ECLI:NL:RBNNE:2020:1741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
C/18/198094 / KG ZA 20-66
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen revisievergunning voor verbouwing van het voormalige KPN-gebouw aan de Reitemakersrijge te Groningen

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Beauvast Groningen B.V. in kort geding de intrekking van een bezwaar dat door gedaagden is ingediend tegen een verleende revisievergunning voor de verbouwing van het voormalige KPN-gebouw aan de Reitemakersrijge te Groningen. De gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 13 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders is verleend. Beauvast stelt dat het bezwaar misbruik van bevoegdheid inhoudt en dat gedaagden geen rechtens te respecteren belang hebben bij het bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van onmiskenbaar misbruik van bevoegdheid en dat de bezwaren van gedaagden niet evident ongegrond zijn. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Beauvast af, omdat het bezwaar van gedaagden nog in de bezwaarprocedure zit en het recht op toegang tot de rechter gewaarborgd moet blijven. De proceskosten worden aan de zijde van gedaagden toegewezen.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/198094 / KG ZA 20-66
Vonnis in kort geding van 22 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap
BEAUVAST GRONINGEN B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaten: mrs. S.A. Frijling en W.R. van der Velde te Groningen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. J.D. Meerburg te Groningen.
Eiseres zal hierna "Beauvast" worden genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk " [gedaagde sub 1] " en " [gedaagde sub 2] " en gezamenlijk " [gedaagden] " worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 2 april 2020,
  • de aanvullende producties van Beauvast,
  • de producties van [gedaagden] ,
  • de pleitnotities van Beauvast,
  • de pleitnotities van [gedaagden] ,
  • de mondelinge behandeling d.d. 9 april 2020, die in verband met de Coronacrisis door middel van videohoren heeft plaatsgevonden, waarbij aan de zijde van Beauvast haar (indirect) directeur [naam 1] (hierna: [naam 1] ) alsmede haar advocaten zijn verschenen en waarbij aan de zijde van [gedaagden] zijn advocaat is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Beauvast is een vastgoedonderneming die deel uitmaakt van een groep vennootschappen die vallen onder moedermaatschappij Wwabi B.V. (hierna te noemen: Wwabi). [naam 1] is enig aandeelhouder van Wwabi. Bedoelde vennootschappen exploiteren in de gemeente Groningen eigen ondernemingen, verpachten ondernemingen en houden zich bezig met de restauratie en renovatie van panden, de verhuur van bedrijfspanden en appartementen en met projectontwikkeling.
2.2.
[gedaagden] houdt zich onder meer bezig met de exploitatie van onroerend goed in de gemeente Groningen. [gedaagden] woont in [woonplaats] .
2.3.
Beauvast is sinds 2008 eigenaar van de onroerende zaak, gelegen in het centrum van Groningen tussen de Schuitemakersstraat en de Reitemakersrijge, plaatselijk bekend Reitemakersrijge 13, kadastraal bekend Gemeente Groningen sectie I nummer 4846 (en 4758/4861), ook wel het oude KPN-gebouw genoemd. Beauvast heeft het gebouw destijds gekocht onder de voorwaarde dat de verkopende partij, KPN, nog tot 1 januari 2019 van het gebouw gebruik zou kunnen maken.
2.4.
[gedaagde sub 1] is sinds 2 maart 2017 eigenaar van de onroerende zaken plaatselijk bekend [straatnaam] [nummer] , [nummer] en [nummer] te Groningen, kadastraal bekend Gemeente Groningen [nummer] . Deze percelen zijn op enige afstand van het oude KPN-gebouw gelegen en hebben daarop geen uitzicht.
2.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn sinds 2 mei 2016, ieder voor de helft, eigenaar van de onroerende zaak plaatselijk bekend [straatnaam] [nummer] te Groningen, kadastraal bekend Gemeente Groningen [nummer] . Dit pand is schuin tegenover het oude KPN-gebouw gelegen.
2.6.
Beauvast heeft op 25 mei 2016 bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: het college) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het transformeren en uitbreiden van het gebouw naar 200 woningen met op de begane grond ook ondersteunende voorzieningen zoals horeca en andere faciliteiten (hierna te noemen: de eerste omgevingsvergunning).
2.7.
Het college heeft bij besluit van 3 mei 2017 de verzochte omgevingsvergunning verleend. In de motivering van het besluit is vermeld dat volgens de voorschriften van het geldende bestemmingsplan op deze locatie wonen op de begane grond niet is toegestaan, maar dat niettemin daarvoor ontheffing wordt verleend met toepassing van een buitenplanse afwijkingsprocedure.
