ECLI:NL:RBNNE:2019:607

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
18/720240-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennep

Op 19 februari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1956, die werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Opiumwet. De zaak betreft twee parketnummers: 18/720240-17 en 18/720229-16. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 15,19 kilogram hennep op 11 mei 2017 te Heerenveen en het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 857 gram hennep op 13 mei 2017 te Gorredijk. Tijdens de zitting op 5 februari 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.C.L. Crozier, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor de feiten in beide parketnummers, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepproductie en -verkoop, mede op basis van getuigenverklaringen van verbalisanten en het aantreffen van hennep in de auto van de verdachte en in zijn bedrijfspand.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen Iveco vrachtwagen verbeurd. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720240-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/720229-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 05 februari 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/720240-17:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2017 te Heerenveen opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 15,19 kilogram (bruto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2017 te Gorredijk, gemeente Opsterland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 857 gram (bruto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
in de zaak met parketnummer 18/720229-16:
1.
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 4 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of Wolvega (gemeente Weststellingwerf), althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een trailer zich bevindende in een pand aan de [straatnaam] en/of de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 192 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 4 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of Wolvega (gemeente Weststellingwerf), in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen kentekenplaten voor de trailer ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of te Wolvega (gemeente Weststellingwerf), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een Iveco vrachtwagen en/of
- een ruimte, te weten een (deel van een) pand aan de [straatnaam] [nummer] en/of
- een ruimte, te weten een (deel van een) pand aan de [straatnaam] [nummer]
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van 3a van die wet, voorhanden heeft (door het ter beschikking stellen van voornoemde pand(en) en/of het ter beschikking stellen en/of aanschaffen van voornoemde vrachtwagen), waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd was/waren tot, althans gebruikt werd/werden voor het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720229-16 vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720240-17 en het onder 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720229-16.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720240-17 is er op grond van het volgende onvoldoende wettig bewijs. Er dient bewijsuitsluiting te volgen omdat de hennep in beide zaken niet rechtmatig is aangetroffen. Subsidiair dient om die reden strafvermindering te worden toegepast. Bovendien is beide keren de aangetroffen hennep niet onderzocht en is dus onbekend of de werkzame stof THC in de hennep zat.
In de zaak met parketnummer 18/720229-16, onder 1. ten laste gelegde ontbreekt het wettige bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. ij heeft
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720229-16 is er onvoldoende wettig bewijs voor het bieden van een ruimte voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft immers op het moment dat hij erachter kwam dat de Iveco vrachtwagen in zijn loods stond aangegeven dat hij niet wilde dat de hennepkwekerij daar in werking zou zijn. Met de Iveco vrachtwagen was nog geen strafbaar feit gepleegd, omdat er geen in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen; deze was slechts in opbouw. ij heeft
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/720240-17, feit 1
Ten aanzien van de gevoerde verweren door de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
In het relaas van verbalisant [verbalisant 1] staat beschreven dat verdachte toestemming heeft gegeven om in de laadruimte te kijken. Verdachte heeft op verzoek van verbalisant [verbalisant 1] zelf de deuren van de laadruimte geopend.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan dit relaas en gaat hier dan ook van uit. De rechtbank volgt derhalve verdachte niet in zijn stelling dat hij uitdrukkelijk 'nee' heeft geantwoord op de vraag of de politie in zijn auto mocht kijken.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de politie bevoegd, immers met toestemming van verdachte, de laadruimte heeft bekeken.
Vervolgens zijn de verhuisdozen in de laadruimte geopend. Verdachte heeft uitdrukkelijk geen toestemming gegeven om de inhoud van de verhuisdozen te bekijken. Dit is zo beschreven door de verbalisant en door verdachte verklaard. Op grond van de volgende feiten en omstandigheden bestond er naar het oordeel van de rechtbank een redelijke verdenking van de aanwezigheid van hennep en aldus de bevoegdheid op grond van artikel 9 van de Opiumwet om de dozen te openen ter inbeslagneming:
- het beschreven zenuwachtige gedrag van verdachte (trillende handen) bij de start van
de controle,
- verdachtes antecedenten op het gebied van de Opiumwet en
- de strijkzak die uit één van de verhuisdozen stak en waarvan het de politie ambtshalve bekend is dat deze vaak worden gebruikt voor het luchtdicht verpakken van hennep.
De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman dat de hennep onrechtmatig is aangetroffen.
Op grond van de ambtshalve herkenning van de verbalisanten staat vast dat er in de auto van verdachte zeven verhuisdozen zijn aangetroffen met daarin 15,19 kilogram hennep (bruto gewicht). Onder hennep wordt verstaan elk gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substantie is toegevoegd - ongeacht de hoogte van het THC-gehalte (HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4154). Het begrip hennep heeft bovendien betrekking op de gehele hennepplant, ongeacht de vraag of de plant werkzame bestanddelen bevat (HR 31 mei 1994, NJ 1994/674). Volgens vaste rechtspraak is nader onderzoek naar hennep daarom niet noodzakelijk.
Gelet op de wijze waarop de dozen zijn aangetroffen in de auto, waarbij één strijkzak zichtbaar was en de geur van hennep te ruiken was, in combinatie met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet en dan specifiek voor hennep, hij geen controleerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst en de bestemming van de verhuisdozen met daarin hennep heeft ontvangen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tenminste voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van de hennep.
Verdachte heeft pas ter terechtzitting aangegeven dat hij de dozen als koerier in de uitoefening van zijn koeriersbedrijf heeft vervoerd. Dit acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op het feit dat hij hierover nooit heeft gesproken bij eerdere politieverhoren, terwijl hij ten aanzien van beide dagvaardingen uitvoerig is ondervraagd over zijn persoonlijke omstandigheden en zijn werkzame leven. Het ter terechtzitting overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel maakt dit niet anders.
De rechtbank zal verdachte op grond van het voorgaande en de hierna opgenomen bewijsmiddelen veroordelen voor het onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 5 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik vervoerde op 11 mei 2017 te Heerenveen in mijn auto, een Fiat Ducato met het kenteken [kenteken] , onder meer zeven witte verhuisdozen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2017, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017120945 d.d. 8 september 2017, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Op 11 mei 2017 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met een grote Automatic NumberPlateRecognition, hierna genoemd ANPR, controle. Deze controle vond plaats te Heerenveen.
Omstreeks 17:35 uur zag ik een FIAT Ducato met kenteken [kenteken] onder begeleiding van een opvallend politie motorvoertuig richting onze controle straat rijden. Ik vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs en zijn kentekenbewijs. Ik zag op het rijbewijs van de bestuurder dat het ging om de heer [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1956 te Laren.
Nadat de heer [verdachte] beide deuren van de laadruimte van zijn auto had geopend zag ik een stapel houten balken liggen. Ik zag boven op deze balken een bruine kartonnen doos staan. Ik schat dat de doos ongeveer 50 centimeter bij 40 centimeter was. Ik zag dat deze doos dichtgevouwen was. Ik zag ook dat er zeven witte verhuisdozen boven op de houten planken stonden. Ik stond buiten het voertuig toen ik zag dat de voorste witte verhuisdoos open stond. Ik zag dat er een zwarte plastic zak uit de witte doos stak. Ik weet dat dit type zak gebruikt wordt voor het luchtdicht verpakken van hennep. Ik zag dat de rest van de dozen dicht zaten. (..) Omdat ik de zwarte plastic zak zag, welke uit de witte doos stak, en ik wist waarvoor dit gebruikt wordt heb ik één deel van de bruine kartonnen doos opgemaakt. Toen ik mijn hoofd voor een deel in deze doos stak rook ik een lucht welke ik herkende als hennep. Hierna heb ik collega [verbalisant 2] gevraagd om ook te ruiken. Ik hoorde collega [verbalisant 2] zeggen dat hij de lucht herkende als hennep. Hierna heb ik collega [verbalisant 3] gebeld, de coördinator van de ANPR controle, om te vragen of hij naar de controleplaats kon komen om met mij het een en ander te bespreken. Ik zag dat collega [verbalisant 4] met een mes een snee maakte in de zwarte plastic zak. Ik zag dat er in de zak hennep zat. Ik rook ook een sterkte hennep geur uit de zak.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas van onderzoek d.d. 8 september 2017, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 11 mei 2017 werd te Heerenveen aangehouden [verdachte] . Onder verdachte werden de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen: zeven zwarte strijkzakken in zeven verhuisdozen gevuld met henneptoppen, gewogen 15,19 kg.
