ECLI:NL:RBNNE:2019:5240

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
LEE 18/3422
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van euromunten op basis van de Muntwet 2002

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in het beroep van F&F Products B.V. tegen De Nederlandsche Bank N.V. over de afwijzing van een verzoek tot vergoeding van euromunten. Eiseres had op 6 februari 2018 een aanvraag ingediend voor het omwisselen van 1.032 euromunten, die uit een afvalrecycleproces afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, De Nederlandsche Bank, zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de ingeleverde munten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat ze een bewerking hebben ondergaan die redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze de munten heeft veranderd. Dit oordeel is gebaseerd op de verklaringen van eiseres, de inspectie door het Nationaal Analysecentrum voor Munten (NACM) en de feitelijke staat van de munten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingeleverde munten aan verbranding en trommelreiniging met chemicaliën zijn blootgesteld, wat hun staat heeft veranderd. Eiseres betoogde dat de munten in de praktijk vaak wel geaccepteerd worden in automaten, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de conclusie dat de munten niet meer geschikt zijn voor circulatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing door De Nederlandsche Bank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/3422

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2019 in de zaak tussen

F&F Products B.V., te Leeuwarden, eiseres
(gemachtigde: mr. J.H. Tonino),
en
De Nederlandsche Bank N.V., verweerder
(gemachtigde: mr. J. Baukema).

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 6 februari 2018 voor het omwisselen van euromunten op grond van de Muntwet 2002 (de Muntwet) afgewezen.
Bij besluit van 2 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft beroepsgronden en nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift en een nader verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2019. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [directeur] . Tevens zijn [getuige 1] en
[getuige 2] , getuigen namens eiseres, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [medewerker 1] , [medewerker 2] en
[medewerker 3] .

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij overweegt daartoe het volgende.
2. Op 6 februari 2018 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor het omwisselen van in totaal 1.032 munten. Vaststaat dat die munten in Azië zijn gewonnen uit afval en afkomstig zijn uit het afvalrecycleproces. Ook staat vast dat het Nationaal Analysecentrum voor Munten (het NACM) die munten heeft onderzocht en daarover een onderzoeksverslag heeft uitgebracht. Het NACM is een binnen verweerder ressorterende instantie die is aangewezen op grond van de Muntwet.
3.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat bij de ingeleverde munten 9 valse munten en 36 niet-euromunten zaten. Het is eiseres in deze procedure niet om (vergoeding van de waarde van) die munten te doen. Eiseres wenst de nominale waarde van de overige ingeleverde munten van verweerder te ontvangen.
4. De rechtbank verwijst naar de bijlage bij deze uitspraak voor de relevante wetgeving.
5. De rechtbank stelt vast dat de omvang van dit geding wordt beperkt door de
op 6 februari 2018 ingediende aanvraag en de bijbehorende echte euromunten. Die aanvraag heeft immers de basis gevormd voor de primaire en bestreden besluiten. Stellingen van partijen die niet gaan over die aanvraag, die munten en de daarover genomen primaire en bestreden besluiten vallen buiten die omvang.
6. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte de nominale waarde van de overige munten niet heeft vergoed. Zij voert – kort samengevat – aan dat verweerder ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan het feit dat in de praktijk het overgrote deel van de munten die uit het afvalrecycleproces worden herwonnen, wel voor circulatie geschikt blijkt te zijn en gewoon wordt geaccepteerd in automaten en afstortmachines van banken en andere inzamelpunten. In dit geval gaat het alleen om munten van de messingachtige soort. Die munten zijn robuust en komen merendeels ongeschonden uit het afvalrecycleproces. Eiseres stelt dat het proces er op is gericht dat de waarde van de munten behouden blijft. Zij meent dat verweerder dat proces onvoldoende heeft onderzocht. De ingeleverde munten zijn niet ernstig verbogen, er zijn geen stukken uit en er zitten geen gaten in. Volgens eiseres zit de beschadiging hoogstens in het feit dat het profiel op de oppervlakte deels is vervaagd, of de groeven aan de zijkant deels zijn weggesleten of de vorm niet meer volmaakt rond is. Ook het gewicht van sommige munten zou iets afgenomen kunnen zijn. Maar niet van iedere munt is met het oog zichtbaar waar de verandering uit bestaat. Eiseres vindt het te gemakkelijk dat verweerder verwijst naar de door haar gegeven reden voor inlevering op de aanvraag. Uit het bestreden besluit blijkt niet onomstotelijk of overtuigend dat van iedere munt is vastgesteld dat die ongeschikt is voor circulatie. Eiseres betoogt dat het er op lijkt dat steekproefsgewijs onderzoek is gedaan. Daar komt bij dat verweerder zelf geen testen met het reinigingsproces van munten heeft gedaan. Eiseres vermoedt dat verweerder eigenlijk munten uit de afvalverwerking categoriaal wil weigeren en de toepassing van het wettelijke criterium enkel interpreteert met dat ultieme doel in gedachten. In haar ogen hanteert verweerder daarom een doelredenering. In verweerders verwijzing naar de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 27 oktober 2009 (Tweede Kamer, 2009-2010, 22112, nr. 948) ziet eiseres geen deugdelijke motivering voor afwijzing van haar aanvraag.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat het vergoedingsverzoek van eiseres een verzoek is als bedoeld in artikel 9 van de Muntwet. In die wettelijke bepaling is de inlevering en vergoeding geregeld van euromunten die ongeschikt zijn voor de circulatie. Die bepaling vloeit voort uit wat in de Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor de circulatie (PbEU 2010, L339) is geregeld. Binnen dat wettelijk kader heeft verweerder ruimte om een afweging te maken of hij ingeleverde euromunten vergoedt.
Daarbij geldt als hoofdregel dat de nominale waarde van beschadigde munten wordt vergoed. Op grond van artikel 9, zesde lid, van de Muntwet geldt dit niet voor munten die ofwel opzettelijk zijn veranderd ofwel die een bewerking hebben ondergaan waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat de munten veranderen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eiseres op 6 februari 2018 ingeleverde euromunten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat ze een bewerking hebben ondergaan waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat de munten daardoor veranderen. Daarbij heeft verweerder allereerst kunnen betrekken dat eiseres op het aanvraagformulier heeft aangegeven dat de munten beschadigd zijn. Ook heeft verweerder acht kunnen slaan op de verklaringen van eiseres over hoe die munten zijn behandeld in het afvalrecycleproces. Tussen partijen is niet in geschil dat die munten binnen dat proces aan verbranding en trommelreiniging met chemicaliën zijn blootgesteld. Voorts heeft verweerder acht kunnen slaan op de constateringen van het NACM over die munten. Uit het onderzoeksverslag en verweerders toelichtingen over het onderzoek volgt dat alle ingeleverde munten zijn opgemeten en visueel zijn onderzocht. Anders dan eiseres stelt, is niet aannemelijk geworden dat slechts sprake is geweest van steekproefsgewijs onderzoek. Gelet op de door het NACM geconstateerde staat waarin de ingeleverde munten verkeren, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ingeleverde munten door bewerking zijn veranderd. Zo is geconstateerd dat de munten erg glimmend zijn en dat veel van die munten in de verdiepte delen zwart zijn en kleiner in diameter, lichter in gewicht en dunner zijn dan normale euromunten. Ook is geconstateerd dat de afbeeldingen op de munten niet duidelijk maar vervaagd zijn en dat de oppervlakte van de munten niet glad maar bobbelig is. De algemene stellingen van eiseres en door haar ingediende stukken over hoe euromunten uit het afvalrecycleproces worden gewonnen en weer in circulatie worden gebracht, veranderen niets aan de feitelijke staat van de op 6 februari 2018 ingeleverde euromunten. In die feitelijke staat en de verklaringen van eiseres over hoe die munten in het afvalrecycleproces zijn behandeld, heeft verweerder voldoende grondslag kunnen zien voor de conclusie dat de ingeleverde munten een bewerking hebben ondergaan waarvan redelijkerwijs te verwachten is dat die de munten heeft veranderd. Dat een groot deel van de munten die afkomstig zijn uit hetzelfde afvalrecycleproces, zoals door eiseres is betoogd, kennelijk wel zijn geaccepteerd door muntautomaten van bankfilialen, maakt dit niet anders.
Gelet op wat in artikel 9, zesde lid, van de Muntwet is bepaald, heeft verweerder in het midden mogen laten of die munten opzettelijk zijn veranderd. Gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval is van een doelredenering geen sprake. Verweerders verwijzing naar de brief van 27 oktober 2009 maakt die feiten en omstandigheden niet anders.
De beroepsgronden slagen niet.
7.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag in redelijkheid kunnen afwijzen.
8. Nu het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzitter, en mr. V. van Dorst en
mr. M.M. van Driel, leden, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
typ: SCHA