2.8.
Tegen de aan Beauvast verleende omgevingsvergunning zijn geen bezwaren ingediend. Deze omgevingsvergunning is daarmee onherroepelijk geworden.
2.9.
KPN heeft het gebouw per 1 januari 2019 ontruimd. Op 1 februari 2019 zijn de sloopwerkzaamheden in het gebouw gestart. Deze werkzaamheden hebben tot en met november 2019 geduurd en zijn uitgevoerd op basis van de (eerste) omgevingsvergunning.
2.10.
Beauvast heeft besloten om de in het souterrain van het gebouw voorziene appartementen naar de begane grond te verplaatsen (het betreft 9 van de 200 appartementen) en een aantal planoptimalisaties uitgevoerd. Deze aanpassingen zijn in een revisieplan verwerkt.
2.11.
Beauvast heeft op basis van dat plan op 19 november 2019 bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de revisie van de eerste vergunning voor de verbouwing en uitbreiding van het gebouw (hierna ook: de revisievergunning).
2.12.
Beauvast heeft op 20 november 2019 met [bedrijf] een schriftelijke koopovereenkomst met betrekking tot het gebouw gesloten. In de koopovereenkomst is met betrekking tot de datum van levering bepaald:
Notariële Akte van Levering
Artikel 1
De Akte van Levering zal ten overstaan van de Notaris worden verleden op de zevende (7e) kalenderdag nadat Omgevingsvergunning 2 onherroepelijk is verleend, zulks tussen 10.00 en 14.00 uur CET, of zoveel eerder of later als Partijen nader zullen overeenkomen.
2.13.
Beauvast heeft aan de hand van een presentielijst met e-mailadressen van de aanwezigen bij een informatieavond voor de buurt van 12 juli 2017 per e-mail van 23 december 2019 deze personen geïnformeerd over de voorgenomen bouwkundige wijziging van het gebouw en de daarmee samenhangende aanvraag voor een revisievergunning.
2.14.
Het college heeft bij besluit van 13 januari 2020 de verzochte revisievergunning verleend. In de motivering van het besluit vermeldt het college, wederom, dat volgens de voorschriften van het geldende bestemmingsplan wonen op de begane grond niet is toegestaan, maar dat niettemin daarvoor een ontheffing wordt verleend. Het college stelt daartoe onder meer:
"(…) Wonen op de begane grond is sterk afhankelijk van de plek in de binnenstad. Daar waar in een straat of gebied de nadruk ligt op detailhandel en/of horeca, is voor (functieverandering naar) wonen op de begane grond in principe geen ruimte, daar waar een straat of een gebied meer nadruk op wonen heeft of waar de huidige functie weinig toekomstwaarde meer heeft, zijn wel mogelijkheden voor wonen op de begane grond. Hiermee ontstaat een aantrekkelijke binnenstad, waarin het goed wonen is voor diverse doelgroepen.
De Reitemakersrijge is typisch een locatie waar al veel panden zijn getransformeerd naar wonen, ook op de begane grond. Ruimtelijk gezien is het realiseren van woningen op de begane grond hier passend en zorgt dit voor een verbetering van de woonkwaliteit op deze plek. (…)"
2.15.
[gedaagden] heeft bij brief aan het college van 3 februari 2020 bezwaar gemaakt tegen de aan Beauvast verleende revisievergunning. Daartoe stelt [gedaagden] in zijn bezwaarschrift:
"(…) Hierbij maak ik bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen en nieuwbouwen van de Reitemakersrijge 13 naar 200 woningen en commerciële ruimte in het souterrain aan de firma Beauvast Groningen BV en wel op de volgende redenen:
1
Bibob:
Volgens de beleidsregels van de gemeente Groningen moet een aanvraag die betrekking heeft op een bouwsom hoger dan 1.000.000 euro excl BTW onderworpen worden aan een BIBOB toets. Uit de verleende omgevingsvergunning d.d. 13 januari 2020 blijkt dat deze toets niet is toegepast. Dit had wel gemoeten.
(…)
Bij een bouwwerk met deze omvang dient de gemeente goed te weten wie de aanvrager is. Hoe hij of zij aan het geld komt om een gebouw als deze te kunnen ontwikkelen. Nu is niet uitgesloten dat er criminele activiteiten worden verricht met de verleende omgevingsvergunning. Dit is zeer kwalijk.
2
Wonen op de begane grond:
In de verleende omgevingsvergunning beschrijft de gemeente zelf al dat wonen niet is toegestaan op de begane grond. De motivering om dit wel toe te staan is kort gezegd niet toereikend. Er is geen enkel deugdelijk onderzoek gedaan naar het feit of dit daadwerkelijk wel zo is. Dit is zeer kwalijk een dergelijk bouwplan als deze. Het is een ontzettend groot bouwwerk met grote gevolgen voor de buurt.
3
Belanghebbenden en buurtbewoners:
De gemeente heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning meerdere vrijstellingen verleend. Echter is het plan nooit besproken met de buurt en belanghebbenden. Een vastgoed man als [naam 1] moet weten dat dit essentieel is voor het laten slagen van een dergelijk plan. De omgeving/buurt is totaal niet geïnformeerd over deze wijzigingen in de huidige omgevingsvergunning cq nieuwe omgevingsvergunning. Dit had voorkomen kunnen worden door een informatieavond o.i.d. te organiseren.
4
Tekeningen onvolledig:
Op de plattegronden is te zien dat de woningen op de begane grond links van de entrée aan de Reitemakersrijge zijde geen toegang hebben. Er staat geen toegang naar de buitenzijde ingetekend. Met andere woorden de bewoners kunnen er helemaal niet in.
Om bovenstaande redenen verzoek ik u college om nog eens goed naar de omgevingsvergunning verlening te kijken en bij constatering dat deze inderdaad zoals ik schrijft niet juist is verleend alsnog de verleende omgevingsvergunning in te trekken. (…)"
Er zijn geen andere bezwaren tegen de revisievergunning ingediend.
2.16.
Beauvast heeft bij e-mail van 12 februari 2020 aan de afdeling juridische zaken van de gemeente aangegeven dat de door [gedaagden] aangevoerde bezwaargronden feitelijk onjuist zijn en geen basis kunnen vormen voor aantasting van de verleende vergunning. Voorts geeft Beauvast in deze e-mail aan dat het om een belangrijk project gaat waarmee zo snel mogelijk moet worden begonnen, zodat er belang bij bestaat dat het bezwaar op korte termijn wordt behandeld. Beauvast verzoekt de gemeente daarom om het bezwaar van [gedaagden] per brief af te handelen.
2.17.
In vervolg hierop heeft Beauvast de afdeling juridische zaken van de gemeente bij e-mail van 13 februari 2020 bericht dat zij het college verzoekt om in dit geval geen advies te vragen aan de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie, op korte termijn een hoorgesprek met [gedaagden] te organiseren en na dit gesprek een besluit te nemen over het bezwaar van [gedaagden]
2.18.
De afdeling juridische zaken van de gemeente heeft bij e-mail aan Beauvast van 14 februari 2020 gereageerd. In deze e-mail stelt de gemeente dat de zaak zich niet leent voor een zogenaamde ambtelijke afdoening, zonder het inwinnen van een advies door de bezwaarschriftencommissie.
2.19.
In de maanden februari en maart 2020 heeft Beauvast, in de persoon van [naam 1] , geprobeerd om in onderling overleg met [gedaagden] tot een oplossing te komen inzake het bezwaar van [gedaagden] Beauvast is hierbij ter zijde gestaan door de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [gedaagden] is in deze contacten verzocht om het bezwaarschrift in te trekken, maar hij is daartoe uiteindelijk niet overgegaan.
2.20.
De afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de gemeente heeft namens het college op 4 maart 2020 bij de bezwaarschriftencommissie verweer ingediend tegen het bezwaarschrift van [gedaagden] , met conclusie tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift en instandhouding van het besluit tot verlening van de revisievergunning. In het verweer is onder meer vermeld:
"(…)
Gronden van bezwaar
Wij vatten de ingediende bezwaargronden hieronder samen en geven - per bezwaargrond - onze reactie daarop.
1. Uit de vergunning is niet gebleken dat er een toets op grond van de Bibob is uitgevoerd.
Reactie
Na ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning is de aanvrager op 27 november 2019 schriftelijk verzocht om informatie aan te leveren inzake de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet bibob). Het door de aanvrager ingevulde Bibob formulier, inclusief bijlagen, is door ons ontvangen op 27 november 2019. Door het team Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Groningen is de Bibob informatie getoetst en geconcludeerd dat dit geen reden tot weigering van de omgevingsvergunning tot gevolg heeft.
2. De motivatie voor de strijdigheid van de woonfunctie op de begane grond is ontoereikend.
Reactie
In het bestreden besluit is door ons gemotiveerd dat een woonfunctie op deze locatie passend is. Een woonfunctie op de begane grond past namelijk in de ruimtelijk functionele structuur van zowel de Reitemakersrijge als de Schuitemakersstraat. Wij zien ook na heroverweging op grond van het ingediende bezwaar geen reden om ons standpunt hierover te herzien.
Aangevuld kan worden dat op grond van de in 2017 verleende omgevingsvergunning een deel van de begane grond al gebruikt mag worden als woonfunctie. Daarnaast bevindt het overgrote deel van de 200 appartementen zich op de verdieping waar een woonfunctie passend is in het bestemmingsplan. De omvang van de strijdigheid van de woonfunctie op de begane grond moet wel in verhouding worden gezien met de totale omvang van het gebouw.
3. Er heeft geen buurtparticipatie door middel van een informatieavond o.i.d. plaatsgevonden.
Reactie
Ten tijde van de vergunning uit 2017 is door de aanvrager een informatieavond gehouden om de buurt te informeren. Hij heeft er voor gekozen dit niet opnieuw te doen voorafgaand na indiening van de huidige vergunningaanvraag of na het bestreden besluit.
Wij hanteren momenteel nog de werkwijze dat - ook bij een bouwplan waarvoor van het bestemmingsplan moet worden afgeweken - participatie niet verplicht is. In de nabije toekomst zal dit zeer waarschijnlijk veranderen zodra de Omgevingswet van kracht wordt.
4. Uit de tekeningen van de begane grond blijkt niet hoe de woningen links van de entree een toegang hebben.
Reactie
De tekening van de begane grond geeft hier inderdaad geen uitsluitsel over. Navraag bij de architect van het bouwplan heeft geleerd dat het op tekening ontbreken van de toegang voor deze woningen, die wel degelijk aanwezig is, is ontstaan door het aanwezige hoogteverschil in het gebouw. Bij nader inzien zal een tekening moeten worden toegevoegd aan de omgevingsvergunning, of zal de huidige tekening van de begane grond moeten worden gewijzigd, om zodoende duidelijkheid over de toegang van de bedoelde woningen te krijgen. De architect heeft inmiddels met de bezwaarde hierover contact gehad en bezwaarde aan de hand van een 3-d tekening duidelijk gemaakt hoe het zit.
Conclusie
Gelet op de aangevoerde bezwaren, verzoeken wij uw commissie om het primaire besluit in stand te laten en te adviseren het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. (…)"
2.21.
De advocaat van Beauvast heeft [gedaagden] bij brief van 26 maart 2020 verzocht om vóór 30 maart 2020 bij de gemeente kenbaar te maken dat hij de bezwaren tegen de revisievergunning intrekt. [gedaagden] heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.22.
Op 2 april 2020 was een hoorzitting gepland bij de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie over het door [gedaagden] ingediende bezwaarschrift. De afdeling juridische zaken van de gemeente heeft [gedaagden] in verband met het uitbreken van de Coronacrisis in maart 2020 geïnformeerd dat deze hoorzitting geen doorgang kan vinden. In aansluiting hierop heeft de afdeling juridische zaken [gedaagden] bij e-mail van
6 april 2020 medegedeeld dat op korte termijn geen hoorzitting zal plaatsvinden waarbij alle partijen fysiek aanwezig zijn en dat de bezwaarschriftencommissie [gedaagden] nog in de gelegenheid zal stellen om zijn bezwaren telefonisch toe te lichten.
2.23.
Mr. A.A. Westers heeft de afdeling juridische zaken van de gemeente bij e-mail van 7 april 2020 medegedeeld dat hij zich in de bezwaarprocedure namens [gedaagden] als advocaat/gemachtigde stelt.
2.24.
De beslistermijn in de bezwaarprocedure eindigt op 2 juli 2020.

3.De vordering

3.1.
Beauvast vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagden] gebiedt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het door hem ingediende bezwaarschrift bij de gemeente Groningen d.d. 3 februari 2020 tegen de omgevingsvergunning (voor Reitemakersrijge 13 onder nummer 201975238) in te trekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 hoofdelijk voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor iedere dag dan wel gedeelte van een dag, dat [gedaagde sub 1] respectievelijk [gedaagde sub 2] daartoe nalatig blijft;
alsmede
2. indien [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen uitvoering hebben gegeven aan het hiervoor onder 1. gevorderde, bepaalt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen aanspraken geldend kunnen maken onder hun bezwaarschrift bij de gemeente Groningen d.d. 3 februari 2020 tegen de omgevingsvergunning (voor Reitemakersrijge 13 onder nummer 201975238), met bepaling dat het vonnis van de voorzieningenrechter dezelfde kracht heeft als de hiervoor onder 1. bedoelde intrekking door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zelf;
alsmede
3. [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten veroordeelt.
