3.2.De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van de Wabo, is het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Op grond van artikel 2.5a van het Bor is, in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo, geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 3a van bijlage II.
Op grond van artikel 2, onderdeel 1, van bijlage II, behorend bij het Bor is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op gewoon onderhoud van een bouwwerk, voor zover detaillering, profilering en vormgeving van dat bouwwerk niet wijzigen.
Op grond van artikel 3a van bijlage II, behorend bij het Bor is een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de wet niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
1. gewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor zover ook materiaalsoort en kleur niet wijzigen […], of
2. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
4. De rechtbank overweegt dat volgens het aanwijzingsbesluit van 15 juni 1999 de monumentale waarde van het Badpaviljoen ten tijde van de aanwijzing als volgt werd omschreven:
"Inleiding
[…]
Het interieur van het paviljoen is als gevolg van ingrijpende moderniseringen (alleen het balkenplafond en twee deuren in de hal zijn nog origineel) voor de bescherming van rijkswege van ondergeschikt belang.
[…]
Het exterieur heeft in de loop der tijd verschillende verbouwingen ondergaan. Een van de meest ingrijpende is het dichtzetten van de oorspronkelijke veranda door een betonnen ommuring en vensters met kunststofkozijnen.
[…]
Waardering
Het badpaviljoen, gebouwd in 1913-1914 en gelegen op de kruin van de Westerdijk, ten zuiden van Hindeloopen, is van algemeen cultuurhistorisch belang:
als bijzondere uitdrukking van een culturele en sociaaleconomische ontwikkeling;
als bijzondere uitdrukking van een typologische ontwikkeling;
vanwege de, ondanks de moderniseringen en verbouwingen, nog goed herkenbare hoofdvorm van het ontwerp;
vanwege het bijzondere materiaalgebruik, i.c. beton;
vanwege de uitzonderlijke situering op het dijklichaam, verbonden met de ontwikkeling van de streek als gebied met een recreatieve functie;
vanwege de, ondanks de moderniseringen en verbouwingen, nog steeds in redelijke mate aanwezige architectonische kwaliteiten van het exterieur;
in relatie tot de visuele gaafheid van de landschappelijke omgeving;
vanwege de typologische en functionele zeldzaamheid, zijnde het laatst overgebleven strandpaviljoen in Fryslân – in dit geval uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. […]"
5. Eiser stelt dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om de werkzaamheden aan het plafond in de bovenbouw te vergunnen. Hij voert aan dat zonder probleem alsnog een omgevingsvergunning had kunnen en moeten worden verleend, in aanmerking genomen de aantoonbare verbetering die daarmee is bewerkstelligd, de zorgvuldigheid waarmee die vervanging is geschied en de kwaliteit van het eindresultaat.