Op 4 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaken LEE 18/3445 en LEE 18/3542, waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het vernieuwen en vergroten van een supermarkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), omdat de instemming van de gemeenteraad met het bouwplan ontbrak. Hierdoor was de gemeente niet bevoegd om de omgevingsvergunning te verlenen.
Na een bestuurlijke lus heeft de gemeenteraad op 21 november 2019 alsnog een aanvullende planologische instemming afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat met deze instemming het bevoegdheidsgebrek in de besluitvorming voldoende is hersteld. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de vergunning alsnog geldig is, nu de gemeenteraad nu heeft ingestemd met het bouwplan.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente de door eisers betaalde griffierechten moet vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.