3.2.
[gedaagden] voert verweer, met conclusie tot afwijzing van het gevorderde en veroordeling van Beauvast in de proceskosten.

4.De standpunten van partijen

Standpunt Beauvast

4.1.
Beauvast heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Alleen het bezwaar van [gedaagden] staat nog in de weg aan het onherroepelijk worden van de revisievergunning en de daaropvolgende levering van het gebouw. Bij levering op korte termijn zal Beauvast een aanzienlijke koopsom ontvangen, die zij vervolgens kan gebruiken om haar eigen verplichtingen na te komen en om andere groepsvennootschappen financieel te ondersteunen. Beauvast en deze groepsvennootschappen zijn als gevolg van de Coronacrisis namelijk in forse financiële problemen gekomen. Er komen niet of nauwelijks inkomsten meer binnen, terwijl de uitgaven wel doorlopen. Daarnaast hebben huurders aangegeven niet meer aan hun financiële verplichtingen jegens groepsvennootschappen te kunnen voldoen. Tegen deze achtergrond kan van Beauvast op dit moment niet worden gevergd dat zij wacht op de uitkomst van de bezwaarprocedure, die nog enkele maanden kan duren en moet nu een ordemaatregel worden getroffen, strekkende tot intrekking van het bezwaar van [gedaagden]
4.2.
[gedaagden] is ten eerste gehouden tot deze intrekking, nu met het indienen en handhaven van het bezwaarschrift misbruik van bevoegdheid wordt gemaakt. [gedaagden] heeft het bezwaarschrift gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kent dan wel behoort te kennen. De door [gedaagden] aangevoerde bezwaargronden zijn namelijk onjuist. [gedaagden] gebruikt het bezwaar tegen de revisievergunning enkel om Beauvast en de gemeente dwars te zitten, zo heeft [gedaagde sub 1] tegenover [naam 2] ook erkend, Voorts gebruikt [gedaagden] het recht om bezwaar te maken tegen de revisievergunning voor een ander doel dan waarvoor dit recht is verleend. [gedaagden] ondervindt zelf geen enkel(e) last of nadeel van de revisievergunning. In zijn bezwaarschrift benoemt [gedaagden] ook niet concreet welke (negatieve) gevolgen de revisievergunning voor hem heeft; hij benoemt slechts een aantal procedurele aspecten. Van aantasting van de woon- of leefomgeving van [gedaagden] , die zelf in [woonplaats] woont, of van financiële schade door het verlenen van de revisievergunning is geen sprake. Ten slotte kan [gedaagden] in redelijkheid niet komen tot de uitoefening van zijn bevoegdheid om bezwaar te maken, gelet op de onevenredigheid tussen zijn belang hierbij en de hierdoor geschade belangen van Beauvast. Er is sprake van een evident ongegrond bezwaar, dat niet tot een materieel gewijzigd bouwplan voor het gebouw kan leiden maar hooguit tot een aanpassing van de procedure. [gedaagden] heeft daarom geen rechtens te respecteren belang bij (handhaving van) het bezwaar. Om die reden en in aanmerking nemende de zwaarwegende belangen van Beauvast bij spoedige levering van het gebouw aan de koper, had [gedaagden] van het maken en handhaven van het bezwaar moeten afzien.
4.3.
[gedaagden] is ten tweede op grond van onrechtmatige daad gehouden tot intrekking van zijn bezwaarschrift. Het misbruik van de bevoegdheid om bezwaar te maken is in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Beauvast lijdt schade ten gevolge van dit onrechtmatig handelen van [gedaagden] omdat hierdoor de levering van het gebouw wordt belemmerd en Beauvast zodoende niet op korte termijn de beschikking kan krijgen over de koopsom, waarmee zij aan haar eigen en aan groepsgerelateerde verplichtingen kan voldoen.
Standpunt [gedaagden]
4.4.
betwist dat Beauvast een spoedeisend belang heeft bij de in dit kort geding gevraagde voorziening. van De door Beauvast genoemde groepsvennootschappen zijn geen partij in dit kort geding en met hun positie kan reeds daarom geen rekening worden gehouden. De gestelde financiële problemen van de betreffende groepsvennootschappen zijn overigens ook niet voldoende onderbouwd. Er wordt slechts in het algemeen naar de gevolgen van de Coronacrisis verwezen en de cijfermatige onderbouwing is gebrekkig. In elk geval is niet gebleken dat bij deze ondernemingen sprake is van een acute noodtoestand, waardoor zij dreigen om te vallen. Daarnaast mag worden aangenomen dat binnenkort al een (telefonische) hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie zal plaatsvinden. Verder moet worden bedacht dat de bezwaarschriftencommissie des verzocht geen aanleiding heeft gezien om het bezwaar versneld af te doen. In het licht van het voorgaande dient Beauvast de uitkomst van de bezwaarprocedure af te wachten, aldus [gedaagden]
4.5.
Met het aannemen van misbruik van bevoegdheid in verband met het instellen van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel moet zeer terughoudend worden omgegaan. Beauvast verlangt thans intrekking van het bezwaar nog voordat [gedaagden] de gelegenheid heeft gehad om dit bezwaar nader toe te lichten en zonder dat een hoorzitting heeft plaatsgevonden, hetgeen zeer verstrekkend is. Als het bezwaar moet worden ingetrokken, is daarmee de bestuursrechtelijke rechtsingang van [gedaagden] tegen de revisievergunning ook definitief verloren. De vordering van Beauvast strekt aldus verder dan een tijdelijke ordemaatregel. Bovendien kan de bezwaarschriftencommissie ook zelf de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift uitspreken als zij van oordeel mocht zijn dat [gedaagden] geen redelijk belang heeft bij het bezwaar.
4.6.
[gedaagden] heeft het bezwaarschrift niet ingediend met als enig doel om Beauvast te schaden. Er is geen sprake van persoonlijke grieven van [gedaagden] jegens Beauvast, of [naam 1] , die [gedaagden] hebben bewogen om bezwaar te maken.
4.7.
[gedaagden] is als eigenaar van twee nabij het onderhavige gebouw gelegen panden belanghebbende bij het besluit tot verlening van de revisievergunning. In zijn bezwaarschrift heeft [gedaagden] al enkele bezwaren tegen de vergunning opgesomd. Deze bezwaren kunnen in een later stadium van de bezwaarschriftprocedure ook nog worden aangevuld of uitgebreid. Dit kort geding is niet geschikt voor het voeren van een inhoudelijke discussie over de gegrondheid van de bezwaren van [gedaagden] wijst er in elk geval op dat ten onrechte een ontheffing van het bestemmingsplan is verleend voor het realiseren van woningen op de begane grond van het gebouw, waar géén woonbestemming is toegestaan. In de gegeven omstandigheden was het college niet bevoegd tot het verlenen van deze ontheffing. Bovendien is de motivering van de ontheffing niet toereikend, de gemeente dient die in bezwaar nader te onderbouwen. Verder wijst [gedaagden] erop dat het voor de woon- en leefomgeving in de buurt van het gebouw uitmaakt of op de begane grond detailhandel/horeca of woningen worden gerealiseerd. Woningen zullen de woon- en leefomgeving in de buurt nadelig beïnvloeden.
4.8.
[gedaagden] kon, in aanmerking nemend zijn eigen belangen en die van Beauvast in redelijkheid komen tot de uitoefening van zijn bevoegdheid om bezwaar tegen de revisievergunning te maken. Beauvast heeft het gebouw immers aan een derde verkocht in de wetenschap dat de verleende revisievergunning nog niet onherroepelijk was en dat daartegen nog bezwaar kon worden gemaakt. Onder díe voorwaarde is de koop ook gesloten. Het belang van Beauvast bij versnelde levering van het gebouw weegt niet op tegen het belang van [gedaagden] dat hij een volledige en ongestoorde bestuursrechtelijke procedure tegen de verleende revisievergunning kan voeren, waarin hij overigens tegenover de gemeente en níet tegenover Beauvast staat. Met Beauvast heeft [gedaagden] ook geen civielrechtelijke relatie.

5.De beoordeling

Het geschil
5.1.
In dit kort geding gaat het, kort samengevat, om de vraag of [gedaagden] wegens misbruik van bevoegdheid en/of onrechtmatige daad gehouden is tot intrekking van het door hem ingediende bezwaarschrift tegen de revisievergunning die door het college op 13 januari 2020 aan Beauvast is verleend ten behoeve van de verdere verbouwing van het oude KPN-gebouw aan de Reitemakersrijge te Groningen.
Spoedeisend belang
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Beauvast voldoende spoedeisend belang bij de in dit kort geding gevraagde voorziening. Beauvast heeft, aan de hand van het als productie 23 overgelegde overzicht d.d. 8 april 2020 van omzetderving ten gevolge van de Coronacrisis, voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij en aan haar gelieerde groepsvennootschappen - met name die welke zich bezighouden met horeca-, hotel- en winkelactiviteiten - sinds het uitbreken van de Coronacrisis te maken hebben gekregen met een substantiële omzetdaling. Ook heeft Beauvast voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zelf ten aanzien van meerdere door haar verhuurde panden te maken heeft met huurders die de huur voor de maand april 2020 niet hebben betaald, waardoor zij substantiële huurinkomsten derft. Deze financiële gegevens zijn door [gedaagden] niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
Voorshands acht de voorzieningenrechter ook niet onwaarschijnlijk dat de omzet- en huurderving van Beauvast en aan haar gelieerde groepsvennootschappen als gevolg van de Coronacrisis nog enige tijd zal voortduren. Aannemelijk is dat indien Beauvast op korte termijn kan beschikken over de verkoopopbrengst van het gebouw, zij deze geldelijke middelen zal kunnen inzetten ter compensatie van de hiervoor bedoelde omzet- en huurderving binnen het concern. Voorts zal de uitkomst van de bezwaarprocedure, naar Beauvast onbetwist heeft gesteld, in het meest ongunstige geval nog enkele maanden op zich laten wachten. In geval van intrekking van het bezwaarschrift van [gedaagden] wordt de revisievergunning op korte termijn al onherroepelijk en dient de koper het gebouw direct daarna af te nemen onder betaling van de koopsom, waarmee Beauvast op korte termijn over extra financiële middelen zal kunnen beschikken.
Misbruik van bevoegdheid
5.3.
Artikel 3:13 lid 1 BW bepaalt dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt haar niet kan inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Het 2e lid van dit wetsartikel bepaalt dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Misbruik van bevoegdheid kan ook bestaan in het misbruik van processuele bevoegdheden. Artikel 3:13 BW vindt op grond van artikel 3:15 BW ook toepassing buiten het vermogensrecht, zoals in het bestuursrecht. De bevoegdheid om in het bestuursrecht bezwaar of beroep in te stellen kan niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt (vgl. de conclusie van de A-G bij het Parket van de Hoge Raad van 29 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:702).
5.4.
Naar vaste rechtspraak wordt aangenomen dat van misbruik van procesrecht door het aanhangig maken van een procedure pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had moeten blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de eiser zijn vordering heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van een dergelijk misbruik van bevoegdheid past terughoudendheid, gelet op het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360).
5.5.
Temeer in een bestuursrechtelijke context, die onder meer gekenmerkt wordt door een gemakkelijke toegang voor een belanghebbende tot een bezwaar- en beroepsprocedure en de mogelijkheid om als procesdeelnemer zonder procesvertegenwoordiging te procederen, moet terughoudend met het aannemen van misbruik van procesrecht worden omgegaan. Bedacht moet ook worden dat wanneer, zoals hier, een omgevingsvergunning is verleend, de aanvrager er te allen tijde rekening mee moet houden dat een belanghebbende gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot het instellen van bezwaar of beroep. Uitgangspunt is dat de uitkomst van dergelijke bestuursrechtelijke procedures dient te worden afgewacht en dat de gevolgen daarvan voor rekening en risico van de aanvrager komen.
5.6.
In dit kort geding is extra terughoudendheid geboden omdat de gevorderde voorziening er materieel toe strekt dat [gedaagden] voor altijd de mogelijkheid wordt ontnomen om de revisievergunning aan te vechten. Tegen deze achtergrond is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding alleen dan ruimte voor een dergelijke voorziening, indien onmiskenbaar is dat [gedaagden] met zijn bezwaar misbruik van bevoegdheid maakt.
5.7.
In zijn bezwaarschrift heeft [gedaagden] een viertal bezwaren tegen de verleende revisievergunning aangevoerd. Deze bezwaargronden betreffen, samengevat weergegeven, dat (i) de aanvraag voor de vergunning niet aan een Bibob toets is onderworpen, (ii) de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij een ontheffing heeft verleend voor wonen op de begane grond van het gebouw, (iii) het bouwplan van Beauvast niet is besproken met belanghebbenden en buurtbewoners en (iv) dat de tekeningen onvolledig zijn vanwege het ontbreken van een buitendeur bij woningen op de begane grond.
5.8.
De gemeente heeft in reactie op deze bezwaren van [gedaagden] in haar verweer in de bezwaarprocedure, samengevat weergegeven, aangevoerd dat (i) er wel degelijk een Bibob toets heeft plaatsgevonden voordat de vergunning is verleend, (ii) de ontheffing van het bestemmingsplan voor wonen op de begane grond voldoende gemotiveerd is, (iii) er geen verplichting tot buurtparticipatie bestond voorafgaand aan de vergunningsaanvraag en (iv) een extra tekening moet worden toegevoegd aan de bouwvergunning of de huidige tekening van de begane grond moet worden gewijzigd, om duidelijkheid te krijgen over de toegang tot bedoelde woningen.
5.9.
[gedaagden] is in het kader van dit kort geding niet of nauwelijks op deze weerlegging van zijn bezwaren ingegaan, hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter alleszins voor de hand had gelegen, indien [gedaagden] meent gegronde bezwaren tegen het besluit tot verlening van de revisievergunning te hebben. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter er voorshands dan ook allerminst van overtuigd dat de in het bezwaarschrift van [gedaagden] genoemde bezwaren kans van slagen zullen hebben. De revisievergunning voorziet in de kern slechts in een inpandige verplaatsing van enkele appartementen, van het souterrain naar de begane grond. [gedaagden] heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat door deze (geringe) wijziging van het bouwplan zijn belangen op rechtens relevante wijze worden geraakt. Desgevraagd heeft [gedaagden] ter zitting ook niet kunnen uitleggen in hoeverre de woon- en leefomgeving in de buurt nadelig wordt beïnvloed door voornoemde inpandige wijziging, waarbij ook dient te worden bedacht dat [gedaagden] zelf niet in de buurt van het gebouw maar in [woonplaats] woonachtig is. Ook over (eventuele) financiële schade als gevolg van het verlenen van de revisievergunning aan Beauvast heeft [gedaagden] niets gesteld.
5.10.
Bij deze stand van zaken kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter bepaald niet worden uitgesloten dat de thans kenbare bezwaren van [gedaagden] in de bezwaarprocedure ongegrond zullen worden verklaard. Dit is echter onvoldoende om op dit moment te kunnen oordelen dat
onmiskenbaarsprake is van misbruik door [gedaagden] van zijn bevoegdheid tot het maken/handhaven van bezwaar. Voorshands is onvoldoende komen vast te staan dat [gedaagden] zijn bezwaar slechts heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij van tevoren duidelijk de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze evident geen kans van slagen zouden hebben. Weliswaar geeft [naam 2] in zijn overgelegde schriftelijke verklaring aan dat [gedaagden] tegenover hem heeft erkend dat hij het bezwaar alleen maar heeft ingediend om (de bestuurder van) Beauvast dwars te zitten, maar zijn verklaring is op dit punt door [gedaagden] uitdrukkelijk betwist, waardoor in zoverre niet vooruit kan worden gelopen op de uitkomst van een bodemprocedure.
5.11.
Op grond van het vorenstaande kan in dit kort geding niet worden geconcludeerd dat het bezwaar van [gedaagden] zodanig evident ongegrond is, dat het verantwoord is om hem thans te gebieden zijn bezwaar in te trekken, in aanmerking genomen het zeer verstrekkende en definitieve karakter van een dergelijke voorziening en de omstandigheid dat de bezwaarprocedure tegen de aan Beauvast verleende revisievergunning zich nog in het allereerste stadium bevindt.
Onrechtmatige daad
5.12.
Beauvast heeft voorts gesteld dat het misbruik door [gedaagden] van zijn bevoegdheid om bezwaar te maken tegen de revisievergunning een onrechtmatige daad van [gedaagden] oplevert, die eveneens noopt tot intrekking van het onderhavige bezwaarschrift. Nu naar voorlopig oordeel van misbruik van bevoegdheid geen sprake is, faalt daarmee ook deze grondslag van de vordering.
Conclusie
5.13.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van Beauvast worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
Nu Beauvast ongelijk krijgt, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld als volgt:
- vast recht € 304,00
- salaris advocaat € 980,00
-------------
€ 1.284,00
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. wijst de vordering van Beauvast af;
2. veroordeelt Beauvast in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 1.284,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020.
614 / mp