Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend te bewijzen. Door in het wilde weg in de richting van de voordeur en daarmee de badkamer te schieten, waar de onbekend gebleven persoon stond, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer dodelijk geraakt kon worden. Ook de feiten 2, 3 en 4 acht zij wettig en overtuigend te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Verdachte heeft geschoten uit zelfverdediging en ontkent dat hij opzet heeft gehad om de persoon te raken, laat staan te doden. Verdachte heeft verklaard dat hij schoot zonder te kijken in de richting van de voordeur. Van gericht schieten is geen sprake geweest. Ook staat niet vast waar de onbekend gebleven persoon zich precies bevond en welke beweging hij maakte tijdens de schoten. Het is niet vast te stellen dat verdachte überhaupt op hem heeft gericht en van welke afstand hij heeft geschoten, zodat objectief niet kan worden vastgesteld dat verdachte de onbekend gebleven persoon in de vitale delen had kunnen raken dan wel op andere wijze dodelijk had kunnen verwonden. Gelet op het ontbreken van enig objectief toetsbaar materiaal kan niet worden gesproken van een aanmerkelijke kans op de dood en ook niet van het willens en wetens aanvaarden van die aanmerkelijke kans.
Voor wat betreft de feiten 2, 3 en 4 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
feit 1 primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 november 2016, opgenomen op pagina 175 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016314718 d.d. 30 januari 2017, inhoudende de verklaring van verdachte, (destijds wonende aan de [straatnaam] te Groningen), zakelijk weergegeven:
Op 4 november 2017 komen [naam 1] en ik boven bij mijn woning. Ik heb mijn pistool uit mijn jas gehaald. (…) Ik stond voor de voordeur en zag dat de deur van de badkamer openging. Ik zag dat er een jongen stond en zag dat hij met iets op mij richtte. Daarna hoorde ik een schot. Ik had mijn pistool langs mijn lichaam. Ik had mijn pistool in mijn rechterhand. Ik heb toen gelijk teruggeschoten. Ik schoot zonder te kijken. In de richting van de voordeur.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 november 2016, opgenomen op pagina 186 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Je zegt dat je in het bezit bent van een vuurwapen. Wat is het merk en type?
A: Ik weet dat het een 9mm is. Dat staat op het wapen zelf.
(…) Ik laad het wapen door. De deur was nog open. Ik stond buiten de deur, de voordeur stond nog open en ik stond met mijn gezicht richting de badkamer.
V: De badkamer deur gaat dan open verklaarde jij.
A: Ja, daar stond een man met een bivakmuts en die schiet meteen.
(…) Het zou kunnen dat ik twee keer geschoten heb. Ik weet dat niet 100% zeker. Als je je vinger op de trekker hebt, dan voel je dat niet goed.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 november 2016, opgenomen op pagina 109 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Vrijdag 4 november, omstreeks 15.50 uur was ik in mijn woning aan de [straatnaam] in Groningen. Ik zat in mijn woonkamer en hoorde plotseling een heftig lawaai in het trappenhuis. Ook hoorde ik geluid wat leek op knallen. Ik ben naar de deur gelopen en toen ik deze opende zag ik een man door het trappenhuis naar beneden lopen. Hij was net mijn voordeur voorbij en rende de trap op om naar de begane grond te gaan. Ik zag dat deze man helemaal in het zwart was gekleed en een bivakmuts droeg. Dit was een bivakmuts met twee ooggaten.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 4 december 2016, opgenomen op pagina 272 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Onder de pylon op de traptrede zag ik een huls liggen. Deze huls werd door mij veiliggesteld voor mogelijk DNA en vergelijkend munitie onderzoek en voorzien van het
SIN: AAJS0994NL. De huls had het kaliber: 7.65 mm.
Onder de pylon op het bordes zag ik een huls liggen. Deze huls lag op de deurmat van
perceel [nummer] . De huls had het kaliber: 9 mm. Ik zag bij de drempel van de voordeur van perceel [nummer] een pylon staan. Onder de pylon bij de drempel zag ik een huls liggen. De huls had het kaliber: 9 mm. Ik zag naast het rechterkozijn een beschadiging in de stenen muur. Naast deze beschadiging zag ik ook een beschadiging in het deurkozijn. In deze beschadiging zag ik metaal fragmenten, waarschijnlijk fragmenten van een projectiel. Gelet op de beschadigingen had een projectiel tegen de muur gericocheerd en terechtgekomen in het kozijn.
Ik zag rechts bovenin de toegangsdeur een doorschot beschadiging. Ik zag dat de doorschot beschadiging een opgaande lijn had. Gelet op de positie van de inschot en uitschot beschadiging was het waarschijnlijk dat de schietrichting, komende uit de richting van de trapopgang was en gaande in de richting van de woning en dat de voordeur geopend was.