Parketnummer 18/720240-17, feit 2
Ten aanzien van de gevoerde verweren door de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
De politie heeft geverbaliseerd dat zij op 13 mei 2017 grond van artikel 9 van de Opiumwet in het bedrijfspand van verdachte te Gorredijk zijn binnengetreden. Gelet op de omstandigheid dat kort ervoor 15,19 kilogram hennep in de auto van verdachte is aangetroffen in combinatie met verdachtes strafblad en de wetenschap bij verbalisanten dat verdachte ook werd verdacht van betrokkenheid bij hennepteelt in 2015 en 2016, acht de rechtbank dit niet onrechtmatig.
De verbalisanten hebben beschreven dat zij zoekend rond hebben gekeken en dat in de loods boven op een vide een gele Jumbo tas met daarin henneptoppen is aangetroffen. Van doorzoeken in de loods in Gorredijk, zoals de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank niet gebleken. Blijkens de foto van de betreffende Jumbo tas gaat het om een zogenaamde big shopper, die niet geopend hoeft te worden om de inhoud daarvan te kunnen waarnemen. Dat er afgesloten ruimtes zijn betreden met behulp van een sleutel voordat de tas werd aangetroffen, zoals de raadsman heeft betoogd, volgt niet uit het dossier.
Op grond van de ambtshalve herkenning van de verbalisanten staat vast dat er in de tas van verdachte hennep is aangetroffen. Onder hennep wordt verstaan elk gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties is toegevoegd - ongeacht de hoogte van het THC-gehalte (HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4154). Het begrip hennep heeft bovendien betrekking op de gehele hennepplant, ongeacht de vraag of de plant werkzame bestanddelen bevat (HR 31 mei 1994, NJ 1994/674). Volgens vaste rechtspraak is nader onderzoek naar hennep daarom niet noodzakelijk.
De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande de verweren van de raadsman.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de hennep opzettelijk aanwezig had: de hennep stond zichtbaar in zijn pand en verdachte heeft aangegeven dat deze hennep in zijn bezit was.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 05 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het pand aan de [straatnaam] te Gorredijk is mijn bedrijfspand. De aangetroffen Jumbo tas met hennep was in mijn bezit. Dit is meegenomen bij mijn verhuizing van Wolvega naar Gorredijk.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017120945 d.d. 8 september 2017, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Wij zijn op 13 mei 2017 naar het adres [straatnaam] te Gorredijk gegaan. Dit is het bezoekadres van het autobedrijf [verdachte] . In de loods/bedrijfspand boven op een vide is door verbalisant [verbalisant 5] een gele Jumbo tas gevonden. In deze Jumbo tas zag ik, verbalisant [verbalisant 5] , doorzichtige plastic zakken met daarin mij ambtshalve bekende henneptoppen.
Op bureau Heerenveen heb ik, verbalisant [verbalisant 5] , de henneptoppen gewogen en blijken de henneptoppen een totaal gewicht te hebben van 857 gram.
Parketnummer 18/720229-16, feit 1
De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720229-16 -net als de officier van justitie en de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/720229-16, feit 2
Ten aanzien van de gevoerde verweren door de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 11a Opiumwet stelt - voor zover hier van belang - iemand strafbaar die stoffen, voorwerpen of ruimten, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in art.11 lid 3 Opiumwet) en/of tot het plegen van grootschalige hennepteelt (als bedoeld in art. 11 lid 5 Opiumwet) (onder meer) te koop aanbiedt of voorhanden heeft.
Artikel 11a Opiumwet ziet op alle stoffen en voorwerpen die bestemd zijn om gebruikt te worden bij professionele of grootschalige hennepteelt. Niet de afzonderlijke goederen zijn strafbaar - die zijn en blijven legaal - maar het gaat om de criminele intentie waarmee de persoon deze voorhanden heeft, aanbiedt, vervoert of verkoopt.
