ECLI:NL:RBNNE:2020:1023

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
LEE 18 / 3445 en LEE 18 / 3542
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een supermarkt en de toepassing van de bestuurlijke lus

Op 4 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaken LEE 18/3445 en LEE 18/3542, waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het vernieuwen en vergroten van een supermarkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), omdat de instemming van de gemeenteraad met het bouwplan ontbrak. Hierdoor was de gemeente niet bevoegd om de omgevingsvergunning te verlenen.

Na een bestuurlijke lus heeft de gemeenteraad op 21 november 2019 alsnog een aanvullende planologische instemming afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat met deze instemming het bevoegdheidsgebrek in de besluitvorming voldoende is hersteld. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de vergunning alsnog geldig is, nu de gemeenteraad nu heeft ingestemd met het bouwplan.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente de door eisers betaalde griffierechten moet vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 18/3445 en LEE 18/3542

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2020 in de zaken tussen

[eiser 1] , te [woonplaats 1] , eiser in zaaknummer LEE 18/3445
(gemachtigde: mr. E.T. van Dalen),

[eiser 2] , te [woonplaats 2] , eiser in zaaknummer LEE 18/3542

(gemachtigde: mr. R. de Kamper),
gezamenlijk te noemen: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, verweerder
(gemachtigde: A. Basic).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Lidl Nederland GmbH
(gemachtigde: mr. A.P. Loo).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het vernieuwen en vergroten van een supermarkt aan de [adres supermarkt] te [plaats] .
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de derde-partij in de gelegenheid gesteld om aan het geding deel te nemen. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2019, waarbij de rechtbank de beroepen met zaaknummers LEE 18/3445 en LEE 18/3542 gevoegd heeft behandeld.
[eiser 1] is ter zitting in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [naam] . Namens [eiser 2] is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder is verschenen zijn gemachtigde, vergezeld door [naam] . Namens de derde-partij is verschenen zijn gemachtigde, vergezeld door [naam] .
Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Het onderzoek is heropend, omdat de rechtbank aanleiding heeft gezien om een bestuurlijke lus toe te passen.
Bij tussenuitspraak van 5 september 2019 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek dat kleeft aan het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen opgenomen in de tussenuitspraak.
Bij beslissing van 19 september 2019 heeft de rechtbank verweerders verzoek, om verlenging van de hersteltermijn met vier weken, toegewezen.
Bij brief van 25 november 2019 heeft verweerder gebruik gemaakt van de hem geboden herstelmogelijkheid.
Bij brief van 19 december 2019 heeft eiser in zaaknummer LEE 18/3445 een zienswijze ingediend.
Bij brief van 24 december 2019 heeft de derde-partij een zienswijze ingediend.
Eiser in zaaknummer LEE 18/3542 heeft geen zienswijze ingediend.
Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd met de artikelen 2.27, eerste lid, van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en 6.5, eerste en derde lid, van het Bor (Besluit omgevingsrecht) is genomen. Omdat de instemming van de gemeenteraad met het (aangepaste) bouwplan ontbrak, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van een zogenoemde categorie 6, zoals opgenomen in de aangewezen categorieën van gevallen, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Dat betekent dat er in het onderhavige geval een verklaring van geen bedenkingen vereist is. Nu die verklaring niet is afgegeven was verweerder niet bevoegd om de onderhavige omgevingsvergunning te verlenen.
2. Bij brief van 25 november 2019 heeft verweerder de rechtbank het besluit van de gemeenteraad Súdwest-Fryslân van 21 november 2019 doen toekomen. In dat besluit heeft de gemeenteraad een aanvullende planologische instemming afgegeven ten behoeve van het bouwplan tot vervangende nieuwbouw van [naam supermarkt] ( [adres supermarkt] ), in die zin dat mag worden afgezien van het planten van leilinden in de strook tussen de laad- en losruimte en de straat. De betreffende beukenhaag dient wel te worden gerealiseerd. Verweerder heeft tevens een Advies groenafscheiding van Roelofs Advies en Ontwerp BV bijgevoegd, gedateerd 18 oktober 2019, waarin wordt ingegaan op de te realiseren groene afscheiding. Samengevat wordt daarin geadviseerd om een ondiep wortelende groene (gesloten) afscheiding in de vorm van een beukenhaag te realiseren, waardoor de muur van [naam supermarkt] nog meer aan het zicht wordt onttrokken. Dit ter vervanging van de haag met leilindes.
3. Nu de gemeenteraad heeft ingestemd met het (aangepaste) bouwplan is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zogenoemde categorie 6, zoals opgenomen in de aangewezen categorieën van gevallen, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Gelet hierop heeft verweerder, met hetgeen uiteengezet in rechtsoverweging 2, het bevoegdheidsgebrek in zijn besluitvorming thans voldoende hersteld.
4. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beroepen gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank dient vervolgens te bepalen of zij aanleiding ziet om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Zij overweegt hiertoe als volgt.
5. Voor de beoordeling van de beroepsgronden in beide zaken verwijst de rechtbank naar hetgeen overwogen in de tussenuitspraak.
6. Naar aanleiding van verweerders herstel in de besluitvorming heeft eiser (in zaaknummer LEE 18/3445) een zienswijze in procedure gebracht. Eiser stelt daarin dat hij verweerders keuze om de leilindes te vervangen door een beukenhaag op zichzelf wel kan begrijpen, maar dat een dergelijke haag één meter lager wordt in hoogte dan de leilindes die oorspronkelijk zouden worden geplant. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder de onderhavige vergunning niet heeft mogen verlenen.
7. Verder heeft alleen vergunninghouder een zienswijze ingediend, welke zienswijze verweerders standpunt onderschrijft, zodat ook daarin geen grond is gelegen om de onderhavige vergunning voor onjuist te houden.
8. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
9. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder in beide zaken aan de eisende partijen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door de eisende partijen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in zaaknummer LEE 18/3445 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
In zaaknummer LEE 18/3542 stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser in zaaknummer LEE 18/3445 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in zaaknummer LEE 18/3445 tot een bedrag van € 1.312,50;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser in zaaknummer LEE 18/3542 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in zaaknummer LEE 18/3542 tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.C. van der Ven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.