Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Stichting Lefier,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de eisende partij, Stichting Lefier, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij wegens huurachterstand. De kantonrechter heeft op 10 maart 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van de ingediende stukken. De eisende partij vorderde een bedrag van € 625,27, maar na beoordeling van de onderliggende facturen bleek dat het voornamelijk ging om kosten van een ontruiming. De kantonrechter had eerder op 14 januari 2020 een tussenvonnis gewezen waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat de eisende partij de vordering nader moest onderbouwen. Dit leidde tot een akte waarin de eisende partij de vordering specificeerde en onderbouwde met relevante artikelen uit de algemene huurvoorwaarden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd voor de vordering, die bestond uit kosten voor schoonmaak en herstel na ontruiming, en een eindafrekening voor servicekosten. De gedaagde partij had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zelf voor herstel zorg te dragen, wat de eisende partij het recht gaf om de kosten te verhalen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering toegewezen, met uitzondering van een bedrag aan administratiekosten dat niet voldoende was onderbouwd. De totale te betalen som werd vastgesteld op € 753,04, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.