De criminele intentie omvat de wetenschap of de ernstige reden te vermoeden dat de voorwerpen bestemd zijn voor de illegale hennepteelt. Het type en samenstel van de aangetroffen goederen kan daarbij van belang zijn.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde vrachtwagen en ruimten naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt en dat verdachte wist van die bestemming. Dat de knipruimte gebruikt zou zijn voor andere doeleinden, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dat heeft te maken met de combinatie van het aantreffen van de knipruimte in de ene loods en de voor hennepteelt ingerichte vrachtwagen in de naastgelegen loods, en met de wisselende verklaringen die verdachte over die gestelde andere doeleinden heeft afgelegd. Aanvankelijk verklaarde hij dat in die ruimte thee van hennep- en laurierblad werd geproduceerd, terwijl hij later verklaarde dat het om hennepolie zou gaan.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 05 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De panden aan de [straatnaam] [nummer] en [nummer] te Wolvega worden door mij gehuurd.
De Iveco vrachtwagen is gestald in het pand aan de [straatnaam] [nummer] . Ik heb gezien dat er in de vrachtwagen potten stonden en lampen hingen. Ik zag dat hij gebruikt zou kunnen worden om hennep in te kweken.
In het pand aan de [straatnaam] [nummer] lagen transformatoren op de grond. In het pand aan de [straatnaam] [nummer] was een knipruimte. Er lag ook een grote zak met gruis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2016, opgenomen op pagina 357 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015328475/2016004001 d.d. 26 juli 2016, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben op 18 januari 2016 het pand aan de [straatnaam] [nummer] betreden. Op de overloop bevond zich een rode afgesloten deur. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , heb de deur geopend. Wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , roken bij het openen van de deur direct een sterke hennepgeur. Wij kwamen uit in een klein kantoortje, welke gelet op de locatie zich in de naastgelegen loods bevond. In het kantoortje tegenover de deur lagen witte netten met een metalen frame. Deze netten zijn bij mij, verbalisant de [verbalisant 8] , bekend als zijne netten waarop hennep gedroogd word. Ik zag kleine groene restanten in de netten zitten. Wij zagen naast de netten een grote zwarte slang over een aantal dozen hangen. Aan de zwarte slang zat een koolstoffilter bevestigd welke op de grond stond. Het is ons ambtshalve bekend dat de slangen en de koolstoffilters gebruikt worden in een hennepkwekerij. Naast de deur lag een ventilatiesysteem van het merk Uvonair type 1000. Het is ons ambtshalve bekend dat dit soort systemen in hennepkwekerijen gebruikt worden.
Wij zagen dat er nog een afgesloten deur in de ruimte aanwezig was. Wij roken in deze ruimte een nog sterkere hennepgeur. Wij zagen een aantal stoelen in de ruimte staan. Wij zagen tegen de linkermuur een voorraadkast staan. Wij zagen op het onderste plankje meerdere handschoentjes liggen. Wij zagen op het tweede plankje vanaf de onderkant gezien meerdere kleine schaartjes liggen. Naast de kast stond een koolstoffilter op de grond. Op de koolstoffilter zat een afzuig systeem met daaraan een zwarte flexibele slang bevestigd. De slang liep via het systeemplanfond weg. Ik verbalisant [verbalisant 6] heb vervolgens een ladder gepakt en het systeemplafond opgetild. Ik zag dat ik in de naast gelegen loods, [straatnaam] [nummer] , kon kijken. Ik zag in deze loods een witte vrachtwagen staan.
(..) Wij zijn vervolgens naar de voordeur van [straatnaam] [nummer] gelopen en hebben de deur geopend. Wij zagen een wit met blauwe vrachtwagen van het merk Iveco staan. Ik, verbalisant [verbalisant 9] , hoorde collega [verbalisant 10] zeggen dat in de vrachtwagen een niet inwerking zijnde hennepkwekerij zat. Ik, verbalisant de [verbalisant 8] , opende de deur van de laadruimte en zag dat daar alle apparatuur en benodigdheden voor een hennepkwekerij staan met uitzondering van de planten. Ik zag dat de lampen uit stonden. Ik zag dat potten met aarde in de laadruimte stonden. Ik voelde dat de aarde nat was en ik zag dat in het midden van de potten een gat in het zand zat. Het betrof in totaal 202 zwarte bakken gevuld met aarde.
