Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de inhoud van het dossier volgt dat verdachte meermalen vanuit een rijdend voertuig heeft geschoten in de richting van de inzittenden van een ander rijdend voertuig. Uit onderzoek blijkt voorts dat het linker achterportier van dat andere voertuig hierbij volledig werd doorboord. Uit de zeer gewelddadige aard van handelingen kan worden afgeleid dat verdachte opzet op de dood van de slachtoffers had, althans door zijn handelswijze de aanmerkelijk kans aanvaardde dat de slachtoffers als gevolg van zijn handelen het leven zouden laten. Er is niet daadwerkelijk en effectief voldoende gelegenheid geweest voor verdachte om na te denken en zich rekenschap te geven van de betekenis en mogelijke gevolgen van zijn daad, zodat niet kan worden gesteld dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag kan wel bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat gelet op de inhoud van het dossier de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in onderling verband en in relatie tot de verklaringen van andere getuigen dusdanig onbetrouwbaar zijn dat deze niet zonder meer voor het bewijs kunnen worden gebruikt als het gaat om de vraag of verdachte op hen heeft geschoten.
Ten aanzien van het in het dossier opgenomen technische bewijs is de raadsman van mening dat het enige technische bewijs voor het schieten door verdachte wordt geleverd door de rapportages over een jas die verdachte bij zijn aanhouding droeg. Bovendien heeft de link tussen de jas en de aangetroffen hulzen, op basis van het vergelijkende schotresten onderzoek, slechts een zeer geringe bewijswaarde. Verdachte heeft direct in zijn eerste verhoor verklaard dat de jas die hij tijdens zijn aanhouding aan had niet van hem is, maar van een vriend. Bovendien heeft hij toen ook verklaard dat hij op 17 januari 2019 een Stone Island jas (overgangsjas, niet winterjas) droeg. Verder is er geen technisch bewijs dat verdachte kan linken aan een schietincident. Het ontbreken van technisch bewijs, de onbetrouwbare verklaringen van de aangevers en de gedetailleerde ontkenning van verdachte brengen met zich mee dat niet kan worden bewezen dat verdachte op 17 januari 2019 op de auto van aangevers heeft geschoten. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er op grond van de stukken in het dossier ook andere, voor verdachte ontlastende scenario's, mogelijk zijn.
Zo is het mogelijk dat de broers [slachtoffer 1 en 2] alles in scène hebben gezet en hun eigen auto zelf hebben beschoten en eventueel hulzen op de snelweg hebben achtergelaten. Dit scenario wordt ondersteund door de verklaring van een broer van verdachte en verdachte zelf inhoudende dat zij denken dat de broers [slachtoffer 1 en 2] op hun eigen auto hebben geschoten, alsmede door een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI), waarin de verklaring van een anonieme melder is opgenomen, inhoudende dat [slachtoffer 1] zelf op zijn eigen auto heeft geschoten, en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onder druk heeft gezet. Deze TCI informatie wordt door de verbalisant als betrouwbaar aangemerkt. Tevens zijn de hulzen op de weg aangetroffen binnen 3 meter van elkaar. Uitgaande van een gemiddelde snelheid van 72 km/h, legt een voertuig 20 meter per seconde af. Dat zou betekenen dat de hulzen alle vier binnen 0,14 seconden verschoten moeten zijn, hetgeen met een semi automatisch vuurwapen, zoals door het NFI omgeschreven, niet mogelijk is. Ook dit pleit er voor dat de hulzen daar op een andere wijze terecht zijn gekomen.
Een ander scenario zou kunnen zijn dat verdachte niet alleen in de auto heeft gezeten, maar dat er nog een persoon als bijrijder in de auto heeft gezeten. Meerdere personen verklaren op enig moment dat er twee personen in de auto zaten. Deze bijrijder zou dan degene geweest kunnen zijn die heeft geschoten. Uit de opgevraagde historische telecomgegevens wordt door de politie de conclusie getrokken dat het zeer aannemelijk is dat verdachte en de getuige [getuige 3] ook na het schietincident bij elkaar zijn geweest. [getuige 3] was mogelijk de tweede inzittende van de zwarte Ford Fiësta, de auto van verdachte.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte van alle varianten op de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 3 december 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik reed op 17 januari 2019 in een gehuurde zwarte Ford Fiësta op de A7. Ik was in de buurt van het Hoendiep in Groningen en ben toen in de richting van tankstation [tankstation 1] gereden. Op een gegeven moment kwam ik links naast de broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te rijden. De jas die ik aan had tijdens mijn aanhouding is inbeslaggenomen en onderzocht door het NFI.
2.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2019, opgenomen op pagina 123 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019014947 d.d. 26 maart 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op donderdag 17 januari 2019 reed ik in een auto met kenteken [kenteken]. Mijn broer [slachtoffer 2] was op dat moment bij mij en zat naast mij. We kwamen langs tankstation [tankstation 1]. Daar zag ik dat er achter ons ook een auto reed. De auto kwam links naast mij rijden. Ik zag [verdachte] (fonetisch) in de auto zitten. Op het moment dat ik [verdachte] (fon.) zag zitten, zag ik ook een wapen. Ik zag dat [verdachte] (fon.) het wapen in zijn rechterhand had. Ik heb ongeveer vijf (5) schoten gehoord. Ik voelde dat de auto geraakt werd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 januari 2019, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 17 januari 2019 heb ik aangifte gedaan. Ik heb toen in de aangifte verklaard dat ik de schutter herkende als zijnde [verdachte] (fon).
