Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
1 juni 2018 geregistreerd, de datum dat de schone lei aan [verzoekster] is verleend, zodat de geregistreerde bijzonderheidscodering tot 1 juni 2023 zichtbaar zal zijn.
3.Het verzoek en het verweer
Primair:ING te bevelen binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking de genoemde bijzonderheidscode 3 in het CKI met contractnummer [nummer 1] van [verzoekster] te (doen laten) verwijderen;
Subsidiair:de duur van de registratie van de genoemde bijzonderheidscodering 3 in het CKI met contractnummer [nummer 1] te beperken tot 2 jaar en ING te bevelen deze bijzonderheidscodering na afloop van voornoemde termijn te (doen laten) verwijderen;
4.De beoordeling
BKR-registratie dient te prevaleren boven het belang van [verzoekster] wat betreft de directe verwijdering van de registratie. Het primair gevorderde zal worden afgewezen. Echter is de rechtbank van oordeel dat door ING onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de overbruggingsperiode van vijf jaar wat betreft de BKR-registratie nodig is om [verzoekster] te behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen. Ook is de BKR-registratie van vijf jaar niet nodig om kredietverleners tegen [verzoekster] te beschermen, omdat [verzoekster] heeft laten zien dat zij naast de schuld van de ING geen andere grote schulden heeft laten ontstaan voorafgaand aan de WSNP. Het ontstaan van de schuld bij de ING is niet volledig aan [verzoekster] te wijten, nu onbetwist door [verzoekster] is gesteld dat het ontstaan van de restschuld met name bij haar ex-partner [naam 2] ligt die, ondanks een onderlinge afspraak de woonlasten niet betaalde en dat hierdoor de betalingsachterstand is ontstaan en uiteindelijk de woning is verkocht. Tevens heeft [verzoekster] naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond financieel stabiel te zijn, zodat een BKR-registratie van vijf jaar voor haar buitenproportioneel is. In dit geval ziet de rechtbank dan ook aanleiding om de registratie te beperken tot twee jaar nu een registratie bij het BKR van vijf jaar in dit geval niet in een redelijke verhouding staat tot de nadelige gevolgen die een dergelijke registratie voor [verzoekster] met zich brengt. De subsidiaire vordering zal dan ook worden toegewezen zoals hierna is vermeld.
€ 1.086,00(2 punten x tarief € 543,00)
5.De beslissing
2 jaar, zijnde tot 1 juni 2020;
11 maart 2019.