ECLI:NL:RBNNE:2019:5775

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
7600214 \ CV EXPL 19-1688
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van CAO-bepaling over arbeidsduur en reistijd voor ambulant begeleider

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambulant begeleider, werkzaam bij De Zorgzaak, en haar werkgever over de uitleg van een CAO-bepaling met betrekking tot de arbeidsduur en de vergoeding van reistijd. De eisende partij, [eiseres], vorderde betaling van achterstallig loon voor reistijd tussen cliënten, die volgens haar onder de arbeidsduur valt zoals omschreven in de CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (CAO VVT). De Zorgzaak betwistte deze vordering en stelde dat de bepaling niet op [eiseres] van toepassing was, omdat zij geen gebruikelijke reistijd woon-werkverkeer had door het ontbreken van een vaste werklocatie.

De kantonrechter oordeelde dat de reistijd van een ambulante werknemer, die rechtstreeks vanuit zijn woning naar de eerste cliënt reist, ook onder de gebruikelijke woon-werkverkeer valt. De rechter benadrukte dat de CAO-bepaling zo moet worden uitgelegd dat ook de reistijd tussen cliënten als arbeidsduur moet worden aangemerkt. De Zorgzaak werd verworpen in haar argument dat de werkzaamheden niet door de werkgever waren opgedragen, omdat de eisende partij haar werkzaamheden uitvoerde in opdracht van De Zorgzaak, ook al had zij enige vrijheid in het plannen van haar werkzaamheden.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en De Zorgzaak veroordeeld tot betaling van € 4.870,57 aan achterstallig loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 25% en wettelijke rente. Daarnaast werd De Zorgzaak veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de rechten van ambulant begeleiders met betrekking tot de vergoeding van reistijd en de toepassing van de CAO-bepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 7600214 \ CV EXPL 19-1688
vonnis van de kantonrechter van 17 december 2019
in de zaak van
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres] ,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.M.H. Houben, werkzaam bij FNV te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap
De Zorgzaak Services B.V.,
hierna te noemen: De Zorgzaak,
gevestigd te [postcode] [plaats] , [adres] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E. van Dijk te Assen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 juni 2019;
- de brief met productie d.d. 16 juli 2019 van de zijde van [eiseres] ;
- de brief met producties d.d. 26 september 2019 van de zijde van De Zorgzaak.
- de mondelinge behandeling van 9 oktober 2019, waarbij partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen en gehoord.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is in 2013 in dienst getreden van De Zorgzaak in de functie van huishoudelijk medewerkster. Sinds 2016 is zij werkzaam in de functie van begeleidster op SAW-4 niveau. Met ingang van 17 maart 2016 is zij werkzaam in voornoemde functie op basis van een contract voor onbepaalde tijd. Aanvankelijk in een omvang van 5-7,5 uur per week, vanaf 1 december 2016 voor 15-20 uur per week en vanaf 1 februari 2018 voor 24-28 uur per week.
Op de arbeidsovereenkomsten is de CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (hierna COA VVT)van toepassing verklaard.
2.2.
De Zorgzaak verwerft middels aanbestedingen in het kader van de WMO contracten met gemeenten teneinde opvoedkundige en andersoortige begeleiding te bieden aan kinderen en jongeren en hun ouders alsmede het bieden van begeleiding aan volwassenen van alle leeftijden met een beperking of mensen die door problemen, ziekte of ouderdom niet meer zelfstandig deel kunnen nemen aan de samenleving.
2.3.
De functieomschrijving van een
ambulant begeleiderluidt als volgt.
Kern en doelstelling van de functie
Als ambulante begeleider fungeer je als een spin in het web rondom de zorg van cliënten in de
thuissituatie. Naast het uitvoeren van de zorg coördineer je de zorgverlening, werk je samen met
informele en formele partners en ben je eindverantwoordelijk voor de kwaliteit, inhoud en
samenhang van de zorg.
Er wordt gewerkt met een elektronisch cliëntendossier en jij bewaakt hiervan de methodiek en
inhoud.
De begeleider creëert (leer-) situaties waarin de cliënt kansen en mogelijkheden krijgt om zich te
ontwikkelen op het gebied van wonen en huishouden (bijvoorbeeld ten aanzien van eigen normen en waarden) en geeft de cliënt heldere adviezen en motiveert de cliënt afgestemd op zijn
mogelijkheden. De begeleider begeleidt cliënten naar afspraken maar bemoeit zich inhoudelijk niet met het gesprek. De begeleider stelt samen met de cliënt een begeleidingsplan op. De begeleider bouwt het begeleidingsplan op een logische gestructureerde wijze op, formuleert vlot en bondig en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken, zodat het begeleidingsplan voor zowel de cliënt als professionals begrijpelijk is en richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt.
De begeleider maakt duidelijke afspraken over te bereiken doelen met de andere medewerkers en
eventuele deskundigen van andere disciplines en bewaakt de voortgang zodat de ondersteuning
organisatorisch goed verloopt en voldoet aan de wettelijke vereisten.
De begeleider neemt deel aan de casusbesprekingen en het werkoverleg van het team. De uitvoering van de werkzaamheden vindt plaats in afstemming met de regisserende wijkbegeleider en volgens voorschriften en richtlijnen. Binnen de voorschriften en richtlijnen worden zelfstandig beslissingen genomen. De begeleider beheert zelf de werkagenda en vult aan de hand hiervan de planning in. Uitgaande van de visie dat de cliënt centraal staat, speelt de begeleider een rol in de samenwerking tussen collega’s van het team en de regisserend wijkbegeleider. De begeleider heeft een signalerende rol richting de regisserend wijkbegeleider.
2.4.
Afhankelijk van de hulpvraag en indicatie en afhankelijk van het toegewezen aantal uren bepalen cliënten en begeleider samen hoeveel contactmomenten er wekelijks zijn. Wekelijks is er minimaal één begeleidingscontact met de cliënt. De Zorgzaak bepaalt welke cliënten [eiseres] toegewezen krijgt. Vervolgens bepaalt [eiseres] in overleg met cliënten op welke dag en op welke tijdstip(pen) zij in de week op bezoek komt. Het werkgebied van [eiseres] is [plaats] .
2.5.
De cao VVT 2016-2018, algemeen verbindend verklaard op 27 juli 2017 alsmede de cao VVT 2018-2019, algemeen verbindend verklaard op 1 oktober 2018, omschrijven als arbeidsduur:
4. Arbeidsduur
Het tussen jou en je werkgever overeengekomen gemiddeld aantal uren per week voor het verrichten van je werkzaamheden, inclusief:
- alle verlofuren waarover salaris wordt betaald;
- vergoedingen in vrije tijd volgens regelingen in deze CAO;
- verzuim tijdens vastgestelde werktijden door ziekte/arbeidsongeschiktheid.
Ben je ambulant, dan gelden voor jou ook de volgende bepalingen:
- reis- en wachttijden, ingeval van door je werkgever opgedragen werkzaamheden: als deze reistijden meer bedragen dan de voor jou gebruikelijke reistijden voor het woon- werkverkeer.
Gebroken diensten vallen hier niet onder.
Dit betekent dat reistijd die je als ambulant medewerker nodig hebt voor het ononderbroken reizen tussen cliënten, ook tot je arbeidsduur gerekend wordt;
- bij thuiszorgwerkzaamheden (extramuraal): reistijden als gevolg van gebroken diensten.
2.6.
In de cao VVT 2014-2016 is de volgende bepaling opgenomen:
Artikel 5.14 Gebroken dienst specifiek voor Thuiszorgorganisaties
1. Je werkgever heeft de mogelijkheid je werktijd eenmalig te onderbreken zonder dat deze
onderbreking werktijd of pauze is. Het is mogelijk je werktijd vaker te onderbreken, maar daar moet
jij mee instemmen. Als je werkgever je werktijd onderbreekt moet je minimaal twee maal twee uur
aaneengesloten werkzaam zijn. Dit minimum is niet van toepassing als je werkzaamheden
(werk)overleg betreffen.
Voor de kosten die je maakt voor het heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats tijdens de
onderbreking ontvang je een vergoeding als bedoeld in artikel 9.2 (tegemoetkoming voor reizen van
huis naar cliënten in de wijk).
2. De beperkingen voor je werkgever, namelijk een minimale inzet van twee maal twee uur en
instemming van de werknemer zijn niet op jou van toepassing als je uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend tijdens de avond (vanaf 20.00 uur), de nacht of in de weekenden werkzaam bent.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert de veroordeling van De Zorgzaak tot betaling van:
a. een bedrag van € 4.870,57 wegens niet betaalde reistijd cliënt-cliënt;
b. de wettelijke verhoging over het onder a. genoemde bedrag van 50%;
c. de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de cao VVT bepaalt dat de reistijd cliënt - cliënt en, bij een onderbreking van de dienst, de tijd gemoeid met reizen van cliënt naar de eigen woning en van daaruit naar de volgende cliënt, werktijd is en tegen het normale cao-uurloon dient te worden betaald. De Zorgzaak weigert de reistijd cliënt- cliënt vanaf de aanvang van het dienstverband met [eiseres] tot op heden te betalen.
Volgens [eiseres] heeft de bepaling met betrekking tot de arbeidsduur niet alleen betrekking op medewerkers die slechts woon-werkverkeer hebben, maar omvat de definitie arbeidsduur tevens de arbeidsduur van de werknemers die niet enkel kantoor gebonden werkzaamheden verrichten. Indien de stellingen van De Zorgzaak gevolgd worden, zou [eiseres] in ieder geval wel recht hebben op betaling van de reistijd als gevolg van gebroken diensten, zoals genoemd onder het 5e aandachtstreepje van artikel 1.1.4.
3.3.
De Zorgzaak stelt zich op het standpunt dat een uitleg van artikel 1.1.4 van de cao VVT conform de zogeheten cao-norm ertoe leidt dat de bepaling niet van toepassing is op [eiseres] . De bepaling heeft betrekking op reis- en wachttijden als deze meer bedragen dan de gebruikelijke reistijden woon-werkverkeer. [eiseres] heeft volgens De Zorgzaak geen gebruikelijke reistijden woon-werkverkeer. Dat wordt volgens haar bevestigd door artikel 9.1 sub 1 cao VVT. Daarin is opgenomen dat als je werkzaam bent op een vaste door je werkgever aangewezen locatie, je een tegemoetkoming in de kosten woon-werkverkeer ontvangt. Nu [eiseres] geen vaste werklocatie heeft, is er geen sprake van gebruikelijke reistijden woon-werkverkeer.
Volgens de Zorgzaak is de cao-definitie met name van toepassing op medewerkers van verpleeg- en verzorgingshuizen, welke huizen zowel intra- als extramuraal werken. De uitsluitend extramurale werkzaamheden vallen onder het 5e gedachtestreepje van de definitie.
Subsidiair stelt De Zorgzaak zich op het standpunt dat er geen sprake is van '
reis- en wachttijden ingeval van door je werkgever opgedragen werkzaamheden'in de zin van artikel 1.1.4, aangezien [eiseres] samen met de cliënt bepaalt welke begeleiding noodzakelijk/gewenst is en zij haar eigen planning maakt. Met deze vrijheid van handelen kan er niet gesproken worden van 'door de werkgever opgedragen werkzaamheden'. [eiseres] kan ook om die reden geen aanspraak maken op loon over reistijd cliënt - cliënt.
