ECLI:NL:RBNNE:2020:1579

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8088171
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na ambtshalve toetsing in een civiele zaak over een autoverzekering met onduidelijke polisbladen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de eisende partij, UNIGARANT N.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die verstek heeft laten verlenen. De eisende partij vorderde betaling van € 308,58, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft op 7 april 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van de vordering. In een eerder tussenvonnis op 28 januari 2020 had de kantonrechter de eisende partij bevolen om de vordering nader te onderbouwen, omdat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte. De eisende partij heeft vervolgens aanvullende stukken overgelegd, waaronder een verzekeringspolis en een specificatie van de vordering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende informatie heeft verschaft om te concluderen dat de gedaagde partij een bedrag van € 203,04 verschuldigd is met betrekking tot een specifiek polisnummer. De grondslag voor het resterende bedrag van € 105,54 bleef echter onduidelijk, omdat de eisende partij geen andere polisbladen had overgelegd. De kantonrechter heeft de incassokosten toegewezen tot een bedrag van € 48,40 en de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag vanaf de vervaldatum. De gedaagde partij is als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en de kantonrechter heeft bepaald dat het uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing omvat de veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van in totaal € 255,10, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten aan de zijde van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8088171 \ CV EXPL 19-6570
Verstekvonnis van de kantonrechter van 7 april 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
UNIGARANT N.V.,
mede handelende onder de naam
ANWB Verzekeren,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: De Klerk Vis Niekus Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde]
wonende te [adres]
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 308,58, te vermeerderen met wettelijke rente, incasso- en proceskosten.
1.2.
Op 28 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Nadat eisende partij een uitstel heeft verzocht en verkregen voor de zitting van 25 februari 2020 heeft zij ter zitting van 10 maart 2020 een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval stukken diende te overleggen waaruit blijkt dat en op welke manier een overeenkomst met gedaagde partij tot stand is gekomen. Indien eisende partij een beroep doet op een algemene voorwaarde, diende eisende partij de algemene voorwaarden te overleggen en toe te lichten waarom het beding waarop een beroep wordt gedaan niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen. Indien sprake is van een koop op afstand diende eisende partij stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij aan haar informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW heeft voldaan. Daarnaast diende eisende partij de facturen te overleggen.
2.2.
De eisende partij heeft het landelijke informatieformulier ingevuld, producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eisende partij heeft de verzekeringspolis overgelegd en toegelicht dat er op 5 september 2018 online een ANWB Autoverzekering met polisnummer [xx] tot stand is gekomen voor een [motorvoertuig] met kenteken [kenteken] Gedaagde diende € 300,96 per jaar (€ 25,08 per maand) en eenmalig € 9,68 aan poliskosten te betalen (gebaseerd op een no-claimkorting van 80%). Naar de kantonrechter uit de stukken opmaakt, is er op enig moment gebleken dat er een no-claimkorting van 45% berekend zou moeten worden, waardoor de jaarpremie € 759,60 werd en maandelijks € 63,30 betaald diende te worden door gedaagde. De dekking van de verzekering is ingetrokken per 24 december 2018. Daarnaast heeft eisende partij uiteengezet op welke wijze zij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW. Eisende partij doet geen beroep op een bepaling in de algemene voorwaarden. Daarnaast heeft zij toegelicht dat er geen rentes of boetes zijn opgenomen in de gevorderde hoofdsom.
2.3.
De kantonrechter constateert dat het polisnummer van de autoverzekering overeenkomt met één van de twee polisnummers die eisende partij in de dagvaarding aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft eisende partij thans aan de hand van producties 5 en 6 voldoende informatie verschaft om vast te kunnen stellen dat gedaagde partij een bedrag van € 203,04 verschuldigd is inzake polisnummer 12263617. De grondslag van het resterende bedrag van € 105,54, is niet duidelijk geworden, nu eisende partij geen andere polisbladen heeft overgelegd en ook niet op een andere wijze inzichtelijk heeft gemaakt waarom gedaagde partij dit bedrag moet betalen.
De incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 48,40 van nu dit behoort bij een hoofdsom van € 203,04. De wettelijke rente zal worden toegewezen over
€ 203,04 vanaf de (laatste) vervaldatum, zijnde 26 oktober 2018; de voor die datum gevorderde rente ad € 5,56 zal pro rata worden toegewezen. Het meerdere zal worden afgewezen omdat dit de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voor komt.
2.4.
Gedaagde zal als grotendeels in het ongelijkgestelde partij de proceskosten moeten dragen.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 255,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 203,04 vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 103,06 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan vast recht en € 36,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.
typ/conc: 36330/TG
coll: