ECLI:NL:RBNNE:2020:1828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
7972903 CV EXPL 19-7975
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over huurgeschil en AVG-kwesties tussen huurder en woningcorporatie

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. Arts, een geschil aanhangig gemaakt tegen de stichting Nijestee, vertegenwoordigd door mr. C.E. van der Wijk. De zaak betreft een huurgeschil waarbij eiseres vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot huurpenningen en huurvermindering, alsook een verbod op de verspreiding van haar persoonsgegevens door Nijestee. De procedure is voortgekomen uit eerdere vonnissen waarbij eiseres is veroordeeld tot ontruiming van haar woning en tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding aan Nijestee.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseres, die betrekking hebben op huurpenningen en huurvermindering, in strijd zijn met het ne bis in idem-beginsel, aangezien deze kwesties eerder zijn behandeld in een vonnis van 3 september 2019. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres in een nieuwe procedure niet opnieuw dezelfde vorderingen kan indienen. Dit beginsel, ontleend aan het strafrecht, geldt ook in het civiele recht en voorkomt dat eenzelfde geschil opnieuw aan de rechter wordt voorgelegd.

Daarnaast heeft eiseres een verbod gevorderd op de verspreiding van haar persoonsgegevens door Nijestee, die deze gegevens in een andere procedure had gebruikt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het zonder toestemming van eiseres verspreiden van haar persoonsgegevens in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en heeft deze vordering toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 21 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 7972903 \ CV EXPL 19-7975
vonnis van de kantonrechter d.d. 21 april 2020
inzake
[eiser],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.J. Arts,
tegen
De stichting
STICHTING NIJESTEE,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Groningen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.E. van der Wijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en Nijestee worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Motivering