Ik zag links boven in het metalen en holle deurkozijn van de badkamerdeur een inschot
beschadiging. Ik zag aan de binnenzijde van het deurkozijn van de badkamer een beschadiging, een uitstulping. Gelet op de positie van deze beschadiging was deze waarschijnlijk ontstaan omdat een projectiel tegen de binnenzijde van het holle kozijn was afgeketst. Gelet op de positie van de inschot beschadiging en de beschadiging aan de binnenzijde van het kozijn was het waarschijnlijk dat de schietrichting, komende uit de richting van de trapopgang was en gaande in de richting van de woning.
Tevens was het mogelijk, gelet op de hoogte, lijn en schietrichting, dat de beschadigingen in de voordeur en het kozijn van de badkamer zijn veroorzaakt door één projectiel.
Uit visueel onderzoek bleek mij dat, wanneer bovengenoemde schotbeschadigingen zijn
ontstaan door één projectiel, de schutter heeft gestaan op de trapopgang.
Op 16 november 2016 werd door collega [naam 2] op verzoek van het onderzoeksteam onderzoek gedaan in het portiek/trappenhuis van de [straatnaam] . In de badkamer werden twee beschadigingen in de rechtermuur en achtermuur door [naam 2] waargenomen en gefotografeerd. Gelet op de positie en hoogte, ongeveer 2.5 meter, van de beschadigingen in de badkamermuren was het mogelijk dat een projectiel tegen de muur was gericocheerd en tegen de andere muur was afgeketst.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen schouw [straatnaam] te Groningen op 26 oktober 2017, d.d. 2 november 2017, inhoudende als relatering van verbalisant:
Naast het rechterkozijn van de voordeur aan de buitenzijde van de woning zat een beschadiging van een projectiel in de stenen muur, welke daar afgeketst zou moeten zijn en terechtgekomen in het rechterkozijn zelf. De lengte vanaf de grond tot aan het hart van deze inslag gemeten betreft 88 centimeter.
In de voordeur was een schotbeschadiging in opgaande lijn te zien, waarbij het projectiel vermoedelijk de voordeur is ingegaan, aan de kopse kant de deur heeft verlaten en in het kozijn van de douche is terechtgekomen. De lengte gemeten vanaf de grond tot aan het hart van het inschot in opgaande lijn in de voordeur bleek 174 centimeter te zijn.
Van de gang van de woning zijn de breedte en de lengte in centimeters gemeten van kozijn tot kozijn, zie tekening. Blijkens de bij dit proces-verbaal gevoegde tekening is de afstand van de voordeur tot de muur waar de badkamerdeur in zit 142 centimeter.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal FO-relaas d.d. 12 augustus 2018, opgenomen op pagina 2 van het dossier Schietincident [straatnaam] 4 november 2016 FO-relaas 2016314717 d.d. 12 augustus 2018, inhoudende als relatering van verbalisant:
Gelet op de positie en hoogte van de beschadigingen (rb: in de badkamer, geconstateerd op 16 november 2016) is de schotbaan geweest van buiten de badkamer in de richting van de badkamer. Gelet op de positie en hoogte van de beschadiging in het deurkozijn van de toegangsdeur en de muur naast de toegangsduur is het mogelijk dat de schotbaan is geweest van buiten de woning in de richting van de woning. Het is niet duidelijk of de kogel is afgeketst tegen de muur of tegen het deurkozijn.
Bijlage (pagina 10) betreft een plattegrond van de woning aan de [straatnaam] , met daarop een door de forensische opsporing gemaakte schets van de vermoedelijke schotbanen, waarop is te zien dat de badkamerdeur schuin rechts tegenover de voordeur is gelegen (waarbij het rechterkozijn van de voordeur op ongeveer dezelfde hoogte ligt als het linkerkozijn van de badkamer, gezien vanuit het trappenhuis), dat de voordeur links naar binnen opent en de badkamerdeur links naar buiten opent.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij thuiskomst in zijn woning zag dat er een man met bivakmuts uit zijn badkamer kwam, die vervolgens op hem schoot, waarna hij heeft teruggeschoten.
Uit het dossier blijkt dat getuigen hebben gezien dat, nadat verdachte zijn woning is uitgerend, een tweede manspersoon de woning van verdachte heeft verlaten. Deze onbekend gebleven persoon had een bivakmuts op en had net als verdachte een pistool bij zich.Uit forensisch onderzoek blijkt dat de aangetroffen hulzen afkomstig zijn van patronen van twee verschillende kalibers en dat met minimaal twee verschillende wapens is geschoten.Verder kan uit de aangetroffen schotbeschadigingen worden afgeleid dat er van buiten naar binnen is geschoten. Hoewel er geen schotbeschadigingen in de portiek zijn aangetroffen die daarop duiden, kan niet worden uitgesloten dat er eveneens van binnen naar buiten is geschoten. De rechtbank constateert -kort gezegd- dat de verklaring van verdachte niet door de bewijsmiddelen in het dossier kan worden weerlegd en gaat daarom uit van zijn verklaring.
