Zakelijk weergegeven verklaart mr. Werkema als volgt:
Ik berust niet in de wraking. Het gaat hier om een zaak met in totaal 11 verweerders, waarvan 5 natuurlijke personen, onder wie [verzoeker] , zijn echtgenote, zijn zoon en zijn schoondochter. Het verzoek tot benoeming van deskundigen dat in de bodemprocedure voorligt, betreft een verzoek om een welwillendheidsbeslissing, welk verzoek is gebaseerd op de statuten van de B.V.'s waar het verzoek betrekking op heeft. Er is in de literatuur veel discussie over de vraag of een rechtbank een dergelijk verzoek moet behandelen. Een welwillendheidsbeslissing is bovendien geen rechterlijke beslissing, want ik spreek in dat geval geen recht in eigenlijke zin. Ik vraag me dus af of ik in een dergelijke procedure wel gewraakt kan worden.
In de statuten van twee van de betreffende B.V.'s staat vermeld dat een verzoek tot benoeming van deskundigen om de waarde te bepalen van de aandelen van de betreffende B.V.s dient te worden voorgelegd aan de kantonrechter van de rechtbank en in de statuten van één van de betreffende vennootschappen is bepaald dat een dergelijk verzoek dient te worden voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de rechtbank. Dus het is nog maar de vraag of ik wat die vennootschap betreft bevoegd ben als kantonrechter.
De rechtbank Amsterdam heeft een zaak die bij haar was aangebracht tussen ongeveer dezelfde partijen als de partijen in de onderhavige bodemprocedure naar ons verwezen. De rechtbank Amsterdam had in die zaak het verzoek, dat soortgelijk was aan het verzoek in de onderhavige bodemprocedure, aangemerkt als een voorlopig deskundigenbericht. Die zaak is in eerste instantie gevoegd met de onderhavige bodemprocedure. Inmiddels is de Amsterdamse zaak eraf gehaald, omdat één van partijen in die zaak hoger beroep heeft ingesteld tegen de verwijzingsbeslissing.
Ik had niet meteen te horen gekregen dat er mensen waren die op de geplande zittingsdatum niet konden komen. Ik wilde de zitting door laten gaan, omdat je met veel partijen te maken hebt en ik ervan uitging dat er ook verweerders waren die verweer konden voeren. [verzoeker] heeft pas op 3 december 2019 om uitstel verzocht. Inmiddels hebben vanochtend enkele verweerders een verweerschrift ingediend. Ik wil graag met partijen bespreken wat te doen met deze zaak. Er is geen sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor. [verzoeker] kon een schriftelijk verweer indienen.
De omzetting van de bodemprocedure van een handelszaak naar een kantonzaak is buiten mij omgegaan. Kennelijk is [verzoeker] over die omzetting niet geïnformeerd door de rechtbank. Dat had wel gemoeten. Het is vervelend dat dat is fout gegaan. Het zou kunnen zijn dat aan mij door de griffie of de griffier is voorgelegd dat in de statuten van twee van de B.V.'s waar het verzoek op ziet, staat vermeld dat een dergelijk verzoek bij de kantonrechter gedaan dient te worden en dat is gevraagd of het dan niet als kantonzaak ingeboekt moet worden en dat ik daarop bevestigend heb geantwoord. Ik kan me dat echter niet herinneren.
Ik hoor u vragen wat ik zou doen als [verzoeker] op de zitting in de bodemprocedure zou verschijnen en zou aangeven dat Ottoman zich niet goed heeft kunnen verweren. Als Ottoman zou stellen dat zij zich niet goed heeft kunnen verweren, zou dat vreemd zijn. Ottoman weet namelijk al heel lang van de zitting en heeft nooit iets gezegd. Als ter zitting wél blijkt dat zij zich niet goed heeft kunnen voorbereiden, dan kan zij door mij alsnog in de gelegenheid worden gesteld om een verweerschrift in te dienen.
Ik betwist de stelling in het wrakingsverzoek dat het vorige wrakingsverzoek kwaad bloed bij mij heeft gezet. Daar ben ik de persoon niet naar.
Ik hoor u aangeven dat het punt van Ottoman is dat haar niet was meegedeeld dat de zaak was omgezet van een handelszaak naar een kantonzaak en dat zij er pas deze week achter kwam dat zij ook zonder advocaat verweer kon voeren en dat zij daarvoor onvoldoende gelegenheid had. Ik ben van mening dat zij de highlights van haar verweer op papier had kunnen zetten. Maar als blijkt dat zij meer tijd nodig heeft voor haar verweer, kan zij die tijd krijgen.