ECLI:NL:RBNNE:2019:4979
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Idzenga
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van goede trouw en hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling (WSNP) van verzoeker, die bijgestaan werd door zijn advocaat G. Benedictus. Verzoeker had eerder een verzoek ingediend tot toepassing van de WSNP, maar de rechtbank oordeelde dat verzoeker niet in goede trouw had gehandeld bij het ontstaan van zijn schulden. Dit was het gevolg van een eerdere veroordeling in 2017, waarbij verzoeker was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Aegon, na opzettelijke misleiding bij het indienen van schadeclaims na een brand in zijn woning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en dat er geen bepalende omstandigheden zijn die onder controle zijn. Verzoeker deed een beroep op de hardheidsclausule, omdat hij ongeneeslijk ziek zou zijn, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat deze ziekte een rol had gespeeld bij het ontstaan van de schulden. De rechtbank benadrukte dat voor een beroep op de hardheidsclausule een bestendige gedragsverandering moet worden aangetoond, wat in dit geval niet was gebeurd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toelating tot de WSNP afgewezen, omdat de aard van de verwijten aan verzoeker en de hoogte van de schuld aan Aegon in de weg stonden aan toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeerde dat verzoeker door zijn handelen in hoge mate verwijtbaar was en dat er geen aanleiding was om minder verwijtbaarheid aan te nemen. Het vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.