ECLI:NL:RBNNE:2019:5338
Rechtbank Noord-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroepszaken inzake griffierechten
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 december 2019 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen eerdere uitspraken van 10 oktober 2019, waarin zijn beroepen tegen de besluiten van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 25 juli 2019, maar de rechtbank oordeelde dat hij de verschuldigde griffierechten niet tijdig had betaald. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroepen.
Tijdens de zitting op 2 december 2019 heeft de opposant zijn onvrede geuit over de eerdere uitspraken en betoogd dat er sprake was van meervoudige overtredingen van het procesrecht. Hij stelde ook dat de rechtbank ten onrechte griffierecht in rekening had gebracht, omdat er in eerdere procedures uitspraak had moeten worden gedaan. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opposant in totaal geen griffierecht heeft betaald en dat de afzonderlijke beroepszaken ook afzonderlijke griffierechten vereisen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de beslissing om de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren, gebaseerd was op de niet-tijdige betaling van griffierechten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraken en heeft het verzet ongegrond verklaard. De uitspraken van 10 oktober 2019 blijven daarmee in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.