2.1.
De feiten
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.1.
[eiser] heeft op 26 oktober 2009 een huurovereenkomst gesloten met Nijestee met betrekking tot de zelfstandige woning aan de [adres]. Op deze huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van 10 april 2007 van Nijestee.
2.1.2.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 23 juni 2017 is [eiser] veroordeeld om haar woning te ontruimen en ter vrije beschikking te stellen van Nijestee gedurende de periode dat Nijestee aan de woning de geplande werkzaamheden verricht en de woning gedurende de uitvoering van de geplande werkzaamheden niet te betreden.
2.1.3.
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 3 september 2019 is de huurovereenkomst tussen [eiser] en Nijestee met betrekking tot de woning aan de [adres] ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming ervan. Voorts is [eiser] veroordeeld om aan Nijestee te betalen een bedrag van € 2.136,15, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
13 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening. [eiser] is bovendien veroordeeld in de proceskosten alsmede is zij veroordeeld om schadevergoeding aan Nijestee te betalen ten bedrage van € 1.820,90 eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening.
2.1.4.
[eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 september 2019.
De vorderingen van [eiser]
2.2.
De vorderingen van [eiser] luiden als volgt:
2.2.1.
Dat het de rechtbank Noord-Nederland, kamer voor kantonzaken, locatie Groningen moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaren dat [eiser] over de maanden januari, februari en maart 2018 geen huurpenningen verschuldigd is aan Nijestee;
II voor recht te verklaren dat [eiser] gerechtigd is huurvermindering toe te passen over de maanden oktober en november 2018;
III te bepalen dat Nijestee aan [eiser] ex artikel 7:220 lid 1 en 2 BW een schadevergoeding dient te betalen ter grootte van haar totale vordering op [eiser] dan wel door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen;
IV Nijestee te verbieden de persoonsgegevens van [eiser] in de door de rechtbank (met betrekking tot haar persoon) te wijzen vonnissen te verspreiden aan derden, zoals medehuurders, de selectiecommissie Groninger woningcorporaties en WoningNet;
V Nijestee te veroordelen in de kosten van de procedure waaronder tevens wordt verstaan de na- en betekeningskosten.
2.2.2.
Nijestee heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot niet- ontvankelijkverklaring van [eiser] dan wel tot afwijzing van haar vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, een en ander, voor zover mogelijk, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
2.2.3.
De kantonrechter zal hierna, voor zover van belang, op de stellingen van partijen nader ingegaan.
De beoordeling
2.3.
Beroep op huurvermindering c.q. verrekening
De vorderingen onder I tot en met III die [eiser] in de onderhavige procedure heeft ingesteld zijn onderwerp van het geschil geweest in een door Nijestee aanhangig gemaakte procedure tegen [eiser], welke procedure is geëindigd in het vonnis van de kantonrechter van 3 september 2019. Het door [eiser] tegen dit vonnis opgeworpen executiegeschil is verworpen bij vonnis van 30 september 2019.
2.3.1.
Nijestee heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat [eiser] indien zij het niet eens is met de uitspraak van 3 september 2019 zij hiertegen hoger beroep kan instellen. Maar het is niet mogelijk om in een nieuwe procedure in eerste aanleg dezelfde kwestie nogmaals aan de kantonrechter voor te leggen.
2.3.2.
Dienaangaande overweegt de kantonrechter dat het aan het strafrecht ontleende ‘ne bis in idem’-beginsel in het civiele recht een belemmering vormt om -anders dan via het instellen van een rechtsmiddel (hoger beroep)- tegenover dezelfde wederpartij een andersluidend oordeel te verkrijgen over een vordering van (nagenoeg) gelijke inhoud en strekking als een eerdere vordering waarover reeds door een rechter van gelijke rang is beslist. Indien een vordering in strijd met dit beginsel van een goede procesorde wordt ingesteld, dient zij te worden afgewezen.
2.3.3.
Evident en ook niet in geschil is dat de grondslag en de strekking van de vorderingen I tot en met III van [eiser] in deze procedure identiek zijn aan die van de tegen haar eerder ingestelde vorderingen van Nijestee, waarop bij vonnis van 3 september 2019 is beslist. De onderhavige vorderingen I tot en met III zijn dan ook in strijd met voormeld beginsel ingesteld en zullen daarom worden afgewezen.
2.4.
Verbod op verspreiding van persoonsgegevens
2.4.1.
Tussen partijen is in de onderhavige procedure komen vast te staan dat Nijestee het niet-geanonimiseerde ontruimingsvonnis van de kantonrechter te Groningen van
23 juni 2017 heeft overgelegd in een procedure tegen een andere huurder van een woning aan de [plaats 1] (een woning in dezelfde buurt als de [adres]). De huurder van de woning aan de [plaats 1] weigerde eveneens medewerking aan de uitvoering van planmatig onderhoud. Ook is door Nijestee een tegen de overleden vader van [eiser] gewezen vonnis niet-geanonimiseerd in de procedure tegen de huurder van een woning aan de Zaagmuldersweg in het geding gebracht. Volgens Nijestee was het tegen [eiser] gewezen ontruimingsvonnis relevant. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat Nijestee daarmee onrechtmatig jegens haar (en jegens haar overleden vader) heeft gehandeld door privégegevens aan derden kenbaar te maken. [eiser] heeft daarom een verbod gevorderd om haar persoonsgegevens vervat in een door de kantonrechter te wijzen vonnis aan derden te verstrekken.
2.4.2.
Nijestee heeft naar voren gebracht dat een uitspraak van een rechter openbaar is, tenzij in de wet een uitzondering is opgenomen. Nijestee had een redelijke grond om het tegen [eiser] gewezen vonnis in een andere procedure te gebruiken. De privégegevens van [eiser] zijn door haarzelf naar voren gebracht in een openbare procedure waarna deze zijn opgenomen in het vonnis. Overigens merkt Nijestee op dat zij de vonnissen niet meer in andere procedures zal gebruiken. Nijestee is voorts van mening dat gegevensverwerking is toegestaan indien aan de voorwaarden die daarvoor gelden, is voldaan, terwijl niet gebleken is dat zij niet aan deze voorwaarden voldoet.
2.4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. [eiser] heeft geklaagd over het openbaarmaken van een tegen haar overleden vader gewezen vonnis door Nijestee. Maar omdat [eiser] verzuimd heeft om toe te lichten waarom het verwerken van de persoonsgegevens van haar vader door Nijestee jegens haar onrechtmatig zou zijn, blijft haar klacht over de verwerking van deze gegevens bij het oordeel van de kantonrechter buiten beschouwing. Niet gebleken is immers dat [eiser] een belang heeft bij dit oordeel.
2.4.4.
Sinds 25 mei 2018 is Verordening (EU) 2016/679 van kracht. Deze verordening wordt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) genoemd. Onder persoonsgegevens worden in artikel 4 onder 1 van de AVG verstaan alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
2.4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het overleggen van een niet-geanonimiseerd vonnis in een andere procedure valt onder het begrip verwerken van persoonsgegevens van [eiser]. In het kortgedingvonnis van de kantonrechter van 23 juni 2017 staan immers haar naam en adres genoemd. Artikel 4 AVG noemt verspreiden als een wijze van verwerking. Artikel 6 van de AVG bepaalt dat verwerking van persoonsgegevens alleen is toegestaan indien aan een van de voorwaarden die in artikel 6 AVG worden genoemd is voldaan, bijvoorbeeld omdat betrokkene daarvoor toestemming heeft gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van Nijestee ligt om feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat de verwerking rechtmatig is. Hetgeen door Nijestee in dat verband naar voren is gebracht in de onderhavige procedure is ontoereikend. Het mag zo zijn dat de door [eiser] aan de kantonrechter ten behoeve van het verkrijgen van een rechterlijk oordeel verstrekte persoonsgegevens zijn neergelegd in een in het openbaar uitgesproken vonnis. Maar hieruit mag niet de toestemming van [eiser] worden afgeleid voor verdere verspreiding van haar persoonsgegevens. Mede om deze reden worden vonnissen gewezen tegen natuurlijke personen altijd in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op rechtspraak.nl.
2.4.6.
Het zonder haar toestemming van [eiser] of zonder andere geldige reden verspreiden van haar persoonsgegevens door Nijestee is daarmee in strijd met de AVG en jegens [eiser] onrechtmatig. De onder IV ingestelde vordering van [eiser] kan worden toegewezen. Zonder toelichting die niet is gegeven valt immers ook niet in te zien waarom het verbod te ruim zou zijn geformuleerd.
2.5.
Proceskosten
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verbiedt Nijestee om de persoonsgegevens van [eiser] in door de rechtbank (met betrekking tot haar persoon) te wijzen vonnissen te verspreiden aan derden, zoals medehuurders, de selectiecommissie Groninger woningcorporaties en WoningNet,
3.2.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 564