ECLI:NL:RBNNE:2019:5195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
C/19/128645 / KG ZA 19-166
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding zorgverlening in NMD-gemeentes en geschiktheidseisen personeel

In deze zaak hebben de stichtingen GGZ Drenthe, Icare en De Trans een kort geding aangespannen tegen de NMD-gemeentes, die zorg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Jeugdwet willen aanbestedingen. De NMD-gemeentes hebben vier aanbestedingen gepubliceerd en eisen dat zorgaanbieders een lijst van al het personeel met opleidingsgegevens overleggen. De eis is door de voorzieningenrechter beoordeeld in het licht van de Aanbestedingswet 2012 en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De voorzieningenrechter oordeelt dat de eis van de NMD-gemeentes niet in strijd is met de wetgeving en niet disproportioneel is. De vorderingen van GGZ, Icare en De Trans worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om te kunnen controleren of zorgaanbieders geschikt personeel inzetten, wat essentieel is voor de kwaliteit van zorg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/128645 / KG ZA 19-166
Vonnis in kort geding van 16 december 2019
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING GGZ DRENTHE,
gevestigd te Assen,
2. de stichting
STICHTING ICARE,
gevestigd te Meppel,
3. de stichting
STICHTING DE TRANS,
gevestigd te Rolde,
eiseressen,
advocaten mr. R.S. Damsma en mr. A.H. Sjollema te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ASSEN,
zetelend te Assen,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AA EN HUNZE,
zetelend te Gieten,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE,
zetelend te Beilen,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NOORDENVELD,
zetelend te Roden,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TYNAARLO,
zetelend te Vries,
gedaagden,
advocaten mr. A.B.B. Gelderman en mr. dr. L.C.P. Broos te Enschede.
Partijen zullen hierna GGZ c.s. en de NMD-gemeentes genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 oktober 2019 met 16 producties,
  • de mondelinge behandeling van 11 november 2019,
  • de pleitnota van GGZ c.s.,
  • de pleitnota van de NMD-gemeentes,
  • de overige in het geding gebrachte bescheiden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij de beoordeling zal worden uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
GGZ c.s. zijn bij de NDM-gemeentes gecontracteerde zorgaanbieders voor onder meer zorg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Jeugdwet.
2.3.
De raamovereenkomsten die partijen in dat verband hebben afgesloten lopen tot
31 december 2019.
2.4.
De NMD-gemeentes hebben besloten een gezamenlijk inkoopproces op te starten om vanaf 2020 de hulp en ondersteuning vanuit de Wmo 2015 en de Jeugdwet opnieuw te contracteren.
2.5.
Op 8 juli 2018 hebben de NMD-gemeentes door publicatie op TenderNed de volgende aanbestedingen uitgeschreven:
AOpdracht voor Beschermd wonen en Thuiswonen+, bestaande uit de percelen:
1. Beschermd wonen en
2. Thuiswonen+
BOpdracht voor Ambulante begeleiding & Ambulante begeleiding en maatschappelijke opvang, bestaande uit de percelen:
3. Ambulante begeleiding en
4. Ambulante begeleiding en maatschappelijke opvang
COpdracht voor Dagbesteding
DOpdracht voor Schoon en leefbaar huis.
2.6.
De aanbestedingen zijn vormgegeven in het zogenoemde "Zeeuwse Model", erop neerkomend dat de gemeentes met meerdere zorgaanbieders contracten (of een raamovereenkomst) aangaat als deze voldoen aan de gestelde geschiktheidseisen en er geen uitsluitingsgronden van toepassing zijn.
De inwoners van de gemeentes, die recht op ondersteuning hebben, kunnen dan een keuze uit de zorgaanbieders maken. Met uitzondering van perceel A 1., gelden hiervoor door de gemeentes vastgestelde tarieven. Voor de percelen B 3., 4. en C. hebben de gemeentes de mogelijkheid openomen om in specifieke situaties een hoger tarief overeen te komen. Bij perceel C. geldt dat er geen raamovereenkomst wordt gesloten, als er geen overeenstemming wordt bereikt over de prijs. Op basis van deze raamovereenkomsten is er geen afnameverplichting voor de NMD-gemeentes, terwijl de zorgaanbieder alleen ondersteuning mag leveren aan inwoners (van de NMD-gemeentes) die aanspraak maken op begeleiding van de Wmo en de Jeugdwet en kiezen voor zorg in natura.
