Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/830015-19
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
Parketnummer 18/201817-17
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld wat er op 3 juli 2017 tussen aangeefster en verdachte is voorgevallen.
Met betrekking tot het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de zware mishandeling en de diefstal wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Parketnummer 18/071787-18
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] , de samenvatting medische informatie en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel is van het lichaam. Verdachte heeft, door samen met een ander aangever tegen het hoofd en het lichaam te schoppen en te stompen terwijl aangever op de grond lag, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/830015-19
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/201817-17
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan de raadsman zich vinden in het standpunt van de officier van justitie dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 1 primair en het 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/071787-18
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat er niet tegen het hoofd van aangever is getrapt. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen, omdat verdachte heeft verklaard dat hij een klap heeft uitgedeeld.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 18/201817-17 feit 2
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende duidelijk is geworden wat er op 3 juli 2017 precies tussen aangeefster en verdachte is gebeurd, anders dan dat er op enig moment een worsteling heeft plaatsgevonden. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het vereiste opzet op het toebrengen van pijn of letsel te komen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring overige feiten
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/830015-19 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/201817-17 1 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het onder parketnummer 18/830015-19 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/201817-17 1 primair en 3 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18/830015-19
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2019, opgenomen op pagina 58 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2019022978 d.d. 26 januari 2019, inhoudende als verklaring van [getuige 3] ;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2019, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] ;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2019, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] ;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juli 2018, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] ;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 7 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] .
Parketnummer 18/201817-17
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 oktober 2017, opgenomen op pagina 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2017268661 d.d. 7 april 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een geneeskundige verklaring, op 11 oktober 2017 opgemaakt, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier en ondertekend door B. van Minnen, kaakchirurg;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 10 januari 2018, opgenomen op pagina 5 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018009397 d.d. 24 januari 2018, inhoudende als verklaring van [getuige 7] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/071787-18 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Parketnummer 18/071787-18 primair
1. De door verdachte ter zitting van 15 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 3] op 4 april 2018 een harde klap gegeven. Ik droeg die avond een badjas.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018079992 d.d. 14 juni 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op dinsdag 3 april 2018 kwam ik thuis aan de [straatnaam] te Hoogkerk en toen kwam er een vriend van mij [medeverdachte] langs. [medeverdachte] was in eerste instantie alleen. Rond een uur of 22.00 of 23.00 uur is [medeverdachte] weggegaan. Ongeveer een uur later was [medeverdachte] terug met een onbekende man. Die andere gast heeft mij volgens mij met zijn rechterhand geslagen. Hij heeft mij vooral in mijn gezicht geslagen. Die onbekende man was blank. Ik denk dat hij ongeveer 1.80 á 1.85 meter was. Volgens mij had hij donkerbruin haar. Ik heb nu last van mijn linkerschouder en van mijn rechter elleboog. Ik denk dat ik op de grond geklapt ben. (…) In het ziekenhuis hebben ze een scheur in mijn kaak ontdekt en tevens ben ik op twee plaatsen in mijn gezicht gelijmd. Ik schat die onbekende man een jaar of dertig. De man had een tenger postuur. [medeverdachte] droeg een spijkerbroek, een shirtje en een normale jas. [medeverdachte] heeft zijn haar geschoren aan de zijkanten.
3. Een samenvatting medische informatie op 4 april 2018, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag, forensisch arts GGD Groningen voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Samenvatting medische informatie betreffende [slachtoffer 3] , geboren op 26-09-1979.
Samenvatting bevindingen brief traumatologie: na mishandeling enkele minuten buiten
bewustzijn geweest. Enkele wonden hoofd en aangezicht. Pijnlijke mond en tanden.
Conclusie: mishandeling/geweld op het hoofd. Kleine breuk in de onderzijde van de oogkas rechts. Klein wondje linker wenkbrauw en barstwond 1 cm "frontaal".
Samenvatting bevindingen consult neurologie: geweld op het hoofd bij mishandeling. Conclusie: licht traumatisch schedelhersenletsel (noot T. van Mesdag: werd vroeger wel lichte hersenschudding genoemd).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 4 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Op 4 april 2018 kwam ik toen ik naar huis liep twee mannen tegen. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Man 1 :
- Iets steviger dan man 1;
- Hij had een soort hanenkam. Aan de zijkant was zijn haar korter dan bovenop.
Ik hoorde toen dat er een ruzie gaande was. Omdat het geschreeuw bij de [straatnaam] vandaan kwam, ben ik daar gaan kijken. Ik zag in de achtertuin drie mannen staan. Een daarvan herkende ik als mijn buurman die op de [straatnaam] woont. De andere twee mannen waren de mannen die ik even daarvoor was tegengekomen. Ik zag dat mijn buurman een klap tegen zijn hoofd kreeg. Dit was een flinke vuistslag, waarbij de arm eerst naar achter werd gebracht en mijn buurman daarna met de vuist in het gezicht werd geslagen. Ik zag dat mijn buurman hierna gestrekt achterover viel en dat hij op de grond lag. Ik zag dat man 2 ondertussen in de ribben van mijn buurman trapte. Deze trappen zagen eruit alsof man 2 een voetbal weg wilde trappen. Hij haalde eerst zijn voet naar achter en trapte vervolgens hard in de ribben van mijn buurman.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 6 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Dinsdag 3 april 2018 had ik visite van mijn overbuurman [getuige 1] . [getuige 1] is woensdag 4 april 2018 omstreeks 02:00 uur naar huis gegaan. (…) Ik was achter mijn woning en keek over de schutting heen in de richting van de woning van waar het geschreeuw vandaan kwam. Ik zag hoe twee personen in de tuin van [straatnaam] aan het vechten waren, ik zag dat ze slaande en schoppende bewegingen naar de grond maakten.
De jongens hadden het volgende signalement: dader 1: blank, leeftijd 24 jaar, slank-junkachtig type, blauw petje, beige badjas, dader 2: blank, 178 cm, gezet postuur, 36 jaar.
Ik zag dat ze allebei drie tot vier schoppen gaven en duikende bewegingen naar beneden maakten op het moment dat ze sloegen. (…) Ik zag dat [slachtoffer 3] gewond was aan zijn hoofd, ik zag bloed aan zijn gezicht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ontkend dat hij geweld tegen aangever heeft gebruikt. Hoewel aangever en verdachte dit hebben bevestigd, acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] niet aannemelijk. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , niet zijnde vrienden van aangever, verdachte of [medeverdachte] , hebben namelijk los van elkaar bij de politie verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] allebei geweld hebben gebruikt tegen aangever. De rechtbank gaat daarom uit van de lezing van deze onafhankelijke getuigen, ook omdat aangever, verdachte en medeverdachte hebben verklaard dat zij die avond een flinke hoeveelheid alcohol hebben gedronken. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte
[medeverdachte] aangever hebben getrapt, gestompt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam, zelfs toen aangever op de grond lag. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geweld tegen het hoofd en bovenlichaam kan leiden tot schade aan vitale organen en hersenen. Door op een dergelijke manier te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.