Uit de plattegrond van de woning aan de [straatnaam] volgt dat de voordeur en de badkamerdeur schuin tegenover elkaar liggen en openen in tegengestelde richting. Gelet op de aangetroffen schotbeschadigingen stonden beide deuren op het moment van schieten (in ieder geval deels) open. Gelet op de indeling van de woning is er bij een geopende voordeur en geopende badkamerdeur volledig zicht vanuit de voordeuropening op de badkamerdeuropening en vice versa. De afstand die de politie heeft gemeten van de wand van de voordeur naar de wand van de badkamer bedraagt 142 centimeter. Uitgaande van de verklaring van verdachte, was de afstand tussen verdachte en de onbekend gebleven persoon dus zeer beperkt op het moment dat er is geschoten. Verdachte heeft verklaard te hebben geschoten, direct nadat de man met de bivakmuts vanuit de opening van de badkamerdeur in zijn richting had geschoten. Vastgesteld kan worden dat de routes naar de woonkamer en de slaapkamer (gedeeltelijk) geblokkeerd waren door de openstaande deuren. Niet gebleken is dan ook dat de man met de bivakmuts tijd en mogelijkheid had om -voordat in zijn richting werd geschoten- de deuropening van de badkamer te verlaten naar een andere plek. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de man met de bivakmuts zich nog in de deuropening van de badkamer bevond op het moment dat verdachte schoot en dat verdachte vrij zicht op hem had.
Een schotbeschadiging in de voordeur is gemeten op een hoogte van 174 centimeter. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat deze schotbeschadiging veroorzaakt is door een projectiel van buiten de woning, vanuit het trappenhuis, die in opgaande lijn door de voordeur is gegaan, er aan de kopse kant van de deur is uitgegaan en is geëindigd in het metalen kozijn van de douche. Verder zijn in het kozijn van de voordeur en de daarnaast gelegen muur schotbeschadigingen geconstateerd, gemeten op een hoogte van 88 centimeter, en zijn er op een hoogte van 250 centimeter beschadigingen aangetroffen aan de badkamermuren door mogelijk een projectiel die tegen de muur was gericocheerd en tegen de andere muur was afgeketst. Ook met betrekking tot deze beschadigingen heeft de forensische opsporing geconcludeerd dat het mogelijk is dat de schotbaan is geweest van buiten de woning in de richting van de woning respectievelijk dat er is geschoten van buiten de badkamer in de richting van de badkamer. Op grond van deze bevindingen en uitgaande van de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat alle schotbeschadigingen die zijn geconstateerd zijn veroorzaakt door schoten die verdachte van buiten de woning in de richting van de badkamer heeft gelost. Gelet op de verschillende hoogtes van de aangetroffen schotbeschadigingen kan geconcludeerd worden dat verdachte niet bij alle schoten op hetzelfde punt heeft gericht. De plaatsen van de aangetroffen schotbeschadigingen en de door de forensische opsporing op grond daarvan geschetste (mogelijke) schotbanen wijzen er echter wel op dat de door verdachte geloste schoten alle op de opening van de badkamerdeur gericht zijn geweest, waar de onbekend gebleven man stond. Naar het oordeel van de rechtbank kan met name gelet op de hoogte van de schoten die de schotbeschadigingen aan het kozijn en de voordeur hebben veroorzaakt, niet worden geoordeeld dat op zodanige wijze is geschoten dat daarbij geen vitale delen zouden kunnen worden geraakt. Deze schoten hadden wat betreft hoogte de bovenbenen, de romp of het hoofd van een in de deuropening van de badkamer staand persoon van gemiddelde lengte kunnen raken.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door meermalen te schieten in een kleine ruimte in de richting van een op korte afstand in een deuropening staand persoon, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij die persoon zodanig zou verwonden dat deze was komen te overlijden. Naar het oordeel van de rechtbank kan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend worden bewezen.
feiten 2 en 3
De rechtbank acht feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek, opgenomen op pagina 272 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016314718 d.d. 30 januari 2017, inhoudende de relatering van verbalisant.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2017, opgenomen op pagina 203 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bestuurlijke rapportage aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 december 2016 opgenomen op pagina 352 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant en als bijlage de ruimlijst.
feit 4
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 24 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De hennepkwekerij is in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen aangelegd. Dat is ongeveer een half jaar voor november 2016 gebeurd. Anderen hebben de elektriciteit aangelegd. Ik heb wel kabels zien lopen. Ik had een overeenkomst met [benadeelde partij] voor de stroom.
2. een schriftelijk bescheid, te weten de aangifte opgesteld door [benadeelde partij] d.d. 23 november 2016, opgenomen op pagina 323 e.v. van het voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
De monteur constateerde op 4 november 2016 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: Het deksel van de aansluitkast is open geweest. Er was sprake van een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders. De hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie was verzwaard. Er was sprake van een handelwijze waarbij niet is voldaan aan de norm NEN 1010. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2017, opgenomen op pagina 203 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5]:
V: Wie heeft de stroomvoorziening/elektrische installatie aangelegd?
A: Die blanke jongen van de twee. Hij was met draden bezig, maar ik zou niet weten hoe. Een soort extra meterkast in de woonkamer aan de muur. Ik zag een grote kabel en een tweede groepenkast.