Op 17 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. De zaak betreft een bedrijfspand in Groningen waar eerder hennepkwekerijen zijn aangetroffen. De burgemeester van de gemeente Groningen had op 6 maart 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij het pand voor onbepaalde tijd gesloten zou worden. Verzoekers, waaronder de dochter van de overleden eigenaar van het pand, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft, om redenen van volksgezondheid en in het kader van de coronamaatregelen, besloten om zonder zitting uitspraak te doen. In de uitspraak is overwogen dat de sluiting van het pand niet proportioneel is, aangezien het gedeelte waar de hennepkwekerij was aangetroffen, duidelijk gescheiden is van de overige delen van het pand die door verzoeker worden gebruikt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het andere gedeelte van het pand betrokken was bij de hennepteelt.
De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de sluiting beperkt dient te blijven tot het gedeelte van het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Tevens is bepaald dat de burgemeester het betaalde griffierecht aan de verzoekers moet vergoeden en dat de proceskosten voor de verzoekers door de burgemeester moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, in aanwezigheid van griffier mr. H.A. Hulst, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.