4.3De rechtbank volgt eiseres niet haar betoog dat de SAOZ niet als onafhankelijk kan worden aangemerkt, omdat eiseres niet expliciet met het inschakelen van de SAOZ als deskundige heeft ingestemd. Die omstandigheid staat los van het feit of de SAOZ in enig verband tot verweerder of eiseres staat of is geweest. De SAOZ is verder volgens vaste rechtspraak van de AbRS in beginsel te beschouwen als een onafhankelijke deskundige (zie de uitspraak van de AbRS van 22 mei 2013,, ECLI:NL:RVS:2013). Verweerder mag in beginsel dan ook op een door de SAOZ uitgebracht advies afgaan. Dit is slechts anders indien moet worden geoordeeld dat het advies van de SAOZ onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins ernstige gebreken kleven.
4.4.1Eiseres betoogt dat verweerder geen 15% van het schadebedrag als normaal maatschappelijk risico heeft mogen aftrekken.
4.4.2In dit geval is sprake van een verzoek om nadeelcompensatie, waarbij alleen aanspraak is op vergoeding van onevenredige, dat wil zeggen buiten het normaal maatschappelijk risico vallende schade. Hoe groot het normaal maatschappelijk risico is, moet worden bepaald met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang kunnen hierbij onder meer zijn de aard van de overheidshandeling en de aard en de omvang van de toegebrachte schade. Aan het college komt bij de vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijke risico of normaal ondernemersrisico beoordelingsruimte toe.
4.4.3Verweerder heeft op advies van de SAOZ een aftrek van 15% op het schadebedrag wegens normaal maatschappelijk risico gehanteerd. Daarbij heeft de SAOZ gewezen op uitspraken van de jurisprudentie van de AbRS waarbij de AbRS de toepassing van drempels van 40% tot 25% niet onredelijk heeft geacht.
4.4.4Naar het oordeel van de rechtbank kan het hanteren van de in rechtsoverweging 4.4.1 omschreven korting niet als bovenmatig worden aangemerkt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat met deze procentuele korting anders dan bij het hanteren van een vaste drempel altijd een deel van de schade wordt vergoed. Verder acht de rechtbank de hoogte van de korting in het licht van de heersende en ten tijde van het primair en bestreden besluit geldende jurisprudentie niet onredelijk hoog. Daarbij wijst de rechtbank erop dat voor een drempel van 8% van de gemiddelde omzet in de referentiejaren bij schade als gevolg van reguliere infrastructurele werkzaamheden geen verhoogde motiveringsplicht voor verweerder geldt. Weliswaar hanteert verweerder een hoger percentage maar over het schadebedrag (omzetverlies x brutowinstmargepercentage) in plaats van over de gemiddelde omzet. Bij het gehanteerde brutowinstmargepercentage van 0,439 zal de korting daarom minder zijn dan 8% van de gemiddelde omzet. Eiseres heeft verder geen feiten en omstandigheden gesteld die aan toepassing van deze korting en/of toepassing van deze korting over twee achtereenvolgende schadejaren in de weg staan.
4.5.1Eiseres betoogt dat de SAOZ uit had moeten gaan van 2007 als referentiejaar, omdat dat het eerste, voorafgaand aan het verkeersbesluit, zijnde jaar is, waarin zich geen schadeveroorzakende ontwikkelingen hebben voorgedaan,
4.5.2De rechtbank overweegt dat bij het begroten van schades altijd keuzes moeten worden gemaakt. Het gaat erom dat die keuzes redelijk en aanvaardbaar zijn. Binnen het stelsel van nadeelcompensatie wordt de omvang van de gestelde schade doorgaans berekend door de in de schadeperiode gerealiseerde omzetten en daaraan gerelateerde brutowinsten te vergelijken met de gerealiseerde omzetten en daaraan gerelateerde brutowinsten in een referentieperiode. Het verschil tussen de referentieomzet en de daadwerkelijk gerealiseerde omzet geeft een indicatie van de schade die optreedt.
4.5.3Uitgangspunt daarbij is dat deze periode in voldoende mate representatief dient te zijn voor de ontwikkeling van de omzetten en/of brutowinsten in de schadeperiode, de schadeveroorzakende ontwikkeling weggedacht. Daartoe zal de referentieperiode in beginsel niet te ver van de schadeveroorzakende ontwikkeling af moeten liggen om verschillen met de schadeperiode, de schadeveroorzakende ontwikkeling weggedacht, zoveel mogelijk te voorkomen. In dat verband ligt het voor de hand om een periode dicht bij het intreden van de schadeveroorzakende ontwikkeling te kiezen.
Daarnaast dient de referentieperiode zodanig lang gekozen te worden dat deze een representatief beeld geeft van de brutowinst van de onderneming. Het is daarom gebruikelijk om van een periode van drie jaar uit te gaan, voorafgaande aan de schadeperiode, en bij een stabiel verloop van de omzetten deze te middelen en de uitkomsten daarvan als referentieomzet te hanteren, voor zover nodig onder toepassing van een correctie vanwege branche-, markt- en concurrentieverhoudingen en inflatie. Van dit uitgangspunt kan en moet soms worden afgeweken. Daarvoor kan aanleiding zijn indien de omzetontwikkeling over deze drie jaren een bestendig dalende of stijgende ontwikkeling laat zien. In het geval van een bestendig dalende omzet zou middeling over drie jaren immers tot gevolg hebben dat de verslechtering van de omzet voorafgaande aan de schadeperiode niet wordt betrokken bij de schadeberekening. Daarbij wijst de rechtbank erop dat een vergoeding voor die verslechtering in deze procedure niet aan de orde is.
4.5.4Vaststaat dat de omzet van eiseres vanaf 2008 als gevolg van diverse werkzaamheden en veranderingen ter plaatse het Raadhuisplein substantieel is gedaald. Om die reden ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de SAOZ niet mocht uitgaan van de periode van augustus 2010 tot juli 2011 als referentiejaar. Eiseres heeft ook geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou blijken dat in die periode de feitelijke omzetgegevens gecorrigeerd moeten worden voor bijzondere omstandigheden gedurende die periode, naast de reeds door de SAOZ gemaakte correctie. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de SAOZ onweersproken heeft gesteld dat in het referentiejaar voorafgaand aan de start van de uitvoering van het bestemmingplan en het verkeersbesluit sprake was van een zekere status quo rond het Raadhuisplein.
4.6.1Eiseres betoogt dat de SOAZ niet voldoende heeft gemotiveerd dat slechts 25% van de schade is veroorzaakt door het verkeersbesluit.
Dit betoog treft geen doel.
4.6.2De SAOZ heeft aangegeven dat de schade in het bijzonder is veroorzaakt doordat in augustus 2011 een groot aantal parkeerplaatsen op het Raadhuisplein zijn komen te vervallen. Als gevolg daarvan waren er vanaf die datum een beperkt aantal parkeerplaatsen in de directe omgeving van eiseres aanwezig, terwijl eiseres voor een belangrijk deel, naar zij ook heeft bevestigd, afhankelijk is van klanten die met hun auto in de nabijheid kunnen parkeren. Ter zitting is verklaard dat van de circa 355 parkeerplaatsen circa 335 zijn vervallen. Eiseres is toentertijd als gevolg van het verkeersbesluit ook voor motorrijtuigen slechts voor één richting bereikbaar geworden; voor fiets- en voetgangers bleef eiseres in beide richtingen toegankelijk. De SAOZ stelt niet uit te sluiten dat eiseres ook ten gevolge van het verkeersbesluit schade heeft geleden nu de omzet na het verkeersbesluit een duidelijke trendbreuk liet zien. Gelet op alle omstandigheden van geval komt de SAOZ tot een schadeverdeling waarbij 50% van de door eiseres in 2012 geleden schade toegeschreven wordt aan het vervallen van parkeerplaatsen, 25% aan het verkeersbesluit en 25% aan overige schadeoorzaken.
4.6.3Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres met de schatting van het schadepercentage van 25%, afgezet tegen het niet door eiseres betwiste schadepercentage van 50% voor het vervallen van parkeerplaatsen, niet tekortgedaan. Daarbij wijst de rechtbank erop dat voor het bereikbaar zijn per auto van wezenlijk belang is dat in de directe nabijheid van eiseres parkeerruimte aanwezig is. Indien die ruimte (zeer) beperkt is geworden, is aannemelijk dat een verslechtering in de bereikbaarheid voor auto's in zo'n situatie minder nadelige gevolgen heeft op de omzet van eiseres. Eiseres heeft haar stelling niet onderbouwd met stukken van deskundigen. Dat de SAOZ de schadeoorzaken die verantwoordelijk zijn voor de overige 25% schade niet (voldoende) heeft gespecificeerd, is daartoe onvoldoende. Immers dat verklaart niet waarom het gehanteerde schadepercentage van 25% in verhouding tot het vastgestelde schadepercentage van 50% voor het vervallen van parkeerplaatsen, te laag is.