1.2.Eiseres beschikt over een waterzuiveringsinstallatie ten behoeve van de reiniging van met PCB’s verontreinigd hemelwater. Deze installatie is opgesteld op het voorterrein van de inrichting. Het afvalwater wordt na behandeling geloosd op het riool en afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Drachten van het Wetterskip Fryslân dat op hetzelfde industrieterrein is gesitueerd. Het afvalwater wordt eerst behandeld in een olie-
water-slibscheider. Vervolgens wordt de afvalwaterstroom gebufferd in twee bassins van elk 30 m³ (de vuilwaterbuffer). Na toevoeging van een flocculant/coagulant passeert het afvalwater een zandfilter waarin de vlokken met PCB’s worden afgevangen. Daarna wordt nog een filtratiestap door twee in serie geschakelde fijn filters (kaarsfilters) doorlopen om het zwevend stof af te scheiden. Het gezuiverd afvalwater (effluent) wordt voorafgaand aan de lozing gebufferd (in de schoonwaterbuffer) totdat duidelijk is dat een afdoende zuivering heeft plaatsgevonden. Het effluent wordt vervolgens via de gemeentelijke riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie Drachten geloosd op het Opeinder Kanaal.
2. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder in het verweerschrift heeft erkend dat de lozing van PCB’s ten onrechte is getoetst aan sectorplan 73, omdat het een afvalstroom is die vrijkomt bij het eigen verwerkingsproces van eiseres en niet een afvalstroom is die door eiseres wordt geaccepteerd en verwerkt. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en overweegt daartoe als volgt. Niet in geschil is dat Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zoals PCB’s moeten worden getoetst aan de best beschikbare technieken (BBT) en de daarbij behorende toetsingskaders. De door eiseres aangevraagde en ook vergunde aanpak is overeenkomstig het landelijke waterkwaliteitsbeleid opgesteld. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat, nu het geen gebrek is dat herstel behoeft en geen belanghebbenden zijn benadeeld door het ten onrechte toetsen van de afvalstroom aan sectorplan 73, niets zich tegen toepassing van artikel 6:22 van de Awb verzet .
3. De StAB heeft in het verslag van 4 januari 2019 opgemerkt dat de aanpak van ZZS in water zich richt op het weren van ZZS uit de leefomgeving of deze ten minste beneden een verwaarloosbaar risiconiveau te brengen (of te houden). In de Algemene BeoordelingsMethodiek wordt dit aangeduid als “saneringsinspanning Z”. De ZZS dienen gesaneerd te worden door toepassing van de meest vergaande BBT. In beginsel moet gestreefd worden naar een nul-lozing door middel van een cyclische aanpak bestaande uit de volgende drie kernelementen:
• bronaanpak;
• minimalisatie afvalwaterstroom;
• continu verbeteren.
Deze elementen dienen achtereenvolgens als toetsstappen bij de beoordeling van een
lozing aan bod te komen.
4. De rechtbank stelt vast dat thans tussen partijen niet meer in geschil is dat een kwantitatieve norm kan bijdragen aan het beperken van de lozing van PCB’s en een norm in die zin kan worden beschouwd als een invulling van de minimalisatieverplichting. Eiseres stelt zich op het standpunt dat vergunningvoorschrift 2.1.2 onjuist is. Het voorschrift houdt feitelijk een kwantitatieve lozingsnorm in van nul. Verweerder stelt ten onrechte dat deze norm aansluit bij de ZZS-aanpak.
5. In vergunningvoorschrift 2.1.2 is bepaald dat in de afvalwaterstroom als bedoeld onder voorschrift 1.1.1, gemeten ter plaatste van de meet- en bemonsteringsvoorziening van eiseres, het gehalte aan PCB’s (som van 7 PCB’s) in een steekmonster (genomen conform NEN 6600-1:2009) niet meer mag bedragen dan 100 nanogram per liter (100 ng/l) bepaald conform NEN-EN-ISO 6468:1997en (Engelstalige norm).
Bij het voorschrift is de volgende toelichting opgenomen:
“De aantoonbaarheidsgrens (100 ng/l) dient te worden verhoogd met de meetonzekerheid. De hoogte van de meetonzekerheid is afhankelijk van de toegepaste meetmethode (o.a. monstername en analyse). De meetonzekerheid is dan ook niet meegenomen in het voorschrift. Echter, bij het toezien of handhaven op dit voorschrift wordt hiermee rekening gehouden. Dit betekent dat vanaf een meetwaarde van groter dan 300 ng/l met grote waarschijnlijkheid PCB’s boven de detectiegrens 100 ng/l worden geloosd. In het kader van handhaving zal daarom worden uitgegaan van een grenswaarde van 300 ng/l.”