Meer subsidiair vordert De Zorgzaak het toe te wijzen bedrag vast te stellen op 60% van het door [eiseres] gevorderde bedrag. [eiseres] vordert in het petitum een vergoeding van de reistijd cliënt - cliënt. Onder punt 13 van de dagvaarding stelt zij dat de reistijd wegens gebroken diensten circa 40 % van haar vordering bedraagt. Gebroken diensten zijn echter geen reistijd cliënt - cliënt zodat die 40% niet kan worden toegewezen. Bovendien is de definitie van gebroken diensten niet op ambulant begeleiders van toepassing.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit geding om de vraag of de tijd die [eiseres] - werkzaam als ambulant begeleidster bij De Zorgzaak - besteedt aan het reizen van cliënt naar cliënt als arbeidsduur dient te worden aangemerkt waarover De Zorgzaak loon is verschuldigd. [eiseres] heeft haar vordering gebaseerd op artikel 1.1 onder 4 cao VVT. Partijen twisten over de uitleg van deze bepaling.
4.2.
In artikel 1.1. onder 4 van de cao wordt voor zover hier van belang met betrekking tot de arbeidsduur het volgende vermeld:
Arbeidsduur: Het tussen jou en je werkgever gemiddeld aantal uren per week voor het verrichten van je werkzaamheden, inclusief:
(…)
Ben je ambulant, dan gelden voor jou ook de volgende bepalingen:
- reis- en wachttijden, ingeval van door je werkgever opgedragen werkzaamheden: als deze reistijden meer bedragen dan de voor jou gebruikelijke reistijden voor het woon- werkverkeer.
Gebroken diensten vallen hier niet onder.
Dit betekent dat reistijd die je als ambulant medewerker nodig hebt voor het ononderbroken reizen tussen cliënten, ook tot je arbeidsduur gerekend wordt;
- bij thuiszorgwerkzaamheden (extramuraal): reistijden als gevolg van gebroken diensten.
4.3.
Niet in geschil is dat de cao-bepaling dient te worden uitgelegd aan de hand van de zogenaamde cao-norm. Deze cao-norm houdt - met verwijzing naar Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687 en Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678, in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de tekst van de gehele cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt niet aan op de bedoelingen van partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. Verder kan bij deze uitleg onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
4.4.
De kantonrechter kan De Zorgzaak niet volgen in haar stelling dat [eiseres] in haar functie als ambulant begeleidster niet onder de werkingssfeer van deze bepaling zou vallen. Volgens de bepaling is de reistijd van een ambulante medewerker tevens als arbeidstijd aan te merken als deze reistijden meer bedragen dan de gebruikelijke reistijden woon-werkverkeer. De Zorgzaak heeft betwist dat deze bepaling op [eiseres] van toepassing is, aangezien zij geen gebruikelijke reistijd woon-werkverkeer heeft nu zij niet op een vaste locatie werkzaam is. Naar het oordeel van de kantonrechter dient onder gebruikelijk woon-werkverkeer niet alleen de gebruikelijke reistijd woon-werkverkeer van werknemers met een vaste werklocatie te worden verstaan, maar valt hieronder tevens de reistijd van een ambulante werknemer zonder vaste werklocatie, die rechtstreeks vanuit zijn woning naar zijn eerste cliënt reist. Dit betekent dat anders dan door De Zorgzaak wordt gesteld ook de reistijd nodig voor het ononderbroken reizen tussen cliënten van ambulante medewerkers zonder vaste werklocatie als arbeidsduur moet worden aangemerkt. De kantonrechter ziet onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van De Zorgzaak dat de bepaling is geschreven voor medewerkers van verpleeg- en verzorgingstehuizen welke huizen zowel intra- als extramuraal werken. Een andere uitleg van deze bepaling zou tot gevolg hebben dat slechts ambulante medewerkers die vanaf een vaste locatie werkzaam zijn de reistijd die nodig is voor het reizen tussen cliënten vergoed krijgen, hetgeen onaanvaardbaar is.
4.5.
