Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde met uitzondering van het medeplegen ten aanzien van het onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van de braak, verbreking of inklimming zoals verwoord in het onder 1 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de enkele redenering dat er geen aanleiding is om te denken dat verdachte de woning is ingegaan met een ander doel dan om iets weg te nemen, geen bewijs vormt voor het ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat de diefstal van het geld niet bewezen kan worden. Voorts heeft de raadsman betoogd dat, voor zover de rechtbank tot een veroordeling komt van de diefstal van de laptop, niet bewezen kan worden dat dat tezamen en in vereniging is begaan.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde braak, verbreking en/of inklimming.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het woord van verdachte staat tegenover het woord van aangeefster, wat met zich brengt dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 11 van het dossier met nummer PL0100-2018251080 d.d. 1 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op maandag 9 september 2018 [de rechtbank gaat uit van een kennelijke schrijffout en begrijpt: maandag 3 september 2018] was ik aan het werk bij [naam praktijk] te Nieuw Amsterdam. Omstreeks 14:20 uur zag ik een man voor de receptie staan. Naar aanleiding van zijn verzoek ging ik in gesprek met de huisarts. Circa tien minuten nadat de man weg was realiseerde ik me dat mijn telefoon weg was. Deze lag voordat ik een gesprek met de man had nog op de balie bij de receptie achter de glaswand. Ik had de glaswand niet afgesloten toen ik met de huisarts in gesprek was. Mijn telefoon is een witkleurige Samsung Galaxy s6. Op het moment dat de man voor de balie stond waren er geen andere personen, cliënten of collega’s aanwezig.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 5 september 2018 was ik belast met het bekijken en beschrijven van de videografische beelden van de bewakingscamera’s van de [naam praktijk] te Nieuw Amsterdam. Ik zie dat een manspersoon zijn armen op de balie van de receptie legt en dat hij met zijn lichaam over de balie heen gaat hangen. Ik zie dat de linkerarm van de manspersoon van de balie af komt. Ik zie een wit voorwerp, gelijkend op een mobiele telefoon, in de linkerhand van de manspersoon. Ik zie dat het een witte mobiele telefoon betreft. Ik zie dat de manspersoon de witte mobiele telefoon met zijn linkerhand in zijn linker broekzak stopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 5 september 2018 werden mij camerabeelden getoond van de huisartsenpraktijk te Nieuw Amsterdam. Op genoemde camerabeelden herkende ik, verbalisant, de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Op 3 september 2018 ben ik samen met [verdachte] met de trein naar Nieuw Amsterdam gegaan. [verdachte] moest nog naar de huisartsenpraktijk. Hier zijn we heen gelopen. [verdachte] is naar binnen gegaan. Het was toen ongeveer 14:15 uur of 14:30 uur.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 september 2018, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] namens [benadeelde partij 2] :
Wij verhuren woningen aan de [straatnaam] . Op de beelden van de camera’s aan het pand [nummer] zag ik dat de jongen met een jas met wat roods op de deurmat voor de deur ging staan en iets uit een mapje haalde welke hij in zijn linkerhand vast hield. Met hetgeen hij uit de mapje haalde ging hij vervolgens rommelen ter hoogte van de deurslot. Bij de voordeur zag ik twee inbussleutels op de plek zitten waar de jongen had lopen rommelen. Deze inbussleutels horen daar niet. Een van de jongens was gekleed in een donker t-shirt met witte opdruk, donker kleurige korte broek, donkere schoenen en had een jas voorzien van rode accenten op zijn linkerschouder hangen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 99 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 september 2018, omstreeks 20:50 uur was ik ter plaatse bij een melding. Aldaar kwamen twee personen op mij aflopen. Ik herkende een van deze personen van camerabeelden die ik eerder deze dag had gezien bij een poging inbraak. Deze persoon was gekleed in een trainingsjas met rode accent, donkere korte broek en donkere sportschoenen. Ik sprak met deze persoon en vroeg hem naar zijn naam. Hij vertelde mij dat hij [verdachte] heette.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik zag op de camerabeelden het volgende:
3-9-2018 16:11 t/m 16:12
Ziet 2 mannen komen lopen vanaf de weg de steeg in. Ziet man 1 lopen naar een deur van het pand aan rechterzijde. Ziet dat man 1 een voorwerp in zijn handen heeft en hier een voorwerp uit pakt. Ziet dat man 1 zijn beide handen naar deze deur ter hoogte van het slot beweegt. Ziet dat man 1 zijn rechterhand zich bij de deur ter hoogte van het slot bevindt en dat zijn rechterhand bij het slot beweegt. Ziet dat man 1 zijn hand terugtrekt en vervolgens weer naar de deur ter hoogte van het slot brengt. Ziet dat man 1 nogmaals met zijn rechterhand naar het slot van de deur gaat en hier met zijn rechterhand beweegt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Op 3 september 2018 heb ik samen met [verdachte] de trein naar Emmen gepakt. Vanaf het station liepen we naar de [straatnaam] . [verdachte] had een inbussleutel bij zich. [verdachte] was aan het rommelen bij het slot.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 september 2018, opgenomen op pagina 143 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik woon aan [straatnaam] te Emmen. Op 3 september 2018, toen ik vlakbij mijn woning was, zag ik de mij bekende [verdachte] en [benadeelde partij 2] aan komen lopen. Deze kwamen uit de richting van de centrale voordeur. Daarna ben ik naar mijn kamer gelopen en zag ik dat de deur van mijn kamer openstond en dat er diverse houtresten op de grond lagen. Mijn deur bleek te zijn opengebroken dan wel te zijn opengetrapt. Ik had mijn kamer namelijk afgesloten achtergelaten. Ik zag dat mijn laptop, een lichtblauwe HP Notebook Stream, was weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 september 2018, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
[verdachte] wilde graag naar [slachtoffer 3] . Toen we bij [slachtoffer 3] aankwamen, zijn we daar naar binnen gegaan. Ik zag dat [verdachte] zich afzette en met zijn been de deur van [slachtoffer 3] zijn kamer opentrapte. Ik zag toen dat de deur openging. Toen zag ik [verdachte] naar binnen gaan. Hij was ook snel weer naar buiten. Toen zijn wij weggelopen naar buiten en toen ineens zag ik dat [verdachte] een laptop onder zijn t-shirt vandaan haalde. Dit was een blauwe laptop. [verdachte] zei toen dat hij dit van [slachtoffer 3] gepakt had.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 februari 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 april 2018, opgenomen op pagina 19 van het dossier met nummer PL0100-2018147259 d.d. 11 juni 2018, inhoudende als verklaring van [naam] namens [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feiten 2 en 3
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 12 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 15 april 2018 geld van de rekening van [slachtoffer 7] heb gepind. Ik heb vier keer gepind, in totaal 160 euro. Ik wist haar pincode omdat ze mij die had verteld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 april 2018, opgenomen op pagina 99 van het dossier met nummer PL0100-2018147259 d.d. 11 juni 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik ontdekte dat op 15 april 2018 geldopnames van mijn rekening waren gedaan. Deze opnames moeten door [verdachte] gedaan zijn. Hij had de beschikking over mijn pincode. In totaal werd er bij de vier transacties 160 euro opgenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2018, als los document bijgevoegd aan bovengenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik heb [verdachte] nooit toestemming gegeven om mijn bankpas weg te nemen en stiekem geld te pinnen.
