Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Ziggo B.V.,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft Ziggo B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die verstek heeft laten verlenen. Ziggo vorderde betaling van € 90,29, vermeerderd met wettelijke rente over een hoofdsom van € 49,74 en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft op 21 januari 2020 een tussenvonnis gewezen, waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat Ziggo de vordering nader diende te onderbouwen. Ziggo heeft hierop een gespecificeerd overzicht van de betalingsachterstand en aanvullende producties overgelegd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Ziggo in totaal vijf keer € 25,- aan incassokosten in rekening heeft gebracht, maar dat Ziggo geen veertiendagenbrieven heeft overgelegd, ondanks een bevel daartoe in het tussenvonnis. Hierdoor heeft de kantonrechter geconcludeerd dat Ziggo niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW voor het in rekening brengen van incassokosten. Aangezien de onwettige incassokosten de gevorderde hoofdsom overstijgen, heeft de kantonrechter de vorderingen van Ziggo afgewezen.
In de beslissing heeft de kantonrechter de vorderingen van Ziggo afgewezen en Ziggo veroordeeld in de kosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 17 maart 2020 door kantonrechter mr. M.E. van Rossum.