Opmerking verbalisanten:
Wij toonden [slachtoffer 1] een politiefoto vervaardigd op 12-07-2017 met de afbeelding van [verdachte], [geboortedatum]-1995.
De foto die u mij net toont daarvan herken ik de afbeelding als de man die in de nacht van
16 op 17 januari 2019 op mij heeft geschoten. Het is de man waarover ik in mijn aangifte sprak. Ik herken hem voor honderdduizend procent.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 24 januari 2019, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op donderdag 17 januari 2019 tussen 00.00 en 01.50 uur, reed ik als bijrijder samen met mijn broer [slachtoffer 1] in een personenauto over de rijksweg A7. Op een gegeven moment werden we door een zwarte auto ingehaald. Dit was op de A7 in de buurt van tankstation [tankstation 1]. Toen de zwarte auto bezig was met inhalen zag ik [verdachte] (fon.) in de zwarte auto. Ik keek toen naar deze auto en zag dat [verdachte] (fon.) met zijn rechterhand in onze richting wees. Ik hoorde toen vijf of zes knallen. Tegelijkertijd zag ik lichtflitsen of vuur bij zijn rechterhand. Ik heb ook gezien dat het rechterraam was geopend. Ik heb absoluut gezien dat [verdachte] (fon.) degene was die op ons schoot.
Opmerking verbalisanten, wij toonden aangever politiefoto's. Bijlage 1 met afbeelding van [verdachte].Aangever verklaarde hierna onmiddellijk:
Op bijlage 1 herken ik als [verdachte] (fon.) de man waarover ik praat en die op ons heeft geschoten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 17 januari 2019, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisanten:
Op 17 januari 2019 werd door ons een Volwagen Golf met kenteken [kenteken] onderzocht.
In het linker achterportier werd door ons aan de buitenzijde een beschadiging
aangetroffen. Dit betrof een inschot. Deze beschadiging zat op 78 cm van de grond
gemeten. Aan de binnenzijde van het voertuig werd een uitschot aangetroffen. Deze
beschadiging zat op 77 cm vanaf de grond gemeten. Deze twee beschadigingen vormen
samen een doorschot door het linker achterportier. Aan de binnenzijde van de rechter achterportier werd een beschadiging aan de plastic deurbekleding aangetroffen. De deurbekleding aan de onderzijde is losgemaakt. Hierop werd een projectiel in de ruimte tussen de buitenzijde deur en deurkleding aangetroffen.
6. Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 23 januari 2019, registratienummer PL0100-2019014947-34, opgenomen op pagina 146 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2019 is onder [verdachte] een jas inbeslaggenomen.
7. Een deskundigenrapport schotrestenonderzoek afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.22.163, d.d. 11 april 2019, los toegevoegd aan voornoemd dossier, opgemaakt door ing. R.C. Roepnarain, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
In de zaak met politieregistratie PL0100-2019014947 is er een jas onder verdachte inbeslaggenomen. Deze jas werd mogelijk gedragen ten tijde van het delict. De mouwen van deze jas zijn onderzocht op de aanwezigheid van schotresten.
Resultaten
Op de onderzochte stubs zijn met de elektronenmicroscoop verschillende
anorganische deeltjes aangetroffen. In tabel 2 zijn de deeltjes opgenomen die op
basis van hun morfologie en elementsamenstelling in aanmerking komen voor
schotresten.
Tabel 2.
Overzicht van categorie A en B deeltjes die zijn aangetroffen op de onderzochte stubs.
Stuk van overtuiging Elementsamenstelling Aantal Catergorie
mouwen van jas PbBaSb 294 A
GdZnTi 33 A
BaCaSi 11 B
BaSb 73 B
PbSb 75 B
BaAI 90 B
PbBa 19 B
Pb 68 B
Ba 10 B
Sb 91 B
ZnTi 4 B
Sr 1 B
Conclusie
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de
mouwen van de jas zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer hypothese l waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. Waarbij:
Hypothese l: Op de bemonsteringen van de jas zijn schotresten aanwezig.
Hypothese 2: Op de bemonsteringen van de jas zijn géén schotresten aanwezig.
8. Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 22 januari 2019, registratienummer PL0100-2019014947-31, opgenomen op pagina 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2019 is onder [verdachte] een Ford Fiësta kleur zwart kenteken [kenteken] inbeslaggenomen.
9. Een deskundigenrapport aanvullend schotrestenonderzoek afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.22.163, d.d. 20 mei 2019, los toegevoegd aan voornoemd dossier, opgemaakt door ing. R.C. Roepnarain, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
In de zaak met politieregistratie PL0100-2019014947 is een auto in beslaggenomen onder verdachte, met kenteken [kenteken]. Op 25 april 2019 is van R.A. Knevelbaard van de forensische opsporing informatie over de bemonsteringen van het voertuig ontvangen. Met de stubs uit de
onderzoeksset schiethanden zijn de bijrijdersdeur en de binnenzijde van het dak van
de auto bemonsterd. Hierbij zijn de volgende bemonsteringen uitgevoerd:
- bijrijdersdeur onderkant raamopening;
- bijrijdersdeur bovenzijde en zijkanten raamopening;
- dakhemel tegen bijrijdersstoel aan;
- dakhemel boven bijrijdersstoel.
Resultaten
Op de onderzochte stubs zijn met de elektronenmicroscoop verschillende anorganische deeltjes aangetroffen. In tabel 2 zijn de deeltjes opgenomen die op basis van hun morfologie en elementsamenstelling in aanmerking komen voor schotresten.
Tabel 2 Overzicht van categorie A en B deeltjes die zijn aangetroffen op de onderzochte
stubs van de onderzoeksset schiethanden