ECLI:NL:RBNNE:2019:804

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
1 maart 2019
Zaaknummer
18/830384-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meermalen plegen van ontucht met een minderjarige

Op 1 maart 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man uit Winschoten, die werd beschuldigd van meermalen ontucht met een minderjarig meisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden. De feiten vonden plaats tussen 1 mei 2015 en 1 januari 2017, waarbij de verdachte wist dat het slachtoffer, geboren in 2001, nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, wat de rechtbank passend achtte gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 7.500,00 toegewezen aan het slachtoffer, ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij voor het overige werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te betalen, met vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830384-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 maart 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 en 25 januari 2019. Verdachte is op 24 januari 2019 verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Op 25 januari 2019 is mr. W.G. ten Have verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot 1 januari 2017, op diverse data en/of tijdstippen, te Winschoten en/of te Blauwestad, (in elk geval) in de gemeente Oldambt, (meermalen) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (telkens):
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 augustus 2017, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC17105 RITARI V-002 d.d. 14 maart 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 oktober 2017, opgenomen op pagina 201 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2017, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant(en);
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, opgenomen op pagina 324 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant(en).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2015 tot 1 januari 2017, op diverse data en tijdstippen, te Winschoten en te Blauwestad, in de gemeente Oldambt, meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die te mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/de mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Zij heeft onder meer benadrukt dat de vergelijking van deze zaak met zaken die betrekking hebben op jeugdprostitutie niet opgaat. Bij jeugdprostitutie (artikel 248b) gaat het om slachtoffers van zestien of zeventien jaar oud en een strafmaximum van vier jaar gevangenisstraf, terwijl het bij het onderhavige artikel 245 Sr gaat om slachtoffers in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar en een strafmaximum van acht jaar gevangenisstraf.
Het uitgangspunt in ontuchtzaken moet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn.
In de onderhavige zaak is sprake van regelmatig seksueel contact, van ruige seks, van het (incidenteel) verstrekken van drugs aan het slachtoffer, en vanaf enig moment wetenschap van de leeftijd van het slachtoffer, hetgeen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van 240 uur in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk dient te zijn aan de duur van het voorarrest, te weten twee dagen. Dit is in lijn met uitspraken in vergelijkbare zaken, zoals de Valkenburgse zedenzaken.
Voorts heeft de raadsman verzocht om met betrekking tot het aantal malen seksueel contact uit te gaan van elf keer, gelet op het aangetroffen aantal filmpjes van verdachte en het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage d.d. 3 november 2017, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 december 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar met regelmaat schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat bij aanvang van de periode dertien jaar oud was. Verdachte heeft zich onder andere door haar laten pijpen en heeft vaginale seks met haar gehad. Tevens heeft verdachte een trio gehad met het slachtoffer en een andere man. Verdachte, die zelf 22 jaar oud was bij aanvang van de periode, heeft aanvankelijk onvoldoende gedaan om zich te vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer, maar wist op enig moment zelfs zeker dat het slachtoffer nog maar 14 jaar oud was. Desondanks bleef hij seks met haar hebben. Verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van het slachtoffer en haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling.
De ervaring leert dat (jeugdige) slachtoffers van zedendelicten in een later stadium psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
De zaak van verdachte maakt onderdeel uit van een groter onderzoek, waaraan de rechtbank enkele woorden zal wijden ten behoeve van een completer beeld van de zaak, de impact ervan op het slachtoffer, maar ook de rol van verdachte. Het slachtoffer met wie verdachte ontucht heeft gepleegd, werd langere tijd door haar oom misbruikt. Vanaf enig moment moest zij ter bevrediging van diens lustgevoelens seks hebben met andere mannen (ook tegelijkertijd), waarvan verdachte er één was. Onder druk van haar oom heeft het slachtoffer advertenties geplaatst op (seks- en) datingwebsites waarop zowel zij als haar oom (onder haar naam) chatte en seksafspraken maakte met diverse mannen. Het slachtoffer moest zorgen dat de seks werd gefilmd en dat de filmpjes zo snel mogelijk ter beschikking van haar oom werden gesteld.
De rechtbank hecht er in dit kader aan te benoemen dat niet is gebleken dat verdachte volledig op de hoogte was van de afschuwelijke achtergrond waartegen deze zaak zich afspeelde, maar dat verdachte wel diverse redenen had om - zachtst gezegd - vraagtekens te plaatsen bij de gang van zaken. De rechtbank wijst in dit verband op de volgende omstandigheden.