4. Een ander geschrift, zijnde een vordering verstrekking historische gegevens, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende camerabeelden/filmopnamen van de bewakingscamera van de pinautomaat bij de Rabobank, Wilhelminastraat 47 te Emmen alsmede een overzicht van pintransacties van voornoemde pinautomaat op 15 april 2018 tussen 21:23 uur en 21:25 uur.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2018, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] mede namens [benadeelde partij 1] :
Op 3 mei 2018 was ik aan het werk op het station in Emmen. Omstreeks 14:45 zag ik dat de gereedschapskist was weggenomen. In de koffer zaten diverse gereedschappen. De meeste gereedschappen waren van [benadeelde partij 1] , sommige waren van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 mei 2018, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 28 mei 2018 werd door mij verbalisant [verbalisant] een beeldregistratie bekeken van een beveiligingscamera bij het treinstation te Emmen. Deze beeldregistratie betrof opnames geregistreerd 03 mei 2018 in het tijdsbestek gelegen tussen 14:45 uur en 14:50 uur. Op deze beeldregistratie wordt door mij herkend [verdachte] , geboren op 9 december 1997 te Zevenaar. Op die beeldregistratie is te zien dat door [verdachte] een koffer wordt weggenomen van een aangever die daar werkzaamheden verrichtte aan een stroom-/schakelkast op het perron van het genoemde station.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 mei 2018, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik herken mezelf op de beelden.
De rechtbank acht al het ten laste gelegde op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe als volgt overwogen.
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
Feit 2 primair
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van het doel van het verrichten van de beschreven handelingen door verdachte. De rechtbank overweegt in dat kader het volgende.
Aangeefster heeft camerabeelden verstrekt. De camera waarvan die beelden afkomstig zijn staat gericht op de steeg waarin de voordeur zich bevindt van [straatnaam] . Op basis van de beschrijving van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte op het moment dat hij de steeg inloopt direct naar de voordeur loopt en zonder aan te bellen of aan te kloppen direct een inbussleutel pakt en daarmee probeert de deur te openen. Voorts volgt uit de camerabeelden dat verdachte dit niet één keer heeft geprobeerd maar meerdere malen opnieuw met behulp van de inbussleutel heeft geprobeerd de deur te openen. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een uitgevoerde poging tot inbraak. Nu verdachte voor bovenstaande feiten en omstandigheden ook geen verklaring heeft gegeven, laat staan een aannemelijke verklaring die aanleiding geeft een ander doel te veronderstellen, acht de rechtbank, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is daarnaast met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit feit in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 3
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte geld heeft gestolen uit de woning van aangever. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte, nadat hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak, een laptop heeft weggenomen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dat tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, met uitzondering van het bestanddeel braak, verbreking of inklimming. Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek onvoldoende gebleken dat het hek van het terrein van [benadeelde partij 3] op slot was. Verdachte en zijn mededader hebben het hek kunnen openschuiven zonder daaraan schade toe te brengen, zodat geen sprake is van braak of verbreking. Het openschuiven van een hek kan niet worden aangemerkt als inklimming.
Feit 2 en 3
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster hem had gevraagd om 160 euro van haar bankrekening te pinnen en dat hij dus met toestemming van aangeefster heeft gehandeld. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De rechtbank neemt in de eerste plaats in aanmerking dat verdachte het bedrag van 160 euro in vier aparte transacties heeft opgenomen in plaats van in één keer, terwijl dat laatste naar het oordeel van de rechtbank meer voor de hand ligt in het geval dat verdachte zou zijn gevraagd om 160 euro te pinnen. Verdachte heeft voor deze specifieke handelwijze geen redelijke verklaring gegeven. Voorts stelt de rechtbank op basis van de door de Rabobank overgelegde gegevens vast dat verdachte na voornoemde vier pintransacties nog tweemaal (zonder succes) heeft getracht geld van de bankrekening van aangeefster op te nemen, te weten eerst een bedrag van 70 euro en daarna van 10 euro.Dat zou niet nodig zijn als aangeefster hem had gevraagd om 160 euro te pinnen. Als laatste neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de door de Rabobank overgelegde camerabeelden blijkt dat verdachte zich tijdens het opnemen van het geld zo onherkenbaar mogelijk heeft geprobeerd te maken door zijn gezicht zoveel mogelijk te bedekken.Gelet op bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de manier waarop verdachte het geld heeft gepind niet past bij een scenario waarin aangeefster verdachte heeft gevraagd om 160 euro van haar rekening te pinnen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij toestemming had om met de bankpas van aangeefster 160 euro van haar bankrekening te pinnen dan ook ongeloofwaardig. Dat brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat zowel feit 2 als feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Feit 4
De combinatie van de aangifte, de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van verdachte dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden maken dat de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.