2.7.
Bij rectificatie van 25 juli 2019 hebben de gemeentes De Wolden, Hoogeveen, Meppel en Westerveld zich aangesloten bij de aanbesteding van de percelen
A1.,
A2. en
B4.
2.8.
Voorafgaand aan de uitschrijving hebben de NMD-gemeentes op 20 maart 2019 een marktconsultatie opgestart en daarvoor diverse zorgaanbieders uitgenodigd. Doel van de marktconsultatie was om mede aan de hand daarvan een reële prijs in de zin van de AMvB reële prijs Wmo 2015 (hierna: de AMvB) vast te stellen.
2.9.
GGZ c.s. wensen in te schrijven op de hiervoor genoemde percelen
B3.,
B4. en
C.
2.10.
Paragraaf 5.2.4 van de aanbestedingsdocumenten met betrekking tot de hiervoor genoemde percelen luidt als volgt, voor zover van belang:
"
De Aanbieder dient bij inschrijving met het invulformulier Opgave Personeel (Bijlage 7.1) een overzicht te geven van de professionals die zij op de datum van inschrijving in kan zetten en over welke registraties (zoals SKJ, NIP,BIG, NVO en vergelijkbaar) de medewerkers beschikken. Het personeel dat ingezet wordt, dient te beschikken over een adequaat opleidingsniveau (zie bijlage 3 programma van eisen) dat aansluit bij de ondersteuning die geboden wordt. De aanbieder dient het overzicht van het personeel te verstrekken bij inschrijving.".
2.11.
Er zijn aanvankelijk twee Nota's van Inlichtingen (hierna: NvI's) geweest.
2.12.
Op respectievelijk 29 en 30 augustus 2019 en op 30 oktober 2019 hebben GGZ c.s. zich beklaagd over de in punt 5.2.4 van de aanbestedingsdocumenten opgenomen eis met betrekking tot het personeel. Ook hebben GGZ c.s. een klacht ingediend bij het klachtenbureau zoals voorzien in de aanbestedingsdocumenten.
2.13.
Bij rectificatie van 27 augustus 2019 is de uiterste termijn voor inschrijving verschoven naar 2 december 2019.
2.14.
De aanvullende nota van inlichtingen van 18 september 2019 vermeldt onder nummer 3 het volgende, voor zover van belang:
"
De NMD gemeenten streven, bezien in het licht van de aan hen opgedragen taken van algemeen belang op het gebied van Jeugdwet / Wmo (zoals bedoeld in art. 6.1sub e AVG) een gerechtvaardigd doeleinde na bij het opvragen van deze gegevens: de NMD gemeenten vinden het namelijk van cruciaal belang dat de soms kwetsbare inwoners binnen de gemeenten zorg krijgen geleverd door geschikte en deskundige medewerkers.
De gemeenten willen niet alleen kunnen controleren of de voorgestelde medewerkers inderdaad over de gestelde kwalificaties beschikken, de gemeenten moeten dit - met het oog op aanbestedingsrechtelijke beginselen en meer in het bijzonder gegeven de controleverplichtingen die daaruit voor de gemeenten voortvloeien ook (kunnen) controleren.
Het in de registers controleren of de genoemde medewerkers daadwerkelijk beschikken over de door inschrijvers genoemde registraties, is op anonieme basis onmogelijk. Het opvragen van dergelijke gegevens is overigens een zeer gebruikelijke manier om te verifiëren of (het personeel van) inschrijver voldoet aan de vereiste bekwaamheden, zie in dit verband ook art. 2.93 lid 1 sub g Aw 2012..".

3.Het geschil

3.1.
GGZ c.s. vordert samengevat - dat het de NMD-gemeentes zal worden verboden de geschiktheidseis onder paragraaf 5.2.4 van de Beschrijvende Documenten ‘Ambulante begeleiding (en maatschappelijke opvang)’ en ‘Dagbesteding’ te hanteren voor zover die betrekking heeft om een lijst met medewerkers (inclusief opleidingen) aan de NMD-gemeentes te verstrekken (primair), althans - subsidiair - elke andere voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter passend acht en die recht doet aan de belangen van GGZ c.s. Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met (hoofdelijke) veroordeling van de NMD-gemeentes in de proceskosten.
3.2.
Aan hun vorderingen leggen GGZ c.s. - samengevat - ten grondslag dat de gestelde geschiktheidseis onder paragraaf 5.2.4 onrechtmatig (want in strijd met artikel 2.93 van de Aanbestedingswet (hierna: Aw) 2012 is, niet in lijn is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (verder: AVG) en dat deze eis disproportioneel (want strijdig met voorschrift 3.5B van de Gids Proportionaliteit) is.
3.3.
De NMD-gemeentes voeren de volgende verweren. Omdat sprake is van aanbestedingsprocedures voor sociale en andere specifieke diensten is artikel 2.93 Aw 2012 niet van toepassing volgens het tweede lid van dit artikel. De verwijzing naar voormeld artikel in de aanbestedingsdocumenten is louter geschied om aan te geven dat het ook in "gewone" aanbestedingsprocedures (met een volledig juridisch regime) is toegestaan om de geschiktheid van ondernemers te onderzoeken aan de hand van onderwijs en beroepskwalificaties. Een aanbestedingsprocedure met een verlicht juridisch regime, zoals hier aan de orde, kan niet via een nota van inlichtingen worden 'omgetoverd' tot een procedure met een volledig juridisch regime. Voor zover GGZ c.s. daarover twijfels mocht hebben gehad, had het in het kader van de pro-activiteit op hun weg gelegen om hierover vragen te stellen. Ten overvloede merken de NMD-gemeentes nog op dat zelfs als artikel 2.93 Aw 2012 van toepassing mocht zijn, zij niet in strijd met dat artikel handelen.
3.4.
De gestelde geschiktheidseis is niet disproportioneel volgens de NMD-gemeentes en derhalve niet in strijd met artikel 1.10 Aw 2012 en/of voorschrift 3.5B van de Gids Proportionaliteit. Er is sprake van een geschiktheidseis, zodat GGZ c.s. dienen aan te tonen dat zij op het moment van inschrijven aan deze eis voldoen. Dat volgt volgens de NMD-gemeentes ook uit het wettelijk systeem. Toetsing van een geschiktheidseis vindt in alle aanbestedingsprocedures in de Aw 2012 plaats vóór gunning. De omstandigheid dat toetsing op het moment van inschrijven mogelijk niet waterdicht is, geldt voor alle geschiktheidseisen die in aanbestedingsprocedures worden gehanteerd en levert nooit absolute zekerheid op.
Dat betekent niet dat aanbestedende diensten om die reden geen geschiktheidseisen zouden mogen stellen of niet meer vóór gunning mogen toetsen of een aanbieder op het moment van inschrijven geschikt is. Een dergelijk standpunt staat haaks op het aanbestedingsrecht. Aanbestedende diensten beschikken over een grote discretionaire bevoegdheid waar het gaat om de mate waarin zij de aangeleverde informatie verifiëren. Een aanbestedende dienst behoeft ook niet alles te controleren/ verifiëren. De administratieve lasten zijn volgens de NMD-gemeentes zeer beperkt.
3.5.