Zoals overwogen wist verdachte vanaf enig moment van de te jonge leeftijd van het slachtoffer. Voorts blijkt uit het dossier dat in de berichten die vanaf het account van [slachtoffer] aan verdachte werden gestuurd vaak zeer grove taal werd gebruikt en instructies werden gegeven over hoe (gewelddadig) verdachte seks moest hebben met het slachtoffer. Daarbij werd verdachte ook verzocht om voor of tijdens de seks (hard)drugs te gebruiken en om (hard)drugs aan het slachtoffer te geven. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer tijdens de afspraken zelf nooit instructies gaf, maar dat alles van tevoren via de website werd afgesproken. Verdachte, een ervaren man als het gaat om seksdates, had nog nooit eerder meegemaakt dat een sekspartner daarbij dergelijke grove taal gebruikte en zulke gewelddadige wensen had. Hij had wel eens het idee dat hij met iemand anders dan het slachtoffer chatte. Ook gaf verdachte aan dat het slachtoffer altijd gehaast was, na de seks snel weg moest en dat haar vriend haar wilde zien. Over het filmen van de seks door het slachtoffer gaf verdachte aan dat hij zich wel eens heeft afgevraagd of er iemand meekeek.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de in het dossier opgenomen beschrijvingen van de door het slachtoffer gemaakte filmpjes kan worden afgeleid dat het slachtoffer de seks met verdachte tijdens een van de afspraken pijnlijk en naar vond, alsmede dat verdachte zich tijdens het trio respectloos en dwingend opstelde ten opzichte van het slachtoffer en geen enkele boodschap had aan wat zij op dat moment aangaf (niet) te willen. Daar komt nog bij dat verdachte nooit een condoom heeft gebruikt, met alle risico’s voor de gezondheid van het slachtoffer van dien.
Door onder de genoemde omstandigheden gedurende een lange periode meermalen (gewelddadige) seks met het slachtoffer te hebben, heeft verdachte in sterke mate bijgedragen aan de immense ellende die het slachtoffer heeft moeten meemaken, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent. Ten aanzien van de frequentie gaat de rechtbank uit van meer dan elf maal, gelet op hetgeen het slachtoffer hieromtrent heeft verklaard, ondersteund door chatberichten. De rechtbank constateert dat verdachte ten tijde van zijn verhoor bij de politie ook leek uit te gaan van meer dan elf seksafspraken, gelet op zijn mededeling dat hij het slachtoffer een keer in de twee weken of een keer in de maand zag.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. Het door de raadsman gedane voorstel om aan verdachte een taakstraf en een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zou naar het oordeel van de rechtbank volstrekt geen recht doen aan de ernst van de feiten. Het onderliggende feitencomplex van de door de raadsman bedoelde jurisprudentie is - alleen al gelet op (de wetenschap van) de leeftijd van het slachtoffer en de frequentie van het seksuele contact - geenszins vergelijkbaar met de onderhavige zaak.
De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen, alsmede het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hierin ziet de rechtbank geen aanleiding tot matiging of verhoging van de duur van de op te leggen gevangenisstraf.
Alles overwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal zij aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 35.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft tot toewijzing van de vordering gerequireerd.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Mede gelet op de reeds ten laste van de oom van het slachtoffer toegewezen vordering kan niet worden vastgesteld in hoeverre de door het slachtoffer geleden immateriële schade is veroorzaakt door verdachte. Het doen van onderzoek naar de psychische gevolgen die specifiek het handelen van verdachte voor het slachtoffer heeft gehad, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om bij toewijzing van (een deel van) de vordering en bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de vervangende hechtenis op een dag te stellen, gelet op de slechte financiële situatie van verdachte.
Oordeel van de rechtbankZoals reeds overwogen ten aanzien van de op te leggen straf is het slachtoffer door haar oom aangezet tot verrichten van seksuele handelingen met onder andere verdachte. Het is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat zowel diens handelwijze als - weliswaar in mindere mate - de handelwijze van verdachte immateriële schade bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Ten laste van de oom van het slachtoffer heeft de rechtbank reeds een vordering tot immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 100.000,00 toegewezen.
De rechtbank schat de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde en die voor rekening van verdachte komt op een bedrag van
€ 7.500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het doen van nader onderzoek naar de vraag of, en zo ja, in hoeverre de immateriële schade door toedoen van verdachte dit bedrag te boven gaat en in hoeverre dit overlapt met de schade die de oom van het slachtoffer reeds dient te vergoeden, zou een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. De rechtbank zal de vordering voor het overige daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om de vervangende hechtenis op een dag te stellen, overweegt de rechtbank dat zij in de financiële situatie van verdachte geen aanleiding ziet om de vervangende hechtenis te beperken. Verdachte moet gezien zijn leeftijd na zijn detentieperiode in staat worden geacht betaalde arbeid te verrichten en uit de inkomsten daarvan het schadebedrag te betalen. De vervangende hechtenis dient daarbij als prikkel te gelden om verdachte te stimuleren aan zijn financiële verplichting te voldoen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] te betalen een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 maart 2019.