ECLI:NL:RBNNE:2020:1197

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
8196347
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruimingskosten in civiele procedure

In deze zaak heeft de eisende partij, Stichting Lefier, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij wegens huurachterstand. De kantonrechter heeft op 10 maart 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van de ingediende stukken. De eisende partij vorderde een bedrag van € 625,27, maar na beoordeling van de onderliggende facturen bleek dat het voornamelijk ging om kosten van een ontruiming. De kantonrechter had eerder op 14 januari 2020 een tussenvonnis gewezen waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat de eisende partij de vordering nader moest onderbouwen. Dit leidde tot een akte waarin de eisende partij de vordering specificeerde en onderbouwde met relevante artikelen uit de algemene huurvoorwaarden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd voor de vordering, die bestond uit kosten voor schoonmaak en herstel na ontruiming, en een eindafrekening voor servicekosten. De gedaagde partij had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zelf voor herstel zorg te dragen, wat de eisende partij het recht gaf om de kosten te verhalen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering toegewezen, met uitzondering van een bedrag aan administratiekosten dat niet voldoende was onderbouwd. De totale te betalen som werd vastgesteld op € 753,04, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8196347 \ CV EXPL 19-7684
Verstekvonnis van de kantonrechter van 10 maart 2020
in de zaak van
de stichting
Stichting Lefier,
gevestigd te Midden Groningen,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG,
tegen
[gedaagde] ,
wonende op een geheim adres in de gemeente [plaats] ,
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 625,27 met rente en kosten.
1.2.
Op 14 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Ter zitting van 11 februari 2020 heeft de eisende partij een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval de onderliggende facturen diende te verstrekken en de vraag diende te beantwoorden of de vordering mede is gebaseerd op bepalingen in de algemene voorwaarden. Indien dat laatste het geval was, diende eisende partij toe te lichten op welke bepaling(en) een beroep wordt gedaan en toe te lichten waarom het beding volgens de eisende partij niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen.
2.2.
De eisende partij heeft het landelijke informatieformulier ingevuld, producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eisende partij heeft toegelicht dat de vordering mede gebaseerd is op de artikelen 6.2.1 juncto artikel 13.1, 13.5 en 13.6 van de algemene huurvoorwaarden.
2.3.
De eisende partij heeft in haar dagvaarding gesteld dat gedaagde partij een huurachterstand heeft opgebouwd welke, berekend tot maart 2017, € 625,27 bedraagt.
Dit bedrag is gespecificeerd als volgt:
- Factuur [nummer] € 619,00;
- Afrekening S&V € 6,27.
2.4.
Uit de door eisende partij bij akte verstrekte informatie blijkt dat de factuur van
€ 619,- heeft betrekking op de kosten voor het schoonmaken na ontruiming en de kosten om de woning weer in de oude staat te brengen. Eisende partij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij, nadat het gehuurde gerechtelijk is ontruimd, het gehuurde heeft geïnspecteerd en daarbij heeft geconstateerd dat gedaagde partij het gehuurde niet in dezelfde staat heeft achtergelaten als waarin hij het gehuurde heeft betrokken bij aanvang van de huurovereenkomst. De schoonmaak- en herstelkosten werden geschat op € 404,-. Gedaagde partij heeft volgens eisende partij geen gebruik gemaakt van de door eisende partij geboden mogelijkheid zelf voor herstel zorg te dragen. Vervolgens heeft eisende partij de werkzaamheden zelf uit doen voeren. De kosten waren uiteindelijk € 619,-. eisende partij heeft hiervan in haar akte een overzicht gegeven.
2.5.
De kantonrechter acht deze vordering hiermee alsnog voldoende onderbouwd en zal deze toewijzen.
2.6.
De afrekening S&V ziet op een eindafrekening voor de servicekosten in de periode
1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Uit de overgelegde eindafrekening blijkt dat gedaagde partij voor de gezamenlijke schoonmaakkosten en elektriciteit door middel van voorschotten een gering bedrag teveel betaald, anderzijds dient hij voor water nog een gering bedrag bij te betalen en worden er € 15,93 administratiekosten in rekening gebracht. Het totaal te betalen bedrag wordt hierdoor € 6,27. De eisende partij heeft niet gesteld of onderbouwd op grond waarvan zij administratiekosten bij gedaagde partij in rekening mocht brengen. Dat bedrag zal dan ook op de gevorderde hoofdsom in mindering worden gebracht.
2.7.
Gezien het voorgaande zal er een bedrag van € 619,- plus € 6,27 min € 15,93, oftewel € 609,34 aan hoofdsom worden toegewezen, met wettelijke rente vanaf 19 november 2019. Aan wettelijke rente tot 19 november 2019 zal (gezien de vermindering van de hoofdsom) € 33,10 worden toegewezen.
2.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 110,60 inclusief BTW, zijnde het toepasselijke tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bij de toegewezen hoofdsom.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 753,04 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 609,34 vanaf 19 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 103,06 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan vast recht en € 120,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.
typ/conc: 36330/TG
coll: