1.9.De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 14 februari 2019 namens eiser beroep ingesteld. Deze brief is op 15 februari 2019 door de rechtbank ontvangen. De inhoud van de brief is als volgt:
“
De Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland
Postbus 150
9700 AD GRONINGEN
Betreft: [eiser] , [adres] , [postcode] [woonplaats]
Burgerservicenr. : [nummer]
Beroepschrift 2015
Inkomstenbelasting 2015 H [nummer]
Hierbij maken wij bezwaar tegen bovengenoemde aanslag.
De reden hiervan is, dat de opnieuw ingediende aangifte 2015 niet wordt gevolgd.
In mijn eerdere bezwaarschrift wordt alleen ingegaan op de korrekties van de Belastingdienst.
Dit terwijl dit niet de kern van ons bezwaarschrift betreft, daar wij deze correcties ook al in de hetnieuwde aangifte hebben opgenomen.
Over d e werkelijke verschilpunten is in de uitspraak geen uitsluitsel gegeven.
Wij zullen in de zitting e.e.a. uit leggen en met bewijsstukken voor zien.
Met vriendelijke groet,
[gemachtigde van eiser] ( [naam kantoor] )
[ondertekening door gemachtigde]
Bijlagen: Uitspraak bezwaarschrift d.d. 5-2-2019”
2. De rechtbank stelt vast dat eiser op de voorgeschreven wijze is uitgenodigd. Uit het Track & Trace-systeem van PostNL blijkt dat de uitnodiging op dinsdag 16 juli 2019 ontvangen is op het adres van eisers gemachtigde.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met zijn brief van 14 februari 2019 (zie 1.9) – gelet op de adressering aan de rechtbank, de vermelding van ‘Beroepschrift 2015’ bij het onderwerp, en de aankondiging van uitleg en bewijsstukken ter zitting – onmiskenbaar bedoeld beroep in te stellen. Uit de brief blijkt echter niet duidelijk of eiser bedoeld heeft op te komen tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift, het afwijzen van het verzoek om ambtshalve vermindering, of tegen beide beslissingen. Nu eiser noch zijn gemachtigde ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank hierover geen duidelijkheid kunnen verkrijgen. De rechtbank vat de brief van eiser daarom tweeledig op; als een beroepschrift tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift, en als een rechtstreeks beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering (zie 1.8).
4. Ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift overweegt de rechtbank als volgt.
5. Eiser heeft niets aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat verweerder hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. Nu het bezwaarschrift ruim na de bezwaartermijn door verweerder is ontvangen en eiser geen argumenten heeft aangedragen die de termijnoverschrijding verontschuldigen, heeft verweerder eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is daarom ongegrond.
6. Ten aanzien van het rechtstreekse beroep tegen de afwijzende beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering overweegt de rechtbank als volgt.
7. Vanaf het belastingjaar 2010 zijn in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bijzondere regels opgenomen voor de behandeling van ambtshalve verminderingen van een aanslag IB/PVV. Indien het verzoek om ambtshalve vermindering geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking. De beslissingen van de inspecteur om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen (zie 1.8) zijn dan ook voor bezwaar vatbare beschikkingen. Indien een belanghebbende hiertegen op wil komen, zal hij eerst bezwaar moeten maken. Immers aan de behandeling van het beroep gaat de bezwaarfase vooraf.
8. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen hebben afgesproken de bezwaarfase over te slaan en rechtstreeks beroep in te stellen, zal de rechtbank het beroep tegen de afwijzende beslissing om ambtshalve vermindering om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
9. Omdat het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift ongegrond is, en het beroep tegen de afwijzende beslissing om ambtshalve vermindering niet-ontvankelijk is, kan de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geven over de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015.
10. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente.
11. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ongegrond. Het beroep tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering is niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.