Waar het gaat om de vraag of de geschiktheidseis in lijn is met de AVG, is het volgende namens de NMD-gemeentes aangevoerd. Volgens de gemeentes is het fundamentele recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals dat in de AVG is uitgewerkt, geen absoluut recht, maar een recht dat altijd in relatie tot andere fundamentele rechten en vrijheden moet worden beschouwd. In dit geval dient het privacybelang van de zorgverleners het af te leggen tegen het belang van veiligheid, gezondheid en welzijn van de zorgbehoevenden. Volgens de gemeentes is het opvragen en beoordelen van het gevraagde overzicht van de in te zetten zorgverleners noodzakelijk en kan dit niet achterwege gelaten worden, zonder in te boeten op andere wettelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden van de gemeentes. Het opvragen en beoordelen van het gevraagde overzicht is volgens de gemeentes rechtmatig in de zin van artikel 6 van de AVG en het opvragen en beoordelen van het gevraagde overzicht voldoet aan het noodzakelijkheidscriterium uit het privacyrechtelijke minimalisatiebeginsel (artikel 5 lid 1 onder c van de AVG). Volgens de gemeentes kunnen zij, bij het niet controleren van de opgevraagde gegevens, onvoldoende invulling geven aan hun in het kader van de Wmo en Jeugdwet opgedragen taken en aan hun aanbestedingsrechtelijke controleplicht. Aldus is de verwerking volgens de gemeentes noodzakelijk voor het doeleinde waarvoor de informatie wordt verwerkt. Er is naar het oordeel van de gemeentes voldaan aan het doelbindingsbeginsel. Tot slot ontstaat de verplichting ex artikel 14 van de AVG pas na ontvangst van de gevraagde gegevens en is het volgens de gemeentes volstrekt prematuur om nu reeds te stellen dat zij die verplichting niet zouden naleven. Normaal gesproken wordt er - na ontvangst van de gegevens - aan de informatieverstrekking door de gemeentes voldaan, door in overleg met de inschrijvende partij via die partij de informatie te verstrekken aan betrokkenen. Er is volgens de gemeentes geen reden om aan te nemen dat deze werkwijze bij de onderhavige aanbestedingen anders zou zijn.
3.6.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen voldoende gegeven en staat tussen partijen ook niet ter discussie.
4.2.
De voorzieningenrechter is er ambtshalve bekend mee dat de NMD-gemeentes óók zijn gedagvaard in een kort geding dat door de stichting Cosis aanhangig is gemaakt bij deze rechtbank en dat in die procedure (met zaak-/rolnummer C/19/128507/ KG ZA 19-158) op 13 december jl. vonnis is gewezen (Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Assen, ECLI:NL:RBNNE:2019:5168).
In dat vonnis is, voor zover van belang, door de voorzieningenrechter bepaald dat de gedaagden in die procedure, waaronder de NMD-gemeentes, de hier aan de orde zijnde geschiktheidseis, zoals omschreven in paragraaf 5.2.4, mogen stellen. Zoals meegedeeld aan partijen ter zitting, dient aan die uitkomst een zeker gewicht gehecht te worden, maar dit ontslaat de voorzieningenrechter er in deze procedure niet van om tot een eigen afweging te komen, op basis van de hier door partijen aangedragen argumenten en wel als volgt.
Strijd met artikel 2.93 Aw 2012?
4.3.
GGZ c.s. voert als eerste aan dat artikel 2.93 van de Aw 2012 een limitatieve lijst van bewijsmiddelen biedt, op grond waarvan de beroepsbekwaamheid kan worden aangetoond. Volgens GGZ c.s. is het opvragen van onderwijs- en beroepskwalificaties - lid 1 sub g - door een aanbestedende dienst enkel mogelijk voor wat betreft de dienstverlener zelf of het leidinggevend personeel. De NMD-gemeentes rekken artikel 2.93 Aw 2012 volgens GGZ c.s. verder op dan is toegestaan, door in artikel 5.2.4 van de aanbestedingsdocumenten de registratie van alle medewerkers op te vragen. Die bepaling is in strijd met artikel 2.93 lid 1 AW en dient om die reden als onrechtmatig aangemerkt te worden, aldus nog steeds GGZ c.s.