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage bij de uitspraak op het beroep met zaaknummer LEE 18/3422

Relevante wetgeving
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Muntwet 2002 is niemand gehouden valse of vervalste munten aan te nemen.
In het tweede lid is bepaald dat euromunten en de munten, bedoeld in de artikelen 4, 4a en 5 die vermoed worden vals of vervalst te zijn, aan een door Onze minister aan te wijzen instantie ter beoordeling kunnen worden voorgelegd.
In het derde lid is bepaald dat indien de munten naar het oordeel van de in het tweede lid bedoelde instantie vals of vervalst zijn, ze in beslag worden genomen. Indien de munten naar het oordeel van die instantie niet vals of vervalst zijn:
a. wordt van euromunten of munten als bedoeld in artikel 4 de nominale waarde
vergoed;
b. wordt van munten als bedoeld in artikel 5 de stoffelijke waarde vergoed of worden
die munten teruggegeven in de staat waarin zij zijn ontvangen.
In het vierde lid is bepaald dat onze minister regels kan stellen betreffende de beoordeling, bedoeld in het tweede lid.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Muntwet 2002 kunnen euromunten en bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel die ongeschikt zijn voor de circulatie, worden ingeleverd bij de op grond van artikel 8, tweede lid, aangewezen instantie.
In het tweede lid is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde instantie weigert munten in ontvangst te nemen, indien de ontvangst of behandeling daarvan gevaar voor de gezondheid van het behandelend personeel inhoudt.
In het derde lid is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de verpakking en wijze van aanlevering van de in het eerste lid bedoelde munten.
In het vierde lid is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde instantie de nominale waarde van de op grond van het eerste lid ingeleverde munten vergoedt.
In het vijfde lid is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de behandelingsvergoeding, bedoeld in artikel 9 van de verordening echtheids- en geschiktheidscontrole euromunten, die op de te vergoeden nominale waarde van de ingeleverde munten in mindering wordt gebracht.
In het zesde lid is bepaald dat de waarde van munten die opzettelijk zijn veranderd of een bewerking hebben ondergaan waarvan redelijkerwijs is te verwachten dat ze de munt verandert, niet wordt vergoed.