In dezelfde ruimte als waar de vracht auto lagen diverse goederen die gebruikt worden cq. gebruikt kunnen worden in een hennepkwekerij. Wij troffen onder andere het volgende aan: assimilatie lampen van het merk Philips, lampenkappen voor de assimilatielamp, zwarte growtenten, droogrekken inclusief frame, flexibele luchtafvoer buizen, afvoerbuizen met glas/steen wol, groeimiddelen voor planten, cocus substrate (aarde), rol zwart folie, dompelpompen, handschoentjes.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/720240-17 en feit 2 in de zaak met parketnummer 18/720229-16 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/720240-17:
1.
hij op 11 mei 2017 te Heerenveen opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 15,19 kilogram (bruto gewicht) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 13 mei 2017 te Gorredijk, gemeente Opsterland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 857 gram (bruto gewicht) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de zaak met parketnummer 18/720229-16:
2.
hij in de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen of alleen,
- een Iveco vrachtwagen en
- een ruimte, te weten een deel van een pand aan de [straatnaam] [nummer] en
- een ruimte, te weten een deel van een pand aan de [straatnaam] [nummer]
bestemd tot het plegen van feiten strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) ernstige reden had(den) te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/720240-17:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
in de zaak met parketnummer 18/720229-16:
2. Medeplegen van een vervoermiddel voorhanden hebben, waarvan hij ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd is tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten
en
Ruimtes voorhanden hebben, waarvan hij ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring en met inachtneming van strafvermindering voor de vormverzuimen en tijdsverloop te volstaan met een taakstraf van 20 uren met aftrek van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 1 juni 2018, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet.
Verdachte heeft in zijn bedrijfspanden een vrachtwagen en ruimtes voorhanden gehad die bestemd waren voor de grootschalige hennepteelt. In de vrachtwagen zat een niet in werking zijnde hennepkwekerij en in de bedrijfspanden zijn een knipruimte en diverse hennepgerelateerde goederen aangetroffen.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan overtreding van het op 1 maart 2015 ingevoerde artikel 11a van de Opiumwet. Dit artikel is onderdeel van een wetswijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij goederen voorhanden heeft gehad die bijdragen aan het in stand houden van de illegale hennepteelt.
Hierna is er in een auto van verdachte 15,19 kilogram hennep (bruto gewicht) en in een ander bedrijfspand van verdachte 857 gram (bruto gewicht) hennep aangetroffen.
Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
Vanaf 17 november 2017 zijn de landelijke oriëntatiepunten voor het bezit van 15 kilogram hennep zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal er in het voordeel van verdachte rekening mee houden dat dit oriëntatiepunt nog niet bestond op het moment van het plegen van het feit.
De reclassering heeft niet veel zicht gekregen op verdachte. Mede gelet op zijn ontkennende verklaringen ten aanzien van de feiten, heeft de reclassering zich onthouden van een advies.
De rechtbank neemt bij de strafbepaling in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en dat de feiten enige tijd geleden zijn gepleegd.
Alles overwegende overweegt de rechtbank dat de ernst van de feiten uit een oogpunt van specifieke en algemene preventie slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt en dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevolgen zal hebben voor verdachte en zijn gezin, zoals de reclassering heeft opgemerkt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarvan moet worden afgezien. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, opleggen.

Beslag

De rechtbank acht de inbeslaggenomen Iveco vrachtwagen vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit een voorwerp is met betrekking tot welke het onder 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/720229-16 is begaan.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat de verbeurdverklaring niet kan worden uitgesproken omdat de vrachtwagen geen eigendom van verdachte was.
Artikel 33a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt – voor zover hier van belang – dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Uit het dossier blijkt dat verdachte de vrachtwagen heeft betaald, niet blijkt op wiens naam deze was gesteld. Verdachte heeft gesteld dat de vrachtwagen van een medeverdachte was en dat hij deze de koopsom heeft voorgeschoten. Wat daar verder ook van zij, de betreffende medeverdachte heeft erkend dat hij wist dat de vrachtwagen bestemd was voor grootschalige hennepteelt, zodat ook ingeval niet verdachte maar de medeverdachte eigenaar van de vrachtwagen zou zijn, de wettelijke voorwaarde voor verbeurdverklaring is vervuld.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geld en de harddiskrecorder moeten worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, te weten verdachte, nu het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/720229-16 onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/720240-17 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720229-16 onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen vrachtauto Iveco met het kenteken BNSF63.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
- geld 26 x € 50,
- geld 1 x € 5,
- muntgeld € 1,60,
- geld 2 x € 20 en
- harddiskrecorder 500 GB, kleur zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2019.
Mrs. Jongsma en Van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.