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat de NMD-gemeentes onweersproken hebben gesteld dat hier sprake is van aanbestedingen voor sociale en andere specifieke diensten (het zogenoemde "sociaal domein"), zodat - onder verwijzing naar artikel 2.39 lid 2 Aw 2012 - artikel 2.93 Aw 2012 niet van toepassing is. Gelet hierop, kan niet gezegd worden dat de NMD-gemeentes in strijd met artikel 2.93 Aw 2012 hebben gehandeld. Dat wordt niet anders door de verwijzing van de NMD-gemeentes naar artikel 2.93 Aw 2012 in sommige van de antwoorden in de Nota's van Inlichtingen. De NMD-gemeentes hebben namelijk onvoldoende weersproken toegelicht dat dit louter is geschied om aan te geven dat het in "gewone" aanbestedingsprocedures (met een volledig juridisch regime) is toegestaan om de geschiktheid van ondernemers te onderzoeken aan de hand van onderwijs- en beroepskwalificaties, zodat het in de onderhavige aanbestedingen (met een verlicht juridisch regime) sowieso is toegestaan om een dergelijke eis te stellen. Met de NMD-gemeentes is de voorzieningenrechter bovendien van oordeel dat het op de weg van GGZ c.s. had gelegen om bij eventuele twijfel over de toepasselijkheid van artikel 2.93 Aw 2012 hier eerder vragen over te stellen. Nu GGZ c.s. dat niet heeft gedaan, heeft zij haar rechten ter zake verwerkt (vgl. HvJEG 12 februari 2004, C‑230/02, het zogenoemde Grossmann-arrest). Hoewel niet meer relevant, kan GGZ c.s. ten slotte niet gevolgd worden in haar enigszins gekunstelde redenering dat artikel 2.93 Aw 2012 beperkt zou zijn tot - goed en wel - de aanbieder zelf en leidinggevend personeel. Met de NMD-gemeentes is de voorzieningenrechter van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 2.93 Aw 2012 betekent dat het gaat om het bij de aanbieder werkzame personeel en niet om de aanbieder zelf, nu deze immers vaak een rechtspersoon is en als zodanig geen onderwijs- of beroepskwalificaties hebben.
4.5.
De conclusie van het voorgaande is dat de door de NMD-gemeentes gestelde geschiktheidseis niet in strijd is met (de strekking van) artikel 2.93 Aw 2012. Volgens GGZ c.s. is deze geschiktheidseis echter ook in strijd met de (U)AVG. Daarover het volgende.
Strijd met de (U)AVG?
4.6.
Hierboven werd al gerefereerd aan het vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 13 december jl. In dat vonnis is, voor zover van belang, overwogen dat artikel 5.2.4 van de aanbestedingsdocumenten niet in strijd is met de (U)AVG. Daarvoor is de volgende argumentatie leidend geweest (overweging 4.24.). Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals dat is uitgewerkt in de AVG, is geen absoluut recht, maar een recht dat in relatie tot andere fundamentele rechten en vrijheden moet worden beschouwd. Tegenover het privacybelang van de zorgverleners staat het belang van veiligheid, gezondheid en welzijn van de zorgbehoevenden, voor welk belang de gemeentes als zorginkoper een wettelijke verantwoordelijkheid dragen. Dat belang kwalificeert als een "taak van algemeen belang" in de zin van artikel 6 lid 1 sub e AVG en om die (gerechtvaardigde) taak te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk dat de aanbieders de verzochte informatie over het opleidingsniveau en de registraties van hun personeel verstrekken zodat controle ten aanzien van de geschiktheidseis kan plaatsvinden (vergelijk onder meer artikel 2.1.1 Wmo en artikel 2.6.1 van de Jeugdwet). Hiermee is voldaan aan de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub c AVG. Gelet op de wettelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden van de gemeentes is het opvragen en beoordelen van de verzochte informatie over het personeel rechtmatig in de zin van artikel 6 AVG te achten en is er aldus een grondslag voor de verwerking van die gegevens, terwijl ook voldaan is aan het beginsel van minimale gegevensverwerking van artikel 5 lid 1 onder c AVG, want zonder de verzochte informatie te controleren kunnen de gemeentes onvoldoende invulling geven aan hun in het kader van de Wmo en Jeugdwet opgedragen taken en aan hun aanbestedingsrechtelijke controleplicht. De aangedragen alternatieven (waaronder personeelsgegevens anoniem aanleveren en controle bij de uitvoering) acht de voorzieningenrechter onvoldoende om de gestelde controle op de geschiktheidseis vooraf goed te kunnen uitvoeren.
4.7.
