Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.
Procesverloop
Overwegingen
beschikking forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaartontvangen van verweerder, ingaande per 2010. In deze beschikking wordt verwezen naar het zogenoemde tonnageregime ex artikel 3.22 en verder van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB).
volledigebemanningsbeheer en technische beheer verricht? Dat eiseres het volledige technische beheer heeft verricht, is niet in geschil; het gaat dus alleen om de vraag of eiseres het volledige bemanningsbeheer heeft verricht.
zelfmoet verrichten en de feitelijke uitvoering van die werkzaamheden derhalve niet mag uitbesteden aan een derde.
allebemanningsbeheerswerkzaamheden verricht. De rechtsvraag die hier voorligt, is of onder 'verrichten' ook 'uitbesteden' mag worden begrepen, zo lang de uitbestede werkzaamheden maar onder (eind)verantwoordelijkheid van de belastingplichtige worden verricht.
eigenaarwordt in artikel 3.22, vijfde lid, onderdelen a, b en c van de Wet IB bepaald wanneer sprake is van exploitatie van een schip. Voor een scheepsmanager is dat gebeurd in onderdeel d. In de parlementaire stukken betreffende de totstandkoming van artikel 3.22, vijfde lid, onderdeel d, van de Wet IB is opgenomen (Kamerstukken II 2006/06, 30 306, nr. 3, p. 34):
PbEUC 13/3, onder 3.1). Daarin is onder andere opgenomen:
Scheepsmanagementbedrijven kunnen alleen voor steun in aanmerking komen met betrekking tot schepen waarvan zij het volledige bemannings- en technisch beheer onder hun hoede hebben.”
PbEU2009/C 132/06, die zijn verwerkt in de Richtsnoeren betreffende staatsteun voor ondernemingen voor shipmanagement van 14 oktober 2009 (
PbEUL/318/51). Daarin is onder artikel 3 opgenomen:
“3. Beoordeling van de subsidiabiliteit van ondernemingen voor shipmanagement
gehelebemanningsbeheer dragen. Dit sluit uitbesteden op onderdelen, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor prijs te geven, niet uit.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag Vpb 2011 tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 121.680;
- vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 400;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.600;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.532.