augustus 2017 op 16 augustus 2017 was ik als operationeel coordinator (opco) aanwezig bij een woningbrand te Emmen, perceel [straatnaam] . Ik ging in gesprek met getuigen [getuige 2] en [getuige 2] , wonende in perceel [straatnaam] . Een van de dochters van getuige [getuige 2] vertelde mij dat buurman [verdachte] in het recente verleden vaak had gezegd, dat hij “de boel in de hens zou steken”.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 23 augustus 2017 opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[verdachte] heeft wel vaker geroepen dat hij de boel in brand zou steken.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 16 augustus 2017 opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik woon samen met mijn vriend, [verdachte] aan [straatnaam] te
Emmen. Op 15 augustus 2017 rond 20:00 uur begon [verdachte] tegen mij te schelden. Ik hoorde hem toen zeggen "Ik steek het huis in de fik". Ik hoorde [verdachte] nog een aantal keer zeggen dat hij het huis in brand zou steken. Ik ben naar buiten gegaan en kwam omstreeks 00:50 uur bij mijn buren aan [straatnaam] aan.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 18 augustus 2017 opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Op 16 augustus 2017 omstreeks 00:40 uur kwam [slachtoffer 1] bij mij in de woning. Ik heb een andere buurvrouw, [naam 1] , gewhatsappt om te vragen of ze wilde komen. Ik zie op mijn telefoon dat ik om 01:02 [naam 1] geappt hebt. [slachtoffer 1] was toen denk ik ongeveer 15 min bij mij. Vanaf het moment dat [slachtoffer 1] hier was tot aan het moment dat [verdachte] weg ging met de ambu is [slachtoffer 1] hier in mijn woning geweest en is niet weg geweest.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 20 november 2017 [gelet op de datum van het verhoor, te weten 13 december 2017, gaat de rechtbank uit van een kennelijke schrijffout] opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik woon met [slachtoffer 1] op het adres [straatnaam] te Emmen. In de nacht van 15 augustus 2017 op 16 augustus 2017 waren ik en [slachtoffer 1] thuis. [slachtoffer 1] is even weg gegaan. Toen de brand uitbrak was ik alleen.
Ten aanzien van parketnummer 18/108021-17
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017156333 d.d. 16 juni 2017 inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik woon samen met [verdachte] op het adres [straatnaam] te Emmen. Op 16 juni 2017 ben ik naar buiten gelopen en wilde mijn fiets pakken. Ik was ik in de schuur en [verdachte] kwam mij na. Ik moest de sleutel van de woning afgeven. Ik heb [verdachte] mijn sleutels gegeven. [verdachte] pakte de sleutels en draaide zich om en deed de schuurdeur dicht met de sleutel. Ik raakte in paniek en wilde eruit. Ik kon er niet uit omdat [verdachte] mij opgesloten had. Ik heb toen een hamer gepakt en begon op de ruit te slaan. Na een paar keer ging het glas van die ruit kapot. [verdachte] deed de schuurdeur weer open met de sleutel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 mei 2017, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
[slachtoffer 1] liep naar de schuur. Ik ben ook naar de schuur gelopen en ik heb de schuur op slot gedraaid. Ze wilde haar fiets pakken omdat ze een tijdje bij haar moeder wilde gaan wonen. Ik heb haar gezegd dat ze niet naar haar moeder moest gaan. Dat is slecht voor haar. Ik zag dat ze met een hamer tegen het raam sloeg en toen heb ik de deur open gedaan.
Ten aanzien van parketnummer 18/083743-17
Feiten 1 en 2
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 en 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2017, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017152239 d.d. 12 juni 2017 inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 6 mei 2017 was ik thuis in mijn woning in Emmen. De buurman van [nummer] belde aan. Hij zei dat hij mij dood zou maken en dat hij ons huis zou verbranden. De man heeft mij een paar keer geslagen. Door de klappen die ik heb gehad van de man heb ik enigszins last van mijn nek. Ik zei tegen de man dat hij gewoon weg moest gaan. Ik vernam dat ik toen wederom door de man geslagen werd. Deze keer werd ik op mijn gezicht geraakt.
Ik zag dat de man toen een stuk van het tuinhek oppakte en in mijn richting gooide. Ik werd hierdoor geraakt op mijn rechter hand en liep daar lichte (schaaf)verwondingen door op. Ik heb nu wel veel pijn aan deze hand. Ik hoorde dat de man telkens bleef herhalen dat hij mij, mijn vrouw en mijn kinderen dood zou maken.
2. Een geneeskundige verklaring d.d. 7 mei 2017, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door L.J. Schadenberg, arts-assistent spoedeisende hulp ziekenhuis locatie Scheper , voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Op 7 mei 2018 zag ik patiënt de heer [slachtoffer 2] . Ik constateerde een fors gezwollen rechterhand met enkele zeer minimale schaafverwondingen. X-hand/vingers rechts: Mogelijk zeer kleine avulsiefractuur basisfalanx 3e straal.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2017, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb de aangeleverde beelden bekeken en zag het volgende. Buiten zie je een man staan. Deze man blijkt later verdachte [verdachte] te zijn. Verdachte [verdachte] staat ter hoogte van de woning van later blijkt de aangever [slachtoffer 2] . Verdachte [verdachte] pakt met zijn rechterhand een houten plank van de grond en gooit deze bovenhands in de richting van de woning van aangever [slachtoffer 2] . Verdachte [verdachte] schreeuwt vervolgens: "Je gaat dood jonge, ik maak je hartstikke dood" en wijst hierbij naar aangever [slachtoffer 2] . Verdachte [verdachte] schreeuwt nogmaals: "je gaat dood jonge, vieze buitenlander, vieze turk, kanker maar op mongool".
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2019.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 mei 2017, opgenomen op pagina 5 van het dossier met nummer PL0100-2017152239 d.d. 12 juni 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , mede namens [benadeelde partij] .
De rechtbank acht al het ten laste gelegde op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe als volgt overwogen.
Ten aanzien van parketnummer 18/138769-18
Op 16 augustus 2017 heeft een brand gewoed in de woning van verdachte en zijn toenmalige vriendin aan [straatnaam] te Emmen. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van een technische oorzaak. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt. Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek volgt dat er twee afzonderlijke brandhaarden in de woning zijn aangetroffen, te weten op de trap en op de eerste verdieping in een slaapkamer tussen het bed en het raam. Op die plaatsen zijn geen technische voorzieningen aangetroffen die de brand hebben kunnen veroorzaken, terwijl er wel sterke aanwijzingen zijn die erop duiden dat de brand opzettelijk is aangestoken. Bij het onderzoek op de aanwezigheid van vluchtig brandbare stoffen in de slaapkamer gaf de PID-meter namelijk een sterk verhoogde waarde aan en tekende de brandhond op de vloer tussen het bed en het raam, de plek die is aangeduid als een brandhaard. Voorts lagen er asresten rond een van de pitten van het gasfornuis in de keuken, wat blijkens het proces-verbaal van sporenonderzoek erop duidt dat er met behulp van die pit een stof tot ontbranding is gebracht. Ook is een gedeeltelijk verbrand stuk stof in de spoelbak naast het gasfornuis aangetroffen. Gelet op vorenstaande omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de brand is ontstaan door opzettelijke brandstichting. Voorts blijkt uit de genoemde bewijsmiddelen dat er levensgevaar voor personen te duchten was, en dat er gemeen gevaar voor goederen bestond.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de facebookberichten die in de nacht van de brand tussen 01:16 uur en 01:18 uur zijn geplaatst met het account van verdachte – onder andere inhoudende “ik geen pijn hebben” en “ ik kan niet meer” – niet gelinkt kunnen worden aan verdachte, en dat niet kan worden uitgesloten dat een derde verantwoordelijk is voor de brand. Met betrekking tot de facebookberichten overweegt de rechtbank dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat iemand anders dan verdachte deze berichten heeft geplaatst. Dat uit het onderzoek naar de betreffende berichten geen IP-logs naar voren zijn gekomen, maakt dit niet anders. Een en ander betekent immers slechts dat niet kan worden vastgesteld vanaf welke locatie of gegevensdrager de berichten zijn geplaatst. Het betekent dus niet dat de berichten niet vanaf het adres van verdachte kunnen zijn geplaatst of vanaf een gegevensdrager waar verdachte toegang toe had. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] de berichten zou hebben geplaatst acht de rechtbank bovendien niet geloofwaardig. Uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van enige beweegreden voor [slachtoffer 1] om de berichten te plaatsen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het verdachte moet zijn geweest die de brand heeft gesticht. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte als enige in de woning aanwezig was op het moment dat de brand uitbrak. Niet alleen heeft verdachte dat zelf verklaard, het wordt ook mede door objectieve gegevens bevestigd. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte om 02:12 uur door de brandweer uit de brandende woning is gehaald en dat om 02:21 het sein “brandmeester” is gegeven met de mededeling dat er geen tweede slachtoffer was. Volgens een bevelvoerder van de brandweer heeft de brand waarschijnlijk niet meer dan een half uur gebrand en heeft de brand zich in 5 tot 20 minuten kunnen ontwikkelen tot een uitslaande brand. Dat brengt met zich mee dat de brand rond 01:40 uur moet zijn ontstaan. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat om 01:55 uur de eerste melding van de brand werd gedaan. Voorts kan op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte in ieder geval vanaf 01:02 uur tot het moment dat hij door de brandweer uit de woning is gehaald, alleen in de woning was en dus ook op het moment dat de brand ontstond. Deze tijdlijn sluit naar het oordeel van de rechtbank uit dat een ander dan verdachte de brand heeft gesticht. Dit oordeel vindt bovendien steun in voornoemde facebookberichten die kort voor het ontstaan van de brand door verdachte zijn geplaatst, alsmede in verschillende getuigenverklaringen waaruit blijkt dat verdachte regelmatig had gezegd dat hij het huis in brand zou steken.
Gelet op al het vorenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 18/108021-17
Verdachte heeft op 16 juni 2017 [slachtoffer 1] opgesloten in de schuur. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het opzet had om [slachtoffer 1] van haar vrijheid te beroven. Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster de schuur in ging om haar fiets te pakken omdat ze een tijdje bij haar moeder wilde gaan wonen. Uit de verklaring van verdachte bij de politie maakt de rechtbank op dat verdachte de schuur vervolgens op slot heeft gedraaid omdat hij wilde voorkomen dat [slachtoffer 1] naar haar moeder zou gaan. Daarmee was het opzet van verdachte gericht op de vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . Dit wordt bovendien ondersteund door de omstandigheid dat [slachtoffer 1] , terwijl zij zich in de schuur bevond, haar sleutels moest afgeven aan verdachte. Ook hieruit blijkt dat verdachte wilde verhinderen dat [slachtoffer 1] zelf uit de schuur zou kunnen komen. Hieruit volgt tevens dat verdachte [slachtoffer 1] ook opzettelijk van haar vrijheid beroofd heeft gehouden.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat gelet op de geringe duur van de vrijheidsberoving geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving, overweegt de rechtbank dat ook zeer korte beperkingen van de bewegingsvrijheid als vrijheidsberoving in de zin van art. 282 Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt. Bij de vraag of sprake is van een vrijheidsberoving in voornoemde zin gaat het niet zozeer om de duur van de vrijheidsberoving, maar veeleer om het iemand wederrechtelijk doen vertoeven op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. Dat daarvan sprake was in het onderhavige geval is hierboven reeds gebleken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 18/083743-17
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt in voldoende mate ondersteund door de medische verklaring en de beelden die door een buurman met zijn telefoon zijn gemaakt. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het bij aangever geconstateerde letsel – te weten schaafverwondingen en een kleine botbreuk – veel beter past bij het geraakt worden door een plank van een tuinhekje dan bij het door verdachte geschetste scenario, te weten dat aangever dat letsel heeft opgelopen door hem, verdachte, te slaan. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.