In deze zaak heeft verzoeker [A] de rechtbank verzocht om de besloten vennootschap Arriva Personenvervoer Nederland B.V. te veroordelen tot het verstrekken van een kopie van de persoonsgegevens die zijn verwerkt, specifiek het rapport naar aanleiding van het onderzoek 'communicatie op de werkvloer'. Dit verzoek volgde op meerdere eerdere verzoeken om inzage in het rapport, die door Arriva steeds zijn afgewezen op grond van vertrouwelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] zijn verzoek te laat heeft ingediend, aangezien hij dit had moeten doen binnen zes weken na de afwijzing van het eerste verzoek in april 2017. De rechtbank overweegt dat de AVG en de Uitvoeringswet AVG (UAVG) bepalingen bevatten die de termijn voor het indienen van een verzoekschrift reguleren. De rechtbank concludeert dat [A] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet binnen de gestelde termijn heeft gehandeld. Tevens is [A] veroordeeld in de proceskosten van Arriva, die zijn vastgesteld op € 1.619,00.