Ook het subsidiaire standpunt van De Zorgzaak, dat er geen sprake zou zijn van
'door de werkgever opgedragen werkzaamheden' kan de kantonrechter niet volgen. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt alleen het feit dat [eiseres] haar werkzaamheden uitvoert in opdracht van De Zorgzaak al tot de conclusie dat er sprake is van door de werkgever opgedragen werkzaamheden. Dat De Zorgzaak de werkzaamheden niet voor [eiseres] inplant, maar [eiseres] hierin een zekere mate van vrijheid geeft en [eiseres] zelf haar agenda beheert, doet hier naar het oordeel van de kantonrechter niet aan af. De Zorgzaak draagt [eiseres] immers op de werkzaamheden te verrichten en geeft haar zelf de vrijheid om de werkzaamheden in samenspraak met de cliënt in te plannen. Dit betekent niet dat hierdoor niet meer gesproken kan worden van door de werkgever opgedragen werkzaamheden.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat De Zorgzaak gehouden is de reistijd van [eiseres] voor het ononderbroken reizen tussen cliënten tot de arbeidsduur te rekenen en tevens dat de werkgever hiervoor een vergoeding moet betalen.
4.7.
De Zorgzaak is op grond van artikel 1.1.4. 5e gedachtestreepje gehouden tot betaling van de reistijd als gevolg van gebroken diensten. Dat zij haar vordering in het petitum niet heeft gespecificeerd in reistijd cliënt-cliënt en reistijd als gevolg van gebroken diensten, maar slechts een totaalbedrag ter zake reistijd cliënt-cliënt heeft gevorderd, leidt niet tot het oordeel dat de vordering voor zover die betrekking heeft op de reistijd als gevolg van gebroken diensten dient te worden afgewezen, nu [eiseres] in de dagvaarding uiteen heeft gezet welk deel van de vordering hierop betrekking heeft en zij hiervan nadere specificaties in het geding heeft gebracht.
Hetgeen De Zorgzaak heeft aangevoerd met betrekking tot artikel 5.14 cao VVT 2014-2016 leidt niet tot een ander oordeel. Dit artikel heeft betrekking op onderbroken diensten in de thuiswerkorganisatie. Hierin staat vermeld dat de werkgever de kosten van de reistijd tussen woon- en werkplaats dient te vergoeden als gevolg van de onderbroken werktijd. Waarom dit artikel geen betrekking zou hebben op de functie van ambulant medewerker, zoals door De Zorgzaak wordt gesteld - kan de kantonrechter niet volgen. In artikel 5.1A is hiervoor, anders dan De Zorgzaak stelt - geen aanwijzing te vinden. Dat [eiseres] geen vergoeding zou toekomen omdat niet de werkgever maar zijzelf de werktijd heeft onderbroken leidt evenmin tot het oordeel dat het artikel niet van toepassing is. Het artikel beoogt te bewerkstelligen dat een werknemer de reistijd als gevolg van een onderbreking in zijn of haar werktijd vergoed krijgt. Dat een werknemer daarbij het beheer voert over zijn eigen agenda kan er niet toe leiden dat zijn reistijd in geval van gebroken diensten niet wordt vergoed, aangezien de werkzaamheden die hij verricht en dient in te plannen wel door zijn werkgever zijn opgedragen.
4.8.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat ook de vordering van [eiseres] voor zover die betrekking heeft op reistijden als gevolg van onderbroken diensten voor toewijzing gereed ligt. De door [eiseres] gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen. Het komt de kantonrechter met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voor dat de wettelijke verhoging wordt gematigd tot 25%. De wettelijke rente over de verschuldigde bedragen zal eveneens worden toegewezen.
4.9.
De Zorgzaak zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 231,00 aan griffierecht,
€ 104,54 aan explootkosten en € 480,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt De Zorgzaak om aan [eiseres] te betalen € 4.870,57 aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW ad 25% van het achterstallig loon en te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, over het achterstallig loon en de wettelijke verhoging, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt De Zorgzaak tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 104,54 aan dagvaardingskosten, € 231,00 aan vast recht en € 480,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.R. de Locht en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.
typ/conc: 353/md
coll: