ECLI:NL:RBNNE:2019:41

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 januari 2019
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
C/18/140895/HA ZA 13-136
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling deskundigekosten na schikking in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 2 januari 2019 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen eiseres, wonende te Westerlee, en gedaagde, wonende te Nieuwe Pekela. Eiseres werd vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Gosselaar, terwijl gedaagde werd bijgestaan door advocaat mr. J.T. Schlepers. De procedure volgde op een eerdere zitting op 18 december 2018, waar partijen een minnelijke regeling troffen. Deze regeling hield in dat ieder van hen de eigen kosten zou dragen, maar er was onduidelijkheid over de verdeling van de kosten van de deskundige die in het geding was gelast.

De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 25 juni 2014, bepaald dat de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen verdeeld zouden worden. Eiseres, die met een toevoeging procedeerde, werd geen voorschot opgelegd, terwijl gedaagde, zonder toevoeging, een voorschot van € 3.732,00 had voldaan. De rechtbank oordeelde dat, gezien de minnelijke regeling, eiseres alsnog haar deel van de kosten van de deskundige diende te betalen aan de griffier. De rechtbank veroordeelde eiseres tot betaling van dit bedrag, met de instructie dat dit binnen twee weken na ontvangst van een verzoek van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak moest gebeuren.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in civiele procedures, vooral met betrekking tot de kosten van deskundigen en de gevolgen van minnelijke schikkingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.A.B. Faber-Siermann.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/140895 / HA ZA 13-136
Vonnis van 2 januari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te Westerlee,
eiseres,
advocaat mr. F. Gosselaar te Winschoten,
tegen
[gedaagde],
wonende te Nieuwe Pekela,
gedaagde,
advocaat mr. J.T. Schlepers te Beilen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 september 2018;
  • de binnengekomen brieven zijdens [eiser] en [gedaagde] van 4 december 2018;
- het proces-verbaal van de zitting van 18 december 2018.

2.De beoordeling

2.1.
In de onderhavige procedure is een onderzoek door deskundigen gelast. Bij tussenvonnis van 25 juni 2014 is bepaald:
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundigen gelijkelijk over partijen te verdelen. Omdat [eiser] met een toevoeging procedeert, zal aan haar geen voorschot worden opgelegd. [gedaagde] , die zonder toevoeging procedeert, dient de helft van het voorschot ad € 3.732,00 (de helft van € 6.285,00 +€ 1.179,00 =€ 7.464,00) te betalen.
2.2.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 3.732,00 voldaan. Aan [eiser] is geen voorschot opgelegd, zij heeft niets voldaan.
2.3.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen van 18 december 2018 hebben partijen een minnelijke regeling getroffen, waarbij onder andere is afgesproken dat partijen ieder de eigen kosten dragen. Dit brengt met zich nog besloten moet worden wie van partijen (welk deel van) het loon van de deskundige dient te dragen. Ingevolge (de overeenkomstige toepassing van) artikel 244 lid 2 Rv zal de rechtbank thans (ambtshalve) daarover beslissen.
2.4.
De rechtbank zal [eiser] veroordelen om haar deel van de kosten van de deskundige aan de griffier te betalen, op de wijze zoals hierna weergegeven, en overweegt daartoe als volgt. Voornoemde veroordeling is in lijn met de tussen partijen getroffen regeling waarbij is afgesproken dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. [gedaagde] heeft het bij tussenvonnis van 25 juni 2014 aan hem opgelegde voorschot reeds betaald zodat voor een ambtshalve veroordeling van [gedaagde] in zijn deel van de kosten van de deskundige geen grond bestaat.

3.De beslissing

De rechtbank
1. veroordeelt [eiser] tot betaling aan de griffier van haar deel van de kosten van de
deskundige ad € 3.732,00,
2. bepaalt dat [eiser] voornoemd bedrag dient te betalen overeenkomstig de betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (hierna: LDCR) binnen twee weken na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van het LDCR.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2019.