ECLI:NL:RBNNE:2019:4480

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
AWB LEE - 19 _ 132
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016; correctie privégebruik bestelauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. Eiser had een aanslag ontvangen die was vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.684, waarbij verweerder een correctie had toegepast wegens privégebruik van een bestelauto. Eiser had na het inruilen van zijn oude bestelauto geen nieuwe verklaring 'uitsluitend zakelijk gebruik' afgegeven, wat leidde tot de correctie door verweerder. Eiser stelde dat de bijtelling voor privégebruik onterecht was, omdat de bestelauto naar aard en inrichting ongeschikt zou zijn voor privégebruik.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de juiste wijze was uitgenodigd voor de zitting, maar dat hij en zijn gemachtigde niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat eiser een onderneming drijft en eerder een verklaring voor uitsluitend zakelijk gebruik had afgegeven voor een andere bestelauto. Eiser had de nieuwe bestelauto in augustus 2015 aangeschaft, maar geen nieuwe verklaring afgegeven.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon aantonen dat de bestelauto (nagenoeg) uitsluitend geschikt was voor goederenvervoer, en dat onbekendheid met de fiscale regelgeving niet als excuus kon dienen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/132
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 5 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 16 maart 2018 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.684. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 130 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 4 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.943. De belastingrente heeft verweerder verminderd tot € 98.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn – zonder bericht van verhindering – niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] .
1.2.
Eiser drijft een onderneming ( [activiteit 1] ) in de vorm van een eenmanszaak. Hiernaast heeft eiser tot en met 2016 een onderneming gedreven die zich richtte op [activiteit 2] .
1.3.
Eiser heeft begin 2012 aan verweerder een ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ afgegeven, voor de bestelauto met kenteken [kenteken 1] . Verweerder heeft met dagtekening 29 februari 2012 aan eiser de ontvangst van deze verklaring bevestigd. Voor zover hier van belang bevat deze brief de volgende tekst:

Op 17 januari 2012 ontving ik uw Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto voor de bestelauto met kenteken [kenteken 1] . Ik heb de verklaring geregistreerd met ingangsdatum 12 januari 2012. Uw Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto is geldig voor onbepaalde tijd.

Wat betekent dit voor u?

U hoeft vanaf 12 januari 2012 geen rittenregistratie bij te houden.
(…)

Informatieverplichting

Is uw verklaring niet meer juist? Dan moet u dit zelf melden door uw verklaring in te trekken. Trekt u de verklaring in omdat u een andere bestelauto hebt aangeschaft? Dan kunt u meteen een nieuwe verklaring voor het nieuwe kenteken afgeven. Trekt u de verklaring in omdat u privé gaat rijden en rijdt u per jaar meer dan 500 kilometer privé? Dan telt u in uw aangifte inkomstenbelasting het voordeel van het privégebruik bij uw winst voor de hele periode dat u de auto ter beschikking hebt.
1.4.
Eiser heeft in augustus 2015 de bij 1.3 genoemde bestelauto ingeruild voor een nieuwe bestelauto met kenteken [kenteken 2] (de bestelauto). Eiser heeft voor de bestelauto geen (nieuwe) verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto aan verweerder afgegeven. Eiser heeft ook geen rittenregistratie bijgehouden voor de bestelauto.
1.5.
Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2016 is verweerder afgeweken van de aangifte van eiser. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag een bijtelling wegens privé gebruik auto toegepast. Deze bijtelling bestaat eruit dat de aftrek van de autokosten ten bedrage van € 6.596 in de winst- en verliesrekening is gecorrigeerd naar nihil. De afschrijvingskosten ten bedrage van € 5.245 heeft verweerder niet gecorrigeerd. Verweerder heeft voorts bij het opleggen van de aanslag de inkomsten uit de [activiteit 2] -onderneming van eiser geschrapt. Op deze laatste correctie is verweerder bij uitspraak op bezwaar teruggekomen.
Vooraf
2. De rechtbank stelt vast dat eiser op de voorgeschreven wijze is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling. Uit het Track & Trace-systeem van PostNL blijkt dat de uitnodiging op dinsdag 15 juli 2019 ontvangen is op het adres van eisers gemachtigde.
Geschil en standpunten
3. Tussen partijen is in geschil of verweerder bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2016 terecht een correctie wegens privégebruik voor de bestelauto in aanmerking heeft genomen.
4. Eiser stelt dat de bijtelling privégebruik auto ten onrechte heeft plaatsgevonden. Daartoe voert hij primair aan hij niet wist dat hij een nieuwe ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ moest afgeven bij de aanschaf van een nieuwe bestelauto. Subsidiair voert eiser aan dat de bestelauto naar aard en inrichting, en gelet op de aard van zijn onderneming, ongeschikt is voor privégebruik.
5. Verweerder stelt dat de bijtelling privégebruik auto terecht heeft plaatsgevonden. Verweerder stelt dat het onbekend zijn van eiser met het vereiste dat een nieuwe ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ afgegeven moest worden voor risico van eiser komt. Voor wat betreft de inrichting van de bestelauto stelt verweerder – onder verwijzing naar verschillende uitspraken van gerechtshof Amsterdam en gerechtshof Den Haag – dat uit de door eiser bij het beroepschrift gevoegde foto’s niet blijkt dat de bestelauto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Verder stelt verweerder dat de bijtelling eerder te laag dan te hoog is geweest, omdat de afschrijvingskosten ten onrechte niet in aanmerking zijn genomen.
Beoordeling
6. Naar het oordeel van de rechtbank kan de primaire stelling van eiser – dat hij niet wist dat hij een nieuwe verklaring af moest geven – hem niet baten. Onbekendheid met (fiscale) regelgeving is immers geen reden voor het niet toepassen van die regelgeving in een individueel geval. De rechtbank wijst er daarnaast op dat verweerder in zijn brief van 29 februari 2012 (zie 1.3) aangeeft dat in geval van inruil door eiser meteen een nieuwe verklaring moet worden afgegeven.
7. Ten aanzien van de aard en inrichting van de bestelauto – de subsidiaire stelling van eiser – overweegt de rechtbank als volgt.
8. Op 1 januari 2016 luidde artikel 3.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001 – voor zover hier van belang – als volgt:
“1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste:
a. 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen
(…)
De auto wordt in ieder geval ook geacht voor privé-doeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
(…)
4. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen.”
9. De rechtbank begrijpt eiser zo dat hij zich met zijn subsidiaire stelling beroept op de in artikel 3.20, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde uitzondering. Omdat eiser zich op een uitzondering beroept rust op hem de bewijslast.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet doen blijken dat de bestelauto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Uit de door eiser bij het beroepschrift aangeleverde foto’s leidt de rechtbank af dat sprake is van een gemiddeld formaat bestelauto waarvan de laadruimte is ingericht voor het vervoer van materialen en gereedschappen. In de bestuurderscabine zijn twee stoelen geplaatst, waarbij de bijrijdersstoel bruikbaar lijkt voor vervoer van passagiers. Eiser heeft niet gesteld dat de bijrijdersstoel in de bestelauto (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen heeft. Op de foto’s zijn ook geen specifieke aanpassingen te zien die hierop duiden. De rechtbank heeft in de foto’s en in de overige stukken van het geding verder geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat de bestelauto – om redenen als bijvoorbeeld afmetingen, stank of vervuiling – (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Eiser slaagt daarom niet in de op hem rustende bewijslast.
11. Uit het voorgaande volgt dat eisers beroepsgronden niet slagen. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente. Hierbij wijst de rechtbank eiser erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.