De voorzieningenrechter neemt deze argumentatie over, maakt deze tot de zijne en voegt hier (volledigheidshalve) nog het volgende aan toe. De NMD-gemeentes hebben - waar het gaat om de eigen positie van GGZ c.s. - nader toegelicht dat artikel 5 lid 1 sub b van de AVG ruimte biedt voor verdere verwerking van de persoonsgegevens zolang dat maar niet onverenigbaar is met de oorspronkelijke doeleinden. Volgens de NMD-gemeentes is het verstrekken van de verzochte gegevens door GGZ c.s. niet onverenigbaar met het doel waarvoor GGZ c.s. de betreffende informatie heeft verkregen. Dat betreft namelijk óók het kunnen inzetten van geschikt en gekwalificeerd personeel. Met bettrekking tot de grondslag voor het verstrekken van het verzochte overzicht hebben de NMD-gemeentes toegelicht dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen bijzondere en niet bijzondere persoonsgegevens. Anders dan bij de eerder gevraagde VOG (verklaring omtrent gedrag), gaat het bij de hier aan de orde zijnde gegevens om niet bijzondere persoonsgegevens. Op de voet van artikel 9 van de AVG is toestemming geen vereiste. Afsluitend hebben de NMD-gemeentes nog uiteengezet op welke wijze in zijn algemeenheid wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 14 van de AVG, alsmede dat en waarom er geen aanleiding is om aan te nemen dat dit bij deze aanbestedingen anders zou zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft GGZ c.s. het één noch het ander (voldoende) gemotiveerd weersproken. Mede hierom, kan niet gezegd worden dat de opgevraagde gegevens (enige) strijd met de (U)AVG op kunnen leveren. In zoverre resteert dan het bezwaar van GGZ c.s. dat de gestelde eis disproportioneel is. Daarover het volgende.
Disproportioneel?
4.8.
Ook hier verwijst de voorzieningenrechter naar het hiervoor genoemde vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 13 december jongstleden. Daarin is, voor zover van belang, overwogen dat de hier bedoelde geschiktheidseis niet disproportioneel is op grond van het volgende (overweging 4.20.). De gestelde eis (zoals omschreven in punt 5.2.4 van de aanbestedingsdocumenten) is niet disproportioneel in verhouding tot de wens van de gemeentes om aldus te waarborgen dat zorgbehoevende inwoners zorg krijgen geleverd van aanbieders, van wie vooraf is vastgesteld dat deze voldoende gekwalificeerd personeel in dienst hebben. Dat de toetsing op het moment van inschrijven niet "waterdicht" is omdat onzeker is of tijdens de uitvoering van de opdracht nog wel hetzelfde personeel werkzaam zal zijn bij de aanbieders, doet aan de vrijheid om de betreffende geschiktheidseis te stellen niet af. Het gaat er om of op het moment van inschrijving aan de eisen wordt voldaan. Het wettelijk vereiste dat de aanbestedende diensten moeten nagaan of inschrijvers voldoen aan de geschiktheidseisen gaat daarbij niet zover dat alle informatie moet worden geverifieerd, maar ook los daarvan hebben de gemeentes gemotiveerd aangegeven dat in ieder geval tot op zekere hoogte informatie aan de hand van registers van beroepsregistratie en opleidingsniveau kan worden gecontroleerd. Ook de klacht dat de geschiktheidseis een zware administratieve inspanning vergt is niet overtuigend en in ieder geval onvoldoende om te concluderen dat om die reden de betreffende eis niet gesteld mag worden, mede ook omdat de gemeentes hebben aangegeven dat de informatie ook met een andere opmaak kan worden aangeleverd (mits de verzochte informatie maar overzichtelijk wordt aangeleverd). Ook deze argumentatie wordt hier overgenomen en maakt de voorzieningenrechter tot de zijne. Van disproportionaliteit (in de zin van artikel 1.10 Aw 2012 en/of artikel 3.5B van de Gids Proportionaliteit) kan op grond van het voorgaande geen sprake zijn.
4.9.
Op grond van het voorgaande moet vastgesteld worden dat geen van de argumenten van GGZ c.s. kan slagen. Dit betekent dat de vorderingen van GGZ c.s. afgewezen moeten worden. GGZ c.s. zal daarbij als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de NMD-gemeentes worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris
1.470,00
Totaal € 2.109,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt GGZ c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de NMD-gemeentes tot op heden begroot op € 2.109,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019. [1